ECLI:NL:RBSHE:2012:BW4214

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
27 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/825355-11
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot moord, bedreiging, diefstal en poging tot woninginbraak

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 27 april 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere ernstige misdrijven, waaronder poging tot moord, bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, diefstal van een snorfiets en twee fietsen, en poging tot woninginbraak. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 3 juni 2011 in Eindhoven, samen met een medeverdachte, een steekpartij heeft gepleegd waarbij het slachtoffer, [slachtoffer1], in de rug werd gestoken. De rechtbank achtte het wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte met voorbedachten rade handelde, wat resulteerde in een poging tot moord. Daarnaast werd de verdachte ook schuldig bevonden aan bedreiging van meerdere personen met geweld en aan de diefstal van een snorfiets en twee fietsen in februari 2010. De rechtbank legde een gevangenisstraf van vier jaar op, met de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden, waarbij de verdachte zich moet houden aan de aanwijzingen van de reclassering en zich moet laten behandelen voor zijn psychische problemen. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de impact op de slachtoffers en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor geweldsdelicten. De vordering van de benadeelde partij werd toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot schadevergoeding aan het slachtoffer.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummers: 01/825355-11, 01/ 145709-11 en 01/178309-11 (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 27 april 2012
Vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1986],
wonende te 5653 AZ Eindhoven, [adres],
thans gedetineerd te: P.I. HvB Grave (Unit A + B).
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 7 oktober 2011, 22 december 2011, 9 maart 2012 en 13 april 2012.
Op 22 december 2011 heeft de rechtbank de tegen verdachte, onder de hiervoor genoemde parketnummers, aanhangig gemaakte zaken gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 15 september 2011 (01/825355-11), bij dagvaarding van 7 december 2011 (01/145709-11) en bij dagvaarding van 6 december 2011 (01/178309-11).
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Ten aanzien van parketnummer 01/825355-11
1.
hij op of omstreeks 03 juni 2011 te Eindhoven tezamen en in vereniging met
een ander, ter uitvoering van het door verdachte en/of diens medeverdachte
voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer1] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te
brengen, verdachte en/of diens medeverdachte met dat opzet en na kalm beraad
en rustig overleg, met een mes, althans een scherp voorwerp in de rug van
voornoemde [slachtoffer1] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 03 juni 2011 te Eindhoven met een ander, op of aan de
openbare weg,de Jan van Hooffstraat en/of de Rechtestraat, in elk geval op of
aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen
[slachtoffer1], welk geweld bestond uit het duwen tegen/van [slachtoffer1] en/of (met kracht) vastpakken en/of omklemmen van de nek van
voornoemde [slachtoffer1] en/of het met een mes, althans een scherp voorwerp,
steken in de rug van die [slachtoffer1], en welk door hem gepleegd geweld enig
lichamelijk letsel (een steekwond in de onderrug) voor die [slachtoffer1] ten
gevolge heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 03 juni 2011 te Eindhoven, tezamen en in vereniging met een
ander, [slachtoffer1] en/of [slachtoffer2] en/of [slachtoffer4] en/of
[slachtoffer3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven
gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of
zijn mededader opzettelijk dreigend voornoemde [slachtoffer1] en/of [slachtoffer2]
en/of [slachtoffer4] en/of [slachtoffer3] achtervolgd en/of daarbij/vervolgens een of
meerdere mes(sen) ter hand genomen en/of herhaaldelijk in- en uitgeklapt en/of
getoond aan voornoemde [slachtoffer1] en/of [slachtoffer2] en/of [slachtoffer4] en/of [slachtoffer3] en/of zwaaiende bewegingen met een of meerdere mes(sen) gemaakt
en/of daarbij deze [slachtoffer1] en/of [slachtoffer2] en/of [slachtoffer4] en/of [slachtoffer3] opzettelijk dreigend de woorden toegevoegd: "Ik heb veel familie in
Eindhoven, die jullie kapot kunnen maken" en/of "ik stamp je kankerdood" en/of
"ik steek je kapot" en/of "ik steek je neer" en/of "ik maak je kapot", althans
woorden van gelijke bedreigende aard en/of strekking;
ten aanzien van parketnummer 01/145709-11
1.
hij op of omstreeks 15 februari 2010 te Eindhoven tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening heeft weggenomen een snorfiets, in elk geval enig goed, geheel of
ten dele toebehorende aan [slachtoffer5], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
Ten aanzien van parketnummer 01/178309-11
1.
hij op of omstreeks 21 februari 2010 te Eindhoven ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
in/uit een woning, gelegen op/aan de [adres], weg te nemen enig
goed(eren)/geld, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en
zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen en/of die/dat weg te
nemen goed(eren)/geld onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak
en/of verbreking, met voormeld oogmerk zich naar die woning heeft/hebben
begeven en/of een slot van de poort behorende bij die woning heeft/hebben
open gebroken/vernield/verwijderd en/of doende is/zijn geweest / heeft/hebben
getracht een raam horende bij die woning te forceren/verbreken, terwijl de
uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 21 februari 2010 te Eindhoven tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening in / uit een schuur en/of tuin, gelegen op/aan de Jericholaan,
heeft weggenomen twee fietsen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer6], in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn
mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben
verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaardingen geldig zijn. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Bewijs
Het standpunt van de officier van justitie.
Parketnummer 01/825355-11
De officier van justitie acht poging tot moord (feit 1 primair) wettig en overtuigend bewezen.
Voorts acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen het onder 2 tenlastegelegde feit.
Parketnummer 01/145709-11
De officier van justitie acht dit feit wettig en overtuigend bewezen.
Parketnummer 01/178309-11
De officier van justitie acht feit 1 en feit 2, met uitzondering van het element van braak, wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
Parketnummer 01/825355-11
Zijdens de verdediging wordt vrijspraak bepleit ten aanzien van het onder 1 primair tenlastegelegde feit omdat de opzet, ook in voorwaardelijke zin, tot de dood van het slachtoffer of het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan het slachtoffer niet kan worden bewezen, omdat verdachte niet meer weet wat hij gedaan heeft en de meeste getuigen niets hebben gezien. Het subsidiair tenlastegelegde feit, de bedreiging, kan worden bewezen.
Het onder parketnummer 01/145709-11 ten lastegelegde feit kan worden bewezen.
De ten lastegelegde feiten bekend onder parketnummer 01/178309-11 kunnen eveneens worden bewezen met dien verstande dat het element van braak (ten aanzien van feit 2) niet kan worden bewezen.
Het oordeel van de rechtbank.
