vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Parketnummer: 01/825261-11
Datum uitspraak: 25 april 2012
Verkort vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] [[geboorteland]] op [1967],
wonende te [woonplaats], [adres].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 11 april 2012.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 14 maart 2012. Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1. hij op of omstreeks 06 mei 2011 te [slachtoffer] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] (zijn, verdachtes, echtgenote) van het leven te beroven, met dat opzet
- (met kracht) die [slachtoffer] heeft vastgepakt/heeft vastgehouden bij de keel en/of
- (daarbij) de keel heeft dichtgeknepen/dichtgeknepen gehouden (waardoor die [slachtoffer] geen adem kon halen),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art. 45 juncto 287 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 06 mei 2011 te [slachtoffer] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
- (met kracht) die [slachtoffer] heeft vastgepakt/heeft vastgehouden bij de keel en/of
- (daarbij) de keel heeft dichtgeknepen/dichtgeknepen gehouden (waardoor die [slachtoffer] geen adem kon halen),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art. 45 juncto 302 Wetboek van Strafrecht
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 06 mei 2011 te [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte toen daar opzettelijk dreigend de keel van die [slachtoffer] vastgegrepen en/of dichtgedrukt en/of (vervolgens) dichtgedrukt gehouden;
artikel 285 Wetboek van Strafrecht
2. hij op of omstreeks 06 mei 2011 te [slachtoffer] opzettelijk mishandelend zijn echtgenoot, althans een persoon, te weten [slachtoffer],
- (met kracht) meermalen, althans eenmaal, (met een tot vuist gebalde) hand tegen het gezicht, althans het lichaam, heeft geslagen/gestompt en/of
- (met kracht) meermalen, althans eenmaal, aan de haren heeft getrokken, althans bij de haren heeft vastgepakt en/of
- heeft vastgepakt en/of (vervolgens) meegesleurd, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art. 300 juncto 304 Wetboek van Strafrecht
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Vrijspraak.
Evenals de officier van justitie en de raadsman van verdachte acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder 1 primair en onder 1 subsidiair is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
De bewezenverklaring.
De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen
ten aanzien van het onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde feit
dat verdachte op 06 mei 2011 te [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte toen daar opzettelijk dreigend de keel van die [slachtoffer] vastgegrepen en/of dichtgedrukt en/of vervolgens dichtgedrukt gehouden;
ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit
dat verdachte op 06 mei 2011 te [slachtoffer] opzettelijk mishandelend zijn echtgenote, te weten [slachtoffer],
- tegen het gezicht heeft geslagen en
- met kracht aan de haren heeft getrokken en
- heeft vastgepakt en vervolgens meegesleurd, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben. Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten. Het onder 1 meer subsidiair bewezen verklaarde is voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 285 eerste lid van het Wetboek van Strafrecht. Het onder 2 bewezen verklaarde is voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 300 eerste lid juncto artikel 304 aanhef en onder 1o van het Wetboek van Strafrecht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
ten aanzien van feit 1 primair en feit 1 subsidiair:
* Vrijspraak.
ten aanzien van feit 1 meer subsidiair en feit 2:
* een gevangenisstraf van 103 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar onder de bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen zoals hem die door of namens de reclassering zullen worden gegeven, ook indien zulks zou inhouden dat verdachte zich ambulant laat behandelen, zoals geadviseerd door de reclassering in het rapport d.d. 2 augustus 2011 en zoals nader toegelicht ter terechtzitting door mevrouw [medewerkster reclassering], medewerkster van de reclassering.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het oordeel van de rechtbank.
Algemeen
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
In het nadeel van verdachte
Door zijn handelen heeft verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van zijn echtgenote en heeft hij op geen enkele wijze rekening gehouden met de voor haar mogelijk nadelige gevolgen. Het gevoel van veiligheid dat zijn echtgenote en de kinderen van haar en verdachte hadden behoren te hebben zowel in de echtelijke woning als in de aanwezigheid van verdachte, heeft verdachte in ernstige mate aangetast. Het handelen van verdachte heeft een diepe, emotionele indruk op het slachtoffer gemaakt. Dit blijkt onder meer uit het feit dat het slachtoffer scheiding van tafel en bed heeft aangevraagd.
In het voordeel van verdachte
In het door GZ-psycholoog M. van Winkel over verdachte uitgebrachte rapport van 2 augustus 2011 adviseert de deskundige op de in dat rapport genoemde gronden verdachte ten tijde van het plegen van de tenlastegelegde feiten als licht verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen. De rechtbank zal daarmee bij de op te leggen straf rekening houden.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden. Met betrekking tot een deel van de op te leggen gevangenisstraf zal de rechtbank bepalen dat dit deel niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat verdachte zich voor het einde van de hierna vast te stellen proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, of ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden, dan wel de hierna te melden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd. De rechtbank wil met een en ander enerzijds de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten tot uitdrukking brengen en anderzijds door invloed uit te oefenen op het gedrag van de verdachte het door verdachte opnieuw plegen van een strafbaar feit tegengaan.
Alle feiten en omstandigheden tegen elkaar afwegend is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf in overeenstemming is met de ernst van het bewezen verklaarde, waarbij in voldoende mate rekening is gehouden met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De rechtbank zal deze eis dan ook volgen.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 57, 285, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.
Spreekt verdachte vrij van hetgeen hem onder feit 1 primair en subsidiair ten laste is gelegd.
Verklaart het onder feit 1 meer subsidiair en onder feit 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
ten aanzien van feit 1 meer subsidiair
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
ten aanzien van feit 2
Mishandeling en het feit begaan tegen zijn echtgenoot.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf.
* Een gevangenisstraf voor de duur van 103 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Bepaalt dat een gedeelte van deze straf, groot 90 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde voor het einde van een proeftijd van 2 jaren een of meer van de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit en
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich gedurende voornoemde proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen hem te geven door of namens de Reclassering Nederland, [Novadic-Kentron] Regio 's-Hertogenbosch, [adres], [woonplaats], zolang deze instelling zulks noodzakelijk acht, ook indien zulks inhoudt dat veroordeelde deelneemt aan gedragsinterventies, zoals hulpverlening vanuit de Stichting Shakti, een leefstijltraining alcoholgebruik, waarbij veroordeelde inzicht geeft in zijn alcoholgebruik en zijn alcoholgebruik onder controle houdt, ook als dit abstinentie van alcohol inhoudt en het meewerken aan urinecontroles, een training huiselijk geweld in de vorm van een ambulante behandeling bij de Forensische Polikliniek de Omslag van de GGzE en begeleiding naar arbeidstoedeling of naar een zinvolle dagbesteding door het Maatjesproject Vrij en Verder.
Verleent aan de Reclassering voornoemd de opdracht als bedoeld in artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. P.J. Appelhof, voorzitter,
mr. S. van Lokven en mr. M.J. Smit, leden,
in tegenwoordigheid van H.A. van Neerven, griffier,
en is uitgesproken op 25 april 2012.
Mr. Smit is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.