RECHTBANK ’s-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
Zaaknummer : 241134 / FA RK 11-7187
Uitspraak : 27 april 2012
Beschikking betreffende bijstandsverhaal onderhoudsplicht in de zaak van
DE GEMEENTE MILL EN SINT HUBERT,
gevestigd te Mill,
gemachtigde M.C.H.W.G.P. van Asten,
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
advocaat mr. J.A.J.M.I. van Laake,
partijen, ook wel aan te duiden als respectievelijk de gemeente en de man.
De rechtbank heeft kennis genomen van:
- het verzoekschrift van de gemeente, ingekomen ter griffie op 27 december 2011;
- het verweerschrift van de man;
- de correspondentie, waaronder met name:
- een brief van de gemeente, gedateerd 22 februari 2012;
- een brief met bijlagen van mr. Van Laake, gedateerd 8 maart 2012.
De zaak is behandeld ter zitting van 2 april 2012. De man is verschenen met zijn advocaat. Namens de gemeente is verschenen mw. M.C.H.W.G.P. van Asten, gemachtigde.
De man is op [huwelijksdatum] te [gemeente] gehuwd met [naam vrouw]
(de vrouw). Bij beschikking van deze rechtbank van 28 mei 2004 is tussen de vrouw en de man de echtscheiding uitgesproken. De beschikking is op 25 juni 2004 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
Voorafgaand aan het huwelijk is op [geboortedatum] te [geboorteplaats] een kind geboren, genaamd [de minderjarige].
De gemeente verstrekt aan de vrouw een uitkering krachtens de Wet werk en bijstand (WWB), mede ten behoeve van [de minderjarige].
Het verzoek en het verweer daartegen
De gemeente zoekt verhaal op de man op de gronden en op de wijze zoals in het verzoekschrift vermeld.
De man heeft hiertegen verweer gevoerd, op de gronden zoals in het verweerschrift vermeld.
De gemachtigde van de gemeente heeft ter zitting het verzoek toegelicht. Namens de gemeente wordt verzocht om een bedrag van € 1.500,00. De gemeente wijst op de onderhoudsverplichting van de man met betrekking tot de vrouw en de minderjarige en stelt dat zij niet gebonden is aan de tussen de man en de vrouw gemaakte afspraken omtrent de duur van de onderhoudsverplichtingen. De gemachtigde van de gemeente legt voorts ter zitting aan de rechtbank de (principiële) vraag voor of de zogenoemde huishoudtoets kan worden toegepast in het geval van de onderhoudsplichtige en, nu de man op het adres van zijn ouders staat ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie, de inkomens van zijn ouders derhalve kunnen worden betrokken bij de beantwoording van de vraag of de man een bijdrage kan voldoen.
De man stelt primair dat de gemeente niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar verzoek. Voorts stelt de man dat hij destijds met de vrouw is overeengekomen dat de duur van de partneralimentatie beperkt zou worden tot twee jaar. De reden daarvoor was de korte duur van het huwelijk en de omstandigheid dat het huwelijk door de vrouw slechts is aangegaan om huurder te kunnen worden van de toenmalige echtelijke woning. Volgens de man heeft hij geen draagkracht om een bijdrage te voldoen en is de door de gemeente gestelde huishoudtoets niet van toepassing.
De rechtbank overweegt als volgt.
Met betrekking tot de primaire stelling van de man dat de gemeente niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar verzoek, overweegt de rechtbank dat blijkens het overgelegde mandaatbesluit van 1 december 2009 het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Cuijk namens de gemeente Cuijk, gemeente Grave en de gemeente Mill en Sint Hubert met ingang van 1 januari 2010 de uitvoeringsbevoegdheden op grond van de WWB uitoefent. Dat laat evenwel onverlet dat de gemeente Mill en St. Hubert haar bevoegdheden voortvloeiend uit de WWB kan (doen) uitoefenen. De gemeente is derhalve ontvankelijk in haar verzoek. De rechtbank overweegt daarbij ten overvloede dat het daarbij wel wenselijk moet worden geacht dat de betreffende gemeente haar verzoeken ook op haar eigen briefpapier vermeldt en dat de betreffende gemeente de - mogelijke - verhaalsplichtige hiervan in kennis stelt om iedere verwarring te voorkomen.
Uit de overgelegde doorlopende machtiging van 12 augustus 2011 blijkt voorts dat
mw. M.C.H.W.G.P. van Asten is gemachtigd om voornoemde gemeenten te vertegenwoordigen op onder meer het terrein van de WWB. Gelet op het vorenstaande is naar het oordeel van de rechtbank voldoende komen vast te staan dat mw. Van Asten bevoegd is tot het indienen van onderhavig verzoek.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de gemeente voorts op goede gronden gesteld dat zij bij de uitvoering van haar bevoegdheden op grond van de WWB niet gebonden is aan de tussen de man en de vrouw gemaakte afspraken met betrekking tot de duur van de partneralimentatie, welke afspraken door de gemeente niet als zodanig worden betwist, nu sprake is van een wettelijke onderhoudsverplichting van de man.
De rechtbank overweegt voorts dat tussen partijen niet langer in geschil is dat de man thans niet over enige draagkracht beschikt om een bijdrage te kunnen voldoen. De rechtbank zal hierna ingaan op de door de gemeente ter zitting gestelde (principiële) vraag of, nu de man op het adres van zijn ouders staat ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie, de inkomens van zijn ouders kunnen worden betrokken bij het vaststellen van zijn draagkracht op grond van de huishoudtoets.
Met ingang van 1 januari 2012 is de WWB op een aantal punten gewijzigd. Een van de wijzigingen die in de WWB is doorgevoerd betreft de invoering van de zogenoemde huishoudtoets. De huishoudtoets houdt verband met de invoering van de gezinsbijstand. Met ingang van 1 januari 2012 omvat het begrip gezin in de WWB niet alleen de vader, moeder en kinderen tot 18 jaar, maar ook meerderjarige kinderen die nog thuis wonen en andere inwonende familieleden horen onder het begrip gezin. Een gezin dient de bijstand gezamenlijk aan te vragen, waarbij rekening wordt gehouden met alle inkomsten, uitzonderingen daargelaten, van de gezinsleden (de zogenoemde huishoudtoets).
De vraag of deze begrippen analoog dienen te worden toegepast op een onderhoudsplichtige bij wie op grond van artikel 62 WWB de bijdrage wordt verhaald dient naar het oordeel van de rechtbank ontkennend te worden beantwoord. Uit de huidige wettekst van de WWB en de memorie van de toelichting bij de wetswijziging van 1 januari 2012 blijkt dat de uitbreiding van het begrip gezin en de invoering van de huishoudtoets enkel zien op het recht op bijstand. De invoering van deze huishoudtoets is immers ook niet doorgevoerd bij de in de WWB opgenomen artikelen met betrekking tot het verhalen van de bijdrage op de onderhoudsplichtige. Nu ook de parlementaire geschiedenis geen grondslag biedt voor een analoge toepassing van de huishoudtoets bij de verhaalsbepalingen, zal de rechtbank het beroep van de gemeente op deze huishoudtoets verwerpen. Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank het verzoek van de gemeente afwijzen.
Proceskosten
In hetgeen door de man is aangevoerd, ziet de rechtbank geen aanleiding om de gemeente te veroordelen in de proceskosten. De proceskosten zullen worden gecompenseerd als na te melden.
wijst het verzoek van de gemeente af;
compenseert de proceskosten aldus, dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. P.P.M. van Reijsen, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 27 april 2012 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze beschikking kan -uitsluitend door tussenkomst van een advocaat- hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch
a. door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak
b. door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.