In de zaak met parketnummer 01/825355-11
Vaststaande feiten
Op vrijdag 3 juni 2011 om 23.51 uur komt bij de regionale meldkamer van de Regiopolitie Brabant Zuid-Oost telefonisch de melding binnen dat een steekpartij heeft plaatsgevonden in de Rechtestraat te Eindhoven. Twee verdachten zouden via de Jan van Hooffstraat naar de Markt zijn weggerend.1
Op 4 juni 2011 omstreeks 00.05 uur horen twee verbalisanten van een nog onbekende jongen dat zijn vriend in een roze T-shirt met een mes in zijn rug is gestoken. Het slachtoffer wordt aangetroffen op een stenen bankje in de Rechtestraat met bloed op diens kleren en handen. Ook op en om het bankje liggen meerdere plassen bloed. 2
Het slachtoffer blijkt [slachtoffer1] (geboren [1994]) te zijn.3
Blijkens de medische verklaring van traumachirurg Van der Veen d.d. 17 juni 2011 is sprake van een steekwond van 2 cm diep in een spier in de rechter onderrug.[slachtoffer1] wordt in het Catharina ziekenhuis opgenomen ter observatie.4 Voorts verklaart traumachirurg Van der Veen:
Indien de steekwond dieper was geweest, was het lemmet van het mes waarschijnlijk in de buik terechtgekomen met kans op letsel van de inwendige organen. In ongeveer 40% van de gevallen is hierbij een operatie nodig om een bloeding van de inwendige organen te stelpen. Indien het insteken wat lager gebeurd zou zijn, zou dit dezelfde consequenties hebben, namelijk een kans op letsel van de inwendige organen van de buik. Indien de steekverwonding hoger zou zijn uitgevoerd zou er een kans zijn geweest op letsel van de inwendige organen van de borstholte, zijnde de long. Een ingeklapte long zou hiervan een gevolg kunnen zijn, waarvoor chirurgische therapie noodzakelijk zou zijn geworden. 5
Relevante verklaringen
[slachtoffer1] verklaart dat hij op 3 juni 2011 ’s avonds met een groep van 8 vrienden op stap is geweest in Eindhoven. Hij liep vrij achteraan, toen hij door 2 jongens werd aangesproken met woorden in de trant van “waarom keek je mijn nichtje aan”. Hij hoorde zijn vrienden zeggen dat hij de jongens moest negeren en liep met de rest van de jongens mee. Hij voelde dat de jongen nummer 2 (signalement overeenkomend met [medeverdachte1]) hem stevig bij zijn nek pakte met zijn nagels in zijn nekvel. Het voelde vervelend. Deze jongen zei op een doordringende manier “Waarom keek je mijn nichtje aan”. Vervolgens kon hij weer doorlopen en liep hij vrij achteraan mee vanuit de Rechtestraat de Jan van Hooffstraat in. Daar hoorde hij een licht rinkelend geluid achter zich en direct daarna voelde hij een prik in de onderrug. Hij voelde met zijn hand naar de plek waar hij de prik had gevoeld en zag dat die hand vol bloed zat. Hij zag dat de beide jongens die hem hadden aangesproken door liepen in de richting van de Markt. Hij geeft een signalement dat overeenkomt met verdachte [verdachte] en [medeverdachte1]. Hij herkent de personen op de foto’s op p. 86 en 87 van het eindproces-verbaal als de personen die hem hebben aangesproken. 6
[medeverdachte1] heeft onder meer verklaard dat hij ten tijde van het steekincident in de Rechtestraat samen was met iemand die hij kent als [verdachte] (verdachte [verdachte], rb)7; dat [verdachte] een jongen heeft aangesproken omdat die iets tegen zijn nichtje zou hebben gezegd; dat hij de jongen die later is gestoken heeft vastgepakt om hem tegen te houden en terug te duwen; dat ze vervolgens verder zijn gaan lopen; dat hij met [verdachte] dicht in de buurt liep van de jongen die gestoken werd. Hij, [medeverdachte1], pakte toen een vlindermes uit zijn jaszak. Hij heeft toen met het mes lopen vlinderen (steeds open en dichtklappen). Hij zag dat daarop verdachte [verdachte] reageerde en dat hij ook een mes pakte, een zogenaamde sneltrekker. Hij zag dat verdachte [verdachte] toen ze het straatje bij de Vodafone winkel waren ingelopen heel dicht bij die jongen liep en hij dacht zelfs dat de medeverdachte tegen de achterkant van die jongen was aangelopen. Direct daarna zag hij dat verdachte [verdachte] heel hard is gaan lopen en hoorde hij dat verdachte [verdachte] tegen hem riep: “kom op weg hier ik heb hem geprikt”. Voorts verklaart [medeverdachte1] dat verdachte [verdachte] hem het mes nog heeft laten zien en dat verdachte [verdachte] bloed van het mes heeft afgeveegd. Het lemmet had een lengte van ongeveer een pen, mogelijk iets kleiner. 8
De verdachte heeft verklaard -kort gezegd- dat hij zich niets van die avond kan herinneren; dat hij veel gedronken had en dat het wel zo zal zijn dat hij gestoken heeft als het op beeld staat en anderen dat zeggen. Ook heeft hij verklaard dat hij er spijt van heeft en dat hij het mes had van [persoon1], een maat van hem.9
Op 22 december 2011 verklaart verdachte ter terechtzitting dat hij zich herkent op de in het dossier opgenomen foto10. Hieruit blijkt volgens verdachte dat hij op 3 juni 2011 op de plaats van het misdrijf moet zijn geweest.11
Op 13 april 2012 verklaart verdachte ter terechtzitting dat hij blijkbaar die steekpartij heeft gedaan. Er zijn zoveel getuigen, dan zal hij het wel gedaan hebben.12
Getuige [slachtoffer2] verklaart onder andere:
“Ik ben een vriend van [slachtoffer1] (…) Vanaf het moment bij de kerk liepen er twee man mee met de groep. Beiden maakten opmerkingen, maar degene met de zwarte haren (man 1) zei iets over zijn nichtje. Ze hadden het puur op [slachtoffer1] gemunt (…) Ik hoorde vanaf de hoogte van ongeveer de Hooghuisstraat het geluid van messen. Ik hoorde klik klak. Ik keek om en zag beide mannen met een mes. Ze zeiden ook tegen elkaar: “Kom we steken ze neer.”13
[getuige1] verklaart dat zij op vrijdag 3 juni 2011 omstreeks 23.45 uur met twee vriendinnen door de Rechtestraat liep. Zij zag daar een groep van 8 tot 10 jongens staan die zeker jonger waren dan 20 jaar. Bij de groep stonden twee mannen die een stuk ouder waren. Ze hoorde dat een van de twee mannen iets bedreigends zei tegen één jongen uit de groep. Ze dacht gehoord te hebben “als je niet betaalt, steek ik je kapot”. Het stukje “steek ik je kapot, of maak ik je kapot” althans woorden van die strekking heeft ze zeker gehoord. Zij is met haar vriendinnen doorgelopen. Toen ze omkeek zag ze dat een van de jongere jongens haar aankeek en een gebaar maakte alsof hij geld aan het tellen was. De jongen keek bang uit zijn ogen. Ze geeft een signalement van de jongen die de dreigende woorden heeft gesproken dat onder andere qua leeftijd, kleding (shirt zonder mouwen) en haarkleur (donker haar) overeenkomt met het signalement van verdachte [verdachte].14
Voorts heeft [slachtoffer2] verklaard dat ze op enig moment, nog voordat gestoken is, stil hebben gestaan. Er is toen niet gesproken over geld door een van de verdachten. Hij heeft toen naar een meisje een handgebaar gemaakt dat ze moest bellen. Hij bedoelde dat ze de politie moest bellen. Er is al in de Rechtestraat door een van de daders gezegd “ik steek je neer”.
Tenslotte geeft hij aan zeker te weten dat ze allebei een mes in de hand hadden en dat ze met de messen zwaaiden. Hij verklaart dat de messen 25 tot 30 cm lang waren (de lengte van het lemmet en het handvat). Het betroffen inklapbare messen.15
[slachtoffer2] geeft tevens beschrijvingen van de daders die overeenkomen met het uiterlijk van verdachte en diens medeverdachte.16
[getuige2] verklaart dat hij op 3 juni 2011 na 23.30 uur met een groepje langs de kerk de Rechtestraat is ingelopen en dat hij door 2 mannen werd aangesproken met de mededeling dat hij hun nichtje had aangekeken. Hij geeft een signalement dat overeenkomt met het uiterlijk van verdachte en [medeverdachte1]. Vervolgens hadden ze het op [slachtoffer1] gemunt. Hij zag dat [slachtoffer1] werd aangesproken door -naar hij dacht- dader 1 (het door [getuige2] beschreven signalement komt overeen met het uiterlijk van verdachte [verdachte]) met de vraag waarom hij zijn nichtje aankeek. Beide mannen kwamen fel over. Getuige [getuige2] was bang dat er iets zou gebeuren. Het door hem beschreven signalement van dader 2 komt overeen met het uiterlijk van [medeverdachte1]. Deze liep er eigenlijk maar een beetje bij, aldus [getuige2].
Volgens deze getuige liepen ook [slachtoffer4] en [slachtoffer2] vlakbij [slachtoffer1].17
[getuige3] verklaart dat ze op 3 juni 2011 met z’n allen van het Stratumseind in de richting van het busstation liepen. Ze vertrokken na 23.30 uur en moesten de bus van 24.00 uur halen. Hij liep ongeveer 4 tot 5 meter voor [slachtoffer2] en [slachtoffer1]. Hij zag dat [slachtoffer1] werd geduwd en dat er twee mannen bij [slachtoffer1] stonden. Hij liep naar [slachtoffer1] en hoorde dat een van de twee mannen tegen [slachtoffer1] zei: “Je hebt naar mijn nichtje gekeken”. De getuige werd toen door de iets forsere man met achterover gekamd haar (signalement overeenkomend met dat van [medeverdachte1]) aan de kant geduwd met de woorden: “doorlopen, je hebt er niets mee te maken”. (…) Vervolgens, nadat ze verder waren gelopen, zag hij [slachtoffer1] teruglopen de Rechtestraat in en hoorde hij [slachtoffer1] zeggen: “Ik ben gestoken”.18
[getuige4] heeft verklaard dat hij op 3 juni 2011 met een groep vrienden op weg was van het Stratumseind naar het busstation om de bus van 24.00 uur te halen. Hij hoorde dat [getuige2] door 2 mannen werd aangesproken. Hij hoorde ze zeggen “wat keek je naar mijn nichtje”. In zijn beleving is [slachtoffer1] in de Rechtestraat ook nog door een van de twee mannen geduwd. Net voordat hij bij de Markt was zag hij dat de 2 mannen hem rennend en lachend voorbij kwamen gelopen. Hij hoorde dat [getuige3] riep “[slachtoffer1] is gestoken” en hij zag dat [slachtoffer1] flink uit zijn onderrug bloedde.19
[slachtoffer4] is bij de politie als getuige gehoord. Hij verklaart bij de politie onder meer dat zij op 3 juni 2011 met een groep omstreeks 23.35 uur naar huis gingen en vanaf het Stratumseind in de richting van het station liepen. In het begin van de Rechtestraat liep hij samen met [getuige2] ([getuige2], rb) en ongeveer 3 tot 4 meter achter [slachtoffer1] ([slachtoffer1], rechtbank). Hij hoorde dat [getuige2] werd aangesproken door een blonde man. Deze man was samen met een donkerharige man. Hij hoorde de blonde man tegen [getuige2] zeggen: “wie is die jongen met dat roze shirt”. Hij hoorde ongeveer een halve minuut later dat de man met de zwarte haren tegen [slachtoffer1] zei: Hoezo kijk jij naar mijn nichtje”. (…) Toen hoorde hij [getuige3], rechtbank) zeggen: “Kom op, we gaan weg”. Hij zag dat [getuige3] probeerde [slachtoffer1] mee te trekken, want de jongen met het zwarte haar hield [slachtoffer1] vast. Hij zag dat [getuige3] toen bij zijn keel werd gepakt door de jongen met het blonde haar. Hij hoorde dat de jongen met het blonde haar tegen [getuige3] zei dat hij weg moest gaan, anders sloeg hij hem kapot. Toen de groep wegliep, lieten ze [slachtoffer1] los. [slachtoffer4] liep ongeveer twee meter achter [slachtoffer1]. De twee mannen liepen kort bij hen, aldus [slachtoffer4]. Hij zag dat de mannen zich overdreven breed maakten en hoorde dat de man met het zwarte haar zei “Ik heb familie hier in Eindhoven die jullie kapot kunnen maken en ook vrienden” of soortgelijke woorden. Hij zag dat beide mannen in hun rechterhand een voorwerp hadden. Dat was ongeveer 2 meter van de hoek met de Jan van Hooffstraat. Hij hoorde meteen een ijzer op ijzer geluid. Hij zag dat de beide voorwerpen een ijzerkleur hadden. Hij zag dat de man met de zwarte haren zijn pas versnelde. Hij zag dat de man met de zwarte haren zijn linkerhand op [slachtoffer1] zijn linker schouder/nek legde en dat deze man met zijn rechterhand, gevuld met een voorwerp, dit voorwerp ter hoogte van de rechterzij van [slachtoffer1] drukte. Hij zag dat de man met de blonde haren (signalement [medeverdachte1], rechtbank) rechts naast [slachtoffer1] liep. Vervolgens zag hij dat beide mannen wegrenden. Hij zag dat de man met de zwarte haren omkeek en in de richting van hem en zijn vrienden lachte. Hij zag dat [slachtoffer1] zich omdraaide en hij hoorde hem zeggen “ik ben gestoken”. Hij geeft een signalement dat overeenkomt met het uiterlijk van verdachte en [medeverdachte1].20
Getuige [slachtoffer3] heeft verklaard dat hij en zijn vrienden op 3 juni 2011 omstreeks 23.55 uur de bus wilden halen. Toen ze langs de kerk een winkelstraat inliepen zag en hoorde hij 2 mannen. Een van de mannen had zwarte stekelharen en een tatoeage. Deze beweerde dat [slachtoffer1] naar zijn nichtje had gekeken. De andere man zei ook dat [slachtoffer1] naar zijn nichtje had gekeken. Dat vond [slachtoffer3] vreemd omdat het geen broers leken. Beide mannen begonnen te schelden en te dreigen. Dader 1 (de man met het zwarte haar en de tatoeage) had meer het woord dan dader 2. Zij (de groep jongens, rechtbank) zijn toen door gaan lopen. Dader 1 was nog steeds aan het schelden. Hij zei ik steek je kanker dood en was nog steeds over dat nichtje bezig. [slachtoffer3] zag dat dader 1 in de schouder van [slachtoffer1] kneep. Hij zag dat [getuige3]) voor de groep ging staan in de richting van de daders. Hij hoorde [getuige3] op een normale manier vragen wat er nu eigenlijk was. Hij zag dat dader 2 (het door [slachtoffer3] gegeven signalement komt overeen met het uiterlijk van [medeverdachte1], rechtbank) [getuige3] bij zijn nek pakte en hem naar achter duwde. Ook hoorde hij dader 2 heel vaak schelden met het woord kanker. (…) [slachtoffer3] zag dat dader 1 naast hen ging lopen en dat dader 2 achter hen liep. We waren allemaal best bang, aldus [slachtoffer3]. Hij is snel doorgelopen, ongeveer 5 meter vóór de rest van de vriendengroep. Toen hij op de Markt was zag hij dat dader 1 en 2 eerst snelwandelend de Markt op kwamen en daarna wegrenden. Dader 1 rende voorop. Dader 1 keek om naar dader 2 en lachte naar hem 21.
Het oordeel van de rechtbank
Uit de hiervoor weergegeven verklaringen -zeker in onderlinge samenhang bezien- blijkt het volgende. Verdachte en zijn [medeverdachte1] hebben de groep jongens bedreigd. Er is sprake geweest van een agressieve wijze van benaderen en van verbale bedreigingen. [medeverdachte1] heeft op enig moment, nadat eerder al bedreigingen over het neersteken van [slachtoffer1] waren geuit, een mes getrokken en is daarmee gaan vlinderen (open en dichtklappen van het mes). Vervolgens heeft ook verdachte een mes getrokken. In de aldus ontstane en opzettelijk geschapen sfeer van concrete levensbedreigingen heeft verdachte in de rug van [slachtoffer1] gestoken.
Het door verdachte in beschonken toestand vastpakken van de schouder van [slachtoffer1] en hem vervolgens met een mes van aanzienlijke omvang (zie de verklaringen van [slachtoffer2] en [medeverdachte1] over de omvang van het mes) dichtbij vitale organen in de rug steken (zie aangehaalde medische verklaring) brengt mee dat sprake was van een aanmerkelijke kans op het overlijden van het slachtoffer. Verdachte heeft door zo te steken die kans bewust aanvaard.
Gelet op de hiervoor weergegeven verklaringen was er naar het oordeel van de rechtbank sprake van voorbedachte raad toen verdachte het slachtoffer in de rug stak. Nadat verdachte had gezegd dat hij het slachtoffer zou doodsteken, was er een tijdsspanne waarin hij zich kon bezinnen, Toch heeft hij vervolgens het slachtoffer met het mes in de rug gestoken.
Dat er bij [medeverdachte1] sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking gericht op het met voorbedachte raad om het leven brengen van [slachtoffer1] blijkt niet uit de bewijsmiddelen en acht de rechtbank derhalve niet wettig en overtuigend bewezen.
Het hiervoor overwogene leidt ertoe dat de rechtbank poging tot moord wettig en overtuigend bewezen acht.
De rechtbank acht eveneens de hierna onder 2 bewezenverklaarde bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht wettig en overtuigend bewezen. Uit de bewijsmiddelen blijkt genoegzaam dat de bedreigende situatie van dien aard is geweest en onder zodanige omstandigheden heeft plaatsgevonden dat bij de in de bewezenverklaring genoemde bedreigden de redelijke vrees kon ontstaan dat zij het leven zouden kunnen verliezen. De omstandigheid dat geen aangifte van bedreiging is gedaan doet daaraan niet af.
In de zaak met parketnummer 01/145709-11
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen de diefstal van een snorfiets op 15 februari 2010 te Eindhoven toebehorende aan [slachtoffer5], tezamen en in vereniging met een ander, gelet op de navolgende bewijsmiddelen:
-verklaring van verdachte22;
- verklaring [persoon2]23;
- aangifte [slachtoffer5]24
De rechtbank volstaat ten aanzien van dit feit met een opsomming van de bewijsmiddelen gelet op het bepaalde in artikel 359, derde lid van het Wetboek van Strafvordering.
In de zaak met parketnummer 01/178309-11
Feit 1 en 2
Aangever [slachtoffer] heeft verklaard dat men tussen zaterdag 2010 te 23.45 uur en zondag 21 februari 2010 te 15.30 uur een poging heeft gedaan om in te breken in zijn woning aan de [adres] te Eindhoven. Men had het slot van de poort vernield en verwijderd. Vervolgens heeft men getracht een raam aan de achterzijde van de woning open te breken. Aan niemand werd de toestemming gegeven tot het plegen van dat feit25.
Aangeefster [slachtoffer6] heeft verklaard dat zij twee fietsen in haar schuur had staan op het adres [adres] te Eindhoven. Deze schuur was niet op slot. De poort van de achtertuin wel. Omstreeks 04. 30 uur op zondag 21 februari 2010 hoorde zij een hoop geschreeuw in de achtertuin. Zij ging kijken en trof de politie. Ze zag dat een fiets in de achtertuin stond en de andere fiets in de brandgang26.
Verbalisanten hoorden op 21 februari 2010 omstreeks 04.45 uur de melding dat de bewoner van [adres] te Eindhoven had gezien dat er bij de achterburen door twee personen werd ingebroken. De melder gaf aan dat de verdachten reeds de poort hadden opengebroken en de tuin inliepen. Verbalisanten zijn ter plaatse gegaan. [verbalisant] zag achter de woning [adres] een poort open staan. In de brandgang zag hij drie fietsen staan en een fiets in de poortopening. Nadat [verbalisant] een persoon hoorde wegrennen zag hij een vrouw in een schuur staan. [verbalisant] heeft deze vrouw aangehouden. In de tuin ([adres]) zag hij onder de overkapping een man staan. [verbalisant] heeft deze persoon aangehouden. Deze persoon had een schroevendraaier, een mes en een houtbeitel bij zich. [verbalisant] zag dat er bij deze persoon een Albert Heijn tas op de grond lag met daarin een koevoet27.
Uit een sporenonderzoek op het adres [adres] te Eindhoven bleek dat het opzetslot van de poort was verdwenen. Aan de versplintering van het hout bij vier schroefgaten van het opdekslot was te zien dat het slot met geweld was verwijderd. In de sluitnaad van het draairaam was de indruk te zien van vermoedelijk een breekijzer 28.
Medeverdachte [persoon2] heeft verklaard dat zij op zaterdag 20 februari 2010 bij [verdachte] (verdachte, rb) was. [verdachte] wist dat zij weinig geld had en dat zij de huur moest betalen. [verdachte] wist nog een huis te staan in Woensel. Zij begreep dat hij bedoelde om in te breken. [verdachte] heeft tegen haar gezegd dat zij een platkop- en een kruiskopschroevendraaier moest meenemen. Zij hoorde van [verdachte] dat hij naar huis ging om inbrekersgereedschap op te halen. Zij hoorde dat hij zei dat hij een koevoet en een beitel ging halen. Zelf heeft zij een ramentikker en een zaklamp meegenomen.
Later omstreeks 02. 00 uur (21 februari, rb) zei [verdachte] tegen haar: “Kom we gaan werken”. Zij begreep dat hij daarmee bedoelde dat zij ergens gingen inbreken. Zij heeft toen de tas gepakt met inbrekerswerktuig. De beitel en de koevoet had [verdachte] zelf meegenomen. Vervolgens zijn ze door de brandgangen gaan fietsen.
Zij zag dat [verdachte] tas pakte en over een poort klom. Zij hoorde het geluid alsof hij iets aan het losschroeven was. Het duurde 2 minuten voordat hij de poort opende. Zij zag dat [verdachte] met de koevoet in zijn handen naar de achterzijde van de woning liep. Ze zag dat hij naar het raam liep. Zij zag hem wrikken bij dat raam. Zij hoorde vervolgens een luid gekraak. Zij heeft tegen [verdachte] geroepen dat er mensen wakker waren. Toen zijn zij weggegaan. Ze zijn weggefietst en hebben hun fietsen in een brandgangetje geparkeerd. [verdachte] zag twee fietsen in een schuur staan. Zij zag dat [verdachte] een fiets pakte en in de brandgang plaatste en vervolgens de andere fiets naar buiten bracht. Toen hoorde zij de politie en werd zij aangehouden29.
Verdachte heeft toegegeven dat hij samen met [persoon2], rb) twee fietsen uit een schuur heeft weggehaald. Tevoren had hij een schroevendraaier een beitel meegenomen. In een blauwe tas had hij ook een koevoet meegenomen30 31.
Verdachte heeft voorts verklaard dat hij denkt dat [persoon2] niet heeft gelogen toen zij verklaarde dat hij kort voor de diefstal van de fietsen een poort heeft opengebroken en met een beitel of koevoet een raam aan de achterzijde van een woning heeft geprobeerd open te breken32.
De rechtbank is, in tegenstelling tot de raadsvrouwe, van oordeel dat ook de poort welke toegang gaf tot de tuin en de schuur waarin de 2 fietsen stonden (feit 2) verbroken is, omdat aangeefster [slachtoffer6] heeft verklaard dat de poort op slot was.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen de poging tot diefstal met braak tezamen en in vereniging met [persoon2] op 21 februari 2010 te Eindhoven (feit 1) en de diefstal met braak tezamen en in vereniging met [persoon2] op 21 februari 2010 te Eindhoven van 2 fietsen.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
Parketnummer 01/825355-11
1.
op 03 juni 2011 te Eindhoven, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer1] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met een mes, in de rug van
voornoemde [slachtoffer1] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
op 03 juni 2011 te Eindhoven, tezamen en in vereniging met een
ander, [slachtoffer1] en [slachtoffer2] en [slachtoffer4] en
[slachtoffer3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven
gericht, immers heeft verdachte en/of zijn mededader opzettelijk dreigend voornoemde [slachtoffer1] en [slachtoffer2] en [slachtoffer4] en [slachtoffer3] achtervolgd en daarbij/vervolgens meerdere messen ter hand genomen en herhaaldelijk in- en uitgeklapt en
getoond aan voornoemde [slachtoffer2] en zwaaiende bewegingen met meerdere messen gemaakt en daarbij deze [slachtoffer1] en [slachtoffer2] en [slachtoffer4] en [slachtoffer3] opzettelijk dreigend de woorden toegevoegd: "Ik heb veel familie in
Eindhoven, die jullie kapot kunnen maken" en "ik stamp je kankerdood" en
"ik steek je kapot" en "ik steek je neer" en "ik maak je kapot;
parketnummer 01/145709-11
1.
op 15 februari 2010 te Eindhoven tezamen en in vereniging met
een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een snorfiets, toebehorende aan [slachtoffer5];
parketnummer 01/178309-11
1.
op 21 februari 2010 te Eindhoven ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning, gelegen aan de [adres], weg te nemen enig goed(eren)/geld, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen en die weg te
nemen goed(eren)/geld onder hun bereik te brengen door middel van braak
met voormeld oogmerk zich naar die woning hebben begeven en een slot van de poort behorende bij die woning hebben vernield en verwijderd en hebben
getracht een raam horende bij die woning te forceren, terwijl de
uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
op 21 februari 2010 te Eindhoven tezamen en in vereniging met
een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een schuur en
tuin, gelegen aan de Jericholaan, heeft weggenomen twee fietsen, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer6], waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft en de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het feit.
Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
Een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar met aftrek van voorarrest.
Terbeschikkingstelling met voorwaarden.
Toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer1], hoofdelijk en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De oplegging van terbeschikkingstelling met voorwaarden wordt door verdachte ondersteund.
Een gevangenisstraf voor de duur van 1 jaar in plaats van 4 jaar zou voldoende straf voor verdachte zijn. Bij een zodanige strafoplegging kan verdachte nog aan zijn toekomst werken. De gevangenisstraf zou in ieder geval moeten eindigen op het moment dat verdachte kan worden opgenomen in een kliniek voor zijn behandeling.
De vordering van de [slachtoffer1] kan worden toegewezen, ook in hoofdelijke zin.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheden ten bezware van verdachte:
- verdachte werd eerder voor geweldsdelicten veroordeeld;
- verdachte heeft zonder enige aanleiding een groep jonge jongens (in de leeftijd van 16 tot 18 jaar) op agressieve wijze in woord en gedragingen bedreigd en daarbij heeft hij een potentieel levensbedreigende steekwond toegebracht bij een relatief jong slachtoffer (leeftijd 16 jaar);
- de mate van het leed dat aan de slachtoffers is aangedaan, te weten een ernstige aantasting van lichamelijke integriteit en persoonlijke levenssfeer, alsmede dat verdachte zich om het lot van de slachtoffers kennelijk volstrekt niet heeft bekommerd; de omstandigheid dat plotseling het slachtoffer door een mes werd gestoken, moet niet alleen op het slachtoffer, maar ook op de jonge vrienden van het slachtoffer enorme indruk hebben gemaakt;
- het optreden van verdachte (en diens medeverdachte ten aanzien van de bedreiging op 3 juni 2011) verhoogt de in de maatschappij al bestaande gevoelens van onveiligheid bij ouders, kinderen en jong volwassenen over het zich begeven in het uitgaansleven.
In het voordeel van verdachte weegt de rechtbank mee:
- uit de omtrent de geestvermogens van verdachte uitgebracht rapporten als hierna nog te noemen en deels geciteerd, blijkt dat de door hem gepleegde strafbare feiten in verminderde mate aan hem kunnen worden toegerekend.
De rechtbank zal dezelfde straf opleggen als de door de officier van justitie gevorderde straf nu de gevorderde straf in overeenstemming is met de ernst van het bewezen verklaarde.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.
Op 15 november 2011 heeft de psycholoog mevr. Drs. S. Labrijn een rapport omtrent verdachte uitgebracht. De in dit rapport vermelde conclusie luidt:
1. Is onderzochte lijdende aan een ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling
van zijn geestvermogens en zo ja, hoe is dat in diagnostische zin te omschrijven?
Ja, er is zowel sprake van een ziekelijke stoornis (ADHD, afhankelijkheid van alcohol
momenteel in gedwongen remissie, in het verleden afhankelijkheid van cocaïne in
vroege remissie, misbruik van meerdere middelen in vroege remissie) en daarnaast is sprake van een gebrekkige ontwikkeling in de vorm van een persoonlijkheidsstoornis NAO met het meest in het oog springend antisociale en narcistische kenmerken.
2. Hoe was dit ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde?
Als hierboven omschreven. De afhankelijkheid van alcohol was niet in remissie. Ten tij
de van het plegen van het delict (indien bewezen) was sprake van een alcoholintoxicatie.
3. Beïnvloedde de eventuele ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van de
geestvermogens onderzochtes gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten
laste gelegde (zodanig dat dat mede daaruit verklaard kan worden)?
Ja, voor zover het tenlastegelegde bewezen kan worden verklaard.
4. Zo ja, kan de deskundige dan gemotiveerd aangeven:
a. op welke manier dat gebeurde,
Betrokkene herinnert zich het tenlastegelegde niet. Het is echter aannemelijk dat
voortvloeiend uit de persoonljkheidsstoornis er sprake is van een structureel hoog
spanningsniveau, prikkelgevoeligheid, een hoog agressiepotentieel, impulsiviteit en
de neiging agressie af te reageren. De ADHD zal er aan bijgedragen hebben, dat
betrokkene zocht naar vormen van ‘zelfmedicatie’ en relatief gemakkelijk overging op
excessief alcoholgebruik, dat drempelverlagend werkt voor agressieve acting out.
b. in welke mate dat gebeurde,
Betrokkene werd significant beïnvloed in zijn denken, voelen en handelen door de
beschreven problematiek.
c. welke conclusie aangaande de toerekeningsvatbaarheid op grond hiervan te
adviseren is.
Onderzoekster adviseert betrokkene als verminderd toerekeningsvatbaar te
beschouwen.
5. a. Welke factoren voortkomend uit de stoornis van betrokkene kunnen van
belang zijn voor de kans op recidive?
De afhankelijkheid van alcohol en andere middelen kan van belang zijn voor de kans
op recidive. Betrokkene kampt met een structureel hoog spanningsniveau, een hoog
agressiepotentieel. Hij is impulsief en prikkelbaar. Hij neigt ertoe spanningen af te
reageren op anderen.
b. Welke andere factoren en condities moeten hierbij in ogenschouw worden
genomen?
Betrokkene heeft geen gestructureerde daginvulling.
c. Is iets te zeggen over eventuele onderlinge beïnvloeding van deze factoren en
condities?
Deze factoren en condities beïnvloeden elkaar negatief. Zie ook de forensische
beschouwing voor een uitgebreidere bespreking van het recidivegevaar.
6. Welke aanbevelingen van gedragsdeskundige en van andere aard zijn te doen voor
interventies op deze factoren en condities en hun onderlinge beïnvloeding en binnen welk juridisch kader zou dit gerealiseerd kunnen worden?
Gezien de ernst van de beschreven problematiek, het als hoog ingeschatte recidive-
gevaar, het beperkte zelfsturende vermogen van betrokkene waardoor het moeilijk voor
hem is een behandeling vol te houden; wordt een TBS met voorwaarden geadviseerd.
Het kader van de TBS met voorwaarden zou kunnen volstaan om het recidivegevaar te
doen verminderen, terwijl betrokkene toch wordt aangesproken op zijn eigen verant-
woordelijkheid.
Daarbij is van belang dat betrokkene start met een klinische behandeling bij een Foren
sisch Psychiatrische Afdeling voor dubbeldiagnoseproblematiek, zoals bijvoorbeeld De
Ponder te Eindhoven.
Als bijzondere voorwaarden kunnen daarnaast worden opgenomen dat er reclasserings-
toezicht is, dat betrokkene zich houdt aan de aanwijzingen van de reclassering, dat hij
niet recidiveert en dat hij geen middelen gebruikt en de (urine)controle hierop.
Op 22 november 2011heeft de psychiater J.L.M. Dinjens een rapport omtrent verdachte uitgebracht. De in dit rapport vermelde conclusie luidt:
1. Is onderzochte lijdende aan een ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van
zijn geestvermogens en zo ja, hoe is dat in diagnostische zin te omschrijven?
Ja. Er is bij betrokkene sprake van een persoonlijkheidsstoomis NAO (met antisociale en borderline kenmerken), cannabis- en alcoholafhankelijkheid en ADHD.
2. Hoe was dit ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde?
Alle bovengenoemde stoornissen waren ten tijde van het ten laste gelegde aanwezig. Ten tijde van de tenlastelegging was er daarnaast sprake van een alcoholintoxicatie.
3. Beïnvloedde de eventuele ziekelijke en/of gebrekkige ontwikkeling van de geest-
vermogens onderzochtes gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het en laste gelegde (zodanig dat dit mede daaruit verklaard kan worden)?
Ja.
4. Zoja, kan de deskundige dan gemotiveerd aangeven:
a. op welke manier dat gebeurde,
Betrokkene heeft als gevolg van de combinatie van zijn persoonlijkheidsstoornis en ADHD
een gebrekkige emotieregulatie en impulscontrole. Door de excessieve inname van alcohol
(alcoholintoxicatie) kwam betrokkene in een soort “roes” waarbij deze functies nog verder
onder druk te staan. Dit heeft uiteindelijk geresulteerd in het delict.
b. in welke mate dat gebeurde,
In gemiddelde mate.
c. welke conclusie aangaande de toerekeningsvatbaarheid op grond hiervan te adviseren is.
Ondergetekende adviseert Uw rechtscollege —indien de ten laste gelegde feiten bewezen worden geacht- betrokkene op basis van zijn ernstige persoonlijkheidspathologie en ADHD als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen. Hierbij is verdisconteerd dat betrokkene (grotendeels) verantwoordelijk kan worden gehouden voor de alcoholintoxicatie.
5. Kan de deskundige gemotiveerd aangeven in welke mate en op welke wijze de eventuele ziekelijke stoornis / gebrekkige ontwikkeling bij voortbestaan ervan opnieuw aanleiding kan geven tot soortgelijke strafbare feiten als waarvan de onderzochte nu wordt verdacht?
Behandeling en abstinentie van de verslaving is noodzakelijk om het recidiverisico te
beteugelen. Betrokkene is als gevolg van zijn persoonlijkheidsstoornis en ADHD reeds kwetsbaar voor problemen rondom impulscontrole en emotieregulatie. Een adequate medicamenteuze behandeling voor zijn ADHD kan deze parameters mogelijk (beduidend) ten positieve beïnvloeden.
6. Welke aanbevelingen van gedragsdeskundige en van andere aard zijn te doen voor
interventies op deze factoren en condities en hun onderlinge beïnvloeding en binnen welk
juridisch kader zou dit gerealiseerd kunnen worden?
Gezien bovenstaande overwegingen wordt Uw rechtscollege, TBS met voorwaarden als meest passende juridische kader, ter overweging gegeven. Het is naar de mening van onderzoeker noodzakelijk starten in een intramurale instelling met specifieke aandacht voor de dubbeldiagnose problematiek van betrokkene. Hierbij kan worden gedacht aan een specialistische instelling als “de Ponder” te Eindhoven. De behandeling dient hierbij uiteraard gericht te zijn op de verslavingsproblematiek maar ook de behandeling van de onderliggende persoonlijkheidsstoornis (vergroten copingvaardigheden, te denken valt aan agressieregulatie-training in mindere mate gericht op intrapsychische verandering) en ADHD (medicatie!). Abstinentie van alcohol en drugs inclusief urine- en bloedcontrole is hierbij van cardinaal belang. In een latere transmurale fase kan hierbij worden toegewerkt naar resocialisatie met aandacht voor dagbesteding en begeleid/beschermd wonen onder reclasseringstoezicht.
De rechtbank neemt deze conclusies en adviezen en de gronden waarop zij berusten over en maakt deze tot de hare.
De rechtbank overweegt dat de hierna te kwalificeren feiten misdrijven (ten aanzien van parketnummer 01/825355-11) betreffen waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld terwijl de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling eist en het misdrijven betreffen die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer1].
Het standpunt van de officier van justitie.
Toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer1], hoofdelijk en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
De vordering van de [slachtoffer1] kan worden toegewezen, ook in hoofdelijke zin.
Beoordeling.
De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 juni 2011 tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 juni 2011 tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 27, 45, 47, 57, 285, 289, 310, 311.
DE UITSPRAAK
Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. 01/825355-11 feit 1 primair:
poging tot moord
T.a.v. 01/825355-11 feit 2:
medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen
gepleegd
T.a.v. 01/145709-11:
diefstal door twee of meer verenigde personen
T.a.v. 01/178309-11 feit 1:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de
schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en
het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak
T.a.v. 01/178309-11 feit 2:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de
toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen
goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf en maatregelen.
T.a.v. 01/825355-11 feit 1 primair, feit 2, 01/145709-11, 01/178309-11 feit 1,
feit 2:
Gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27
Wetboek van Strafrecht.
T.a.v. 01/825355-11 feit 1 primair:
Terbeschikkingstelling met voorwaarden
Deze voorwaarden luiden als volgt:
Meldingsgebod
terbeschikkinggestelde moet zich houden aan de aanwijzingen die de reclassering
hem geeft, voorzover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere
voorwaarde. Terbeschikkinggestelde moet zich gedurende de maatregel TBS door de
reclassering van het Leger des Heils blijven melden zo frequent als de
reclassering gedurende deze perioden nodig acht. Vanwege de klinische opname
zullen de meldplichtcontacten op locatie (in de klinische setting) plaatsvinden
zolang dit nodig is.
Opname in een zorginstelling
Gezien de directe samenhang van de psychiatrische problematiek met het
criminele gedrag van terbeschikkinggestelde, wordt hij verplicht om zich voor
deze problematiek te laten behandelen binnen de door het NIFP geïndiceerde
kliniek, te weten de GGzE, FPC De Woenselse Poort te Eindhoven, of een
soortgelijke instelling voor behandeling van een dubbeldiagnoseproblematiek.
Drugs- of alcoholverbod
Terbeschikkinggestelde wordt verboden om alcohol en drugs te gebruiken en dient mee te werken aan controles hierop. De controle op de naleving van
deze bijzondere voorwaarde zal ondersteund worden door middel van
urinecontroles en blaastesten.
Locatie gebod
Terbeschikkinggestelde wordt gedurende de TBS maatregel geboden om tijdens
de TBS maatregel te verblijven binnen de kliniek zolang het behandelteam in
overleg met de reclassering zulks noodzakelijk acht. Als de reclassering in
overleg met het behandelteam het noodzakelijk acht om voor een doelmatige
uitvoering van het toezicht of in tijde van crisis de bijzondere voorwaarde de
periode, tijd of locatie aan te passen dan mag zij dat doen.
Andere voorwaarden betreffende het gedrag van de terbeschikkinggestelde
Terbeschikkinggestelde wordt verplicht om de volgende bijkomende bijzondere
voorwaarde(n) na te leven en zich te houden aan de opdrachten van de
reclasseringsorganisatie die in het kader van het toezicht op de naleving van
deze voorwaarde noodzakelijk zijn:
* Wanneer de reclassering zulks noodzakelijk acht is terbeschikkinggestelde
verplicht inzicht te geven in zijn financiën.
* terbeschikkinggestelde moet aan het, door het behandelteam, gestelde
klinische beleid meewerken.
* terbeschikkinggestelde moet, indien geïndiceerd door een arts van het behandelteam,
meewerken aan een medicamenteuze behandeling.
* terbeschikkinggestelde wordt geacht openheid van zaken te geven en mee te
werken aan de aangeboden behandeling.
* terbeschikkinggestelde pleegt geen grensoverschrijdend gedrag.
* terbeschikkinggestelde werkt mee aan de eventueel geïndiceerde bloedcontroles.
T.a.v. 01/825355-11 feit 1 primair:
Maatregel van schadevergoeding van EUR 1276,00 subsidiair 22 dagen hechtenis
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat, ten
behoeve van het slachtoffer [slachtoffer1] ,van een bedrag van EUR 1276,-
(zegge: eenduizendtweehonderdzesenzeventig euro ), bij gebreke van betaling en
verhaal te vervangen door 22 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een bedrag
van EUR 1250,- immateriële schadevergoeding en materiële schadevergoeding ten
bedrage van EUR 26,-(post ziekenhuisdaggeldvergoeding).
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde
betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 juni 2011 tot
aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot
betaling aan de [slachtoffer1] van een bedrag van EUR
1276,- (zegge: eenduizendtweehonderdzesenzeventig euro), te weten EUR 1250,-
immateriële schadevergoeding en materiële schadevergoeding ten bedrage van EUR
26,- (post ziekenhuisdaggeldvergoeding).
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3
juni 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor
zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot
vergoeding van deze schade.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden
begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te
maken kosten.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. S.J.O. de Vries, voorzitter,
mr. A.G.A.M. van de Ven en mr. J.M.J. Denie, leden,
in tegenwoordigheid van L.D. Wittenberg, griffier,
en is uitgesproken op 27 april 2012.
Mr.J.M.J. Denie is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1 P. 12 van het eind-proces verbaal met dossiernummer 2011081197 van de regiopolitie Brabant Zuid-Oost, Afdeling Eindhoven. Dit eind-proces verbaal (181 pagina’s) bevat een verzameling in de wettige vorm opgemaakt processen-verbaal en wordt verder aangeduid als eindpv.
2 Eindpv p. 163 in samenhang met eindpv p.157
3 Proces-verbaal van aangifte, eindpv p. 77-79
4 Eindpv p. 91
5 Schriftelijke verklaring dr. A.H. van der Veen d.d. 11 juni 2011, die zich bevindt in het procesdossier.
6 Aangifte [slachtoffer1], eindpv p. 78 t/m 80
7 Verhoor verdachte, eindpv p. 34
8 Verhoor verdachte eindpv p. 41-43 en verhoor verdachte ter terechtzitting
9 Verhoor [verdachte], eindpv p. 73-75
10 foto, eindpv. 108
11 Verklaring verdachte, proces-verbaal terechtzitting d.d. 22 december 2011
12 verklaring verdachte, proces-verbaal terechtzitting van 13 april 2012
13 Getuigenverklaring [slachtoffer2] eindpv p. 93-95
14 Getuigenverklaring [getuige5] eindpv p. 104-105
15 Getuigenverklaring [slachtoffer2] eindpv p. 124-125
16 Getuigenverklaring [slachtoffer2] eindpv p. 94 en p. 125
17 Getuigenverklaring [getuige2], eindpv p. 112-113
18 Getuigenverklaring [getuige3], eindpv p. 116-117
19 Getuigenverklaring [getuige4], eindpv, p. 120
20 Getuigenverklaring [slachtoffer4], eindpv p. 127-130
21 getuigenverklaring van [slachtoffer3], eindpv p.139 en 140
22 Verklaring verdachte, pg. 18 van het eindproces-verbaal met dossiernummer PL2207 201023030-1 van de regiopolitie Brabant Zuid-Oost, Afdeling Eindhoven. Dit eindproces-verbaal (32 pagina’s) bevat een verzameling in de wettige vorm opgemaakt processen-verbaal.
23 Verklaring [persoon2], pg. 13 van het hiervoor onder 22 genoemd eindproces-verbaal.
24 Aangifte [slachtoffer5], pg. 5-7 van het hiervoor onder 22 genoemde eindproces-verbaal.
25 Verklaring aangever [slachtoffer], pg. 51 en 52 van het eindproces-verbaal met dossiernummer PL2209 2010047643-1 van de regiopolitie Brabant Zuid-Oost, Afdeling Eindhoven. Dit eindproces-verbaal (55 pagina’s) bevat een verzameling in de wettige vorm opgemaakt processen-verbaal.
26 Verklaring aangeefster [slachtoffer6], pg. 45 en 46 van het einddossier als hiervoor onder 25 genoemd
27 Bevindingen verbalisanten, pg. 48 en 49 van het einddossier als hiervoor onder 25 genoemd
28 Sporenonderzoek verbalisant, pg. 54 en 55 van het einddossier als hiervoor onder 25 genoemd
29 Verklaring van [persoon2], pg. 19-22 van het einddossier als hiervoor onder 25 genoemd
30 Verklaring verdachte, pg. 36-38 van het einddossier als hiervoor onