ECLI:NL:RBSHE:2012:BW4620

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
25 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/840628-11
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met tractor en fietser in Haaren

Op 25 april 2012 deed de Rechtbank 's-Hertogenbosch uitspraak in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een verkeersongeval op 28 februari 2011 te Haaren. De verdachte, als bestuurder van een tractor met aanhangwagen, had een fietser aangereden, wat leidde tot ernstig letsel bij de fietser. De tenlastelegging omvatte roekeloos rijgedrag en het niet voldoende afstand houden van de fietser. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. Tijdens de zitting werd de verdachte vrijgesproken van het primair ten laste gelegde, maar het subsidiair ten laste gelegde werd wel bewezen verklaard. De rechtbank concludeerde dat de verdachte door zijn handelen gevaar op de weg had veroorzaakt, maar niet roekeloos had gehandeld. De officier van justitie had een geldboete van € 750,- geëist, maar de rechtbank legde een lichtere straf op van € 300,-. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de impact van het ongeval op het slachtoffer. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer en is op tegenspraak gewezen na een onderzoek ter terechtzitting op 11 april 2012.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/840628-11
Datum uitspraak: 25 april 2012
Verkort vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1987],
wonende te [woonplaats], [adres].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 11 april 2012.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 7 maart 2012.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 11 april 2012 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 28 februari 2011 te Haaren als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (een tractor met (vierwielige) aanhangwagen), daarmede rijdende over de weg, de Holleneind, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
- harder te rijden dan was toegestaan en/of
- zijn motorrijtuig naar rechts te sturen/te bewegen en/of
- terwijl toen en aldaar (aan de rechterkant van de weg) een fietser reed en/of
- hij, verdachte, de fietser niet, althans onvoldoende en/of te laat, heeft gezien/opgemerkt en/of
- (daardoor) geen, althans onvoldoende, afstand tot de fietser heeft gehouden/bewaard en/of
- (vervolgens) met zijn motorrijtuig tegen de (achterkant) van de fiets is aangereden/gebotst,
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten schedel-hersenletsel en/of hoofdpijn en/of concentratieverlies en/of (verhoogde) prikkelbaarheid, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
art. 6 Wegenverkeerswet 1994
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 28 februari 2011 te Haaren, althans elders in Nederland, als bestuurder van een voertuig (een tractor met (vierwielige) aanhangwagen), daarmee rijdende op de weg, de Holleneind,
- zijn motorrijtuig naar rechts heeft gestuurd/heeft bewogen en/of
- terwijl toen en aldaar (aan de rechterkant van de weg) een fietser reed en/of
- hij, verdachte, de fietser niet, althans onvoldoende en/of te laat, heeft gezien/opgemerkt en/of
- (daardoor) geen, althans onvoldoende, afstand tot de fietser heeft gehouden/bewaard en/of
- (vervolgens) met zijn motorrijtuig tegen de (achterkant) van de fiets is aangereden/gebotst,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
art. 5 Wegenverkeerswet 1994
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De bewijsoverweging.
De officier van justitie heeft aangevoerd het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen te achten.
De raadsman heeft, op gronden in de pleitnota genoemd, aangevoerd dat verdachte van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank oordeelt als volgt. Uit de stukken en het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat verdachte op 28 februari 2011 met een tractor over de openbare weg, te weten de Holleneind te Haaren, reed. Verdachte zag drie fietsers uit tegengestelde richting aan komen fietsen. Deze fietsers fietsten naast elkaar. Toen verdachte de fietsers aan zag komen heeft hij zijn tractor naar rechts gestuurd. Op het moment dat hij naar rechts stuurde is hij tegen [slachtoffer], die zich op zijn fiets rechtsvoor / naast hem bevond aan gereden. Verdachte heeft verklaard [slachtoffer] niet te hebben gezien. Verdachte had [slachtoffer] echter wel moeten zien en uit de stukken is ook gebleken dat hij [slachtoffer] had kunnen zien.
De rechtbank is, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat op grond van de stukken niet kan worden aangetoond dat de eventuele snelheidsovertreding in causaal verband met het ongeval staat. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte één verkeersfout heeft gemaakt. De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich door het maken van deze enkele verkeersfout niet roekeloos dan wel zeer of aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend heeft gedragen. De rechtbank acht het primair ten laste gelegde dan ook niet wettig en overtuigend bewezen en zal verdachte hiervan vrijspreken.
De rechtbank acht wel bewezen dat verdachte door bovenomschreven handelen gevaar op de weg heeft veroorzaakt. De rechtbank acht het subsidiair ten laste gelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.
De bewezenverklaring.
De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
op 28 februari 2011 te Haaren, als bestuurder van een voertuig, een tractor met vierwielige aanhangwagen, daarmee rijdende op de weg, de Holleneind,
- zijn motorrijtuig naar rechts heeft gestuurd en
- terwijl toen en aldaar aan de rechterkant van de weg een fietser reed en
- hij, verdachte, de fietser niet heeft gezien en
- daardoor onvoldoende afstand tot de fietser heeft gehouden en
- vervolgens met zijn motorrijtuig tegen de achterkant van de fiets is aangereden,
door welke gedraging van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het feit.
Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie eist ten aanzien van het primair ten laste gelegde een geldboete van € 750,- subsidiair 15 dagen hechtenis en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte waaronder de draagkracht. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Verdachte heeft een verkeersfout gemaakt, waardoor een verkeersongeval heeft plaatsgevonden. Dit verkeersongeval heeft aanzienlijke impact op het leven van [slachtoffer] gehad, hetgeen ook blijkt uit de verklaring van [slachtoffer] ter terechtzitting.
De rechtbank houdt er anderzijds rekening mee dat verdachte zijn volledige medewerking aan het onderzoek naar zijn betrokkenheid bij het ongeval heeft verleend en dat verdachte niet eerder voor dergelijke feiten is veroordeeld.
De rechtbank acht een geldboete passend en geboden. De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank het subsidiair ten laste gelegde bewezen acht en de officier van justitie zijn eis op het primair ten laste gelegde heeft gebaseerd. De rechtbank is van oordeel dat met na te noemen geldboete kan worden volstaan en zal dan ook niet daarnaast - zoals geëist - een voorwaardelijke ontzegging van rijbevoegdheid aan verdachte opleggen.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 23, 24, 24c.
Wegenverkeerswet 1994 art. 5, 177.
DE UITSPRAAK
Verklaart niet bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de overtreding:
subsidiair
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf.
T.a.v. subsidiair:
Geldboete van EUR 300,00 subsidiair 6 dagen hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.W.H. Renneberg, voorzitter,
mr. H.H.E. Boomgaart en mr. A.M. de Koning, leden,
in tegenwoordigheid van mr. F. van Hulst, griffier,
en is uitgesproken op 25 april 2012.
Mr. A.M. de Koning is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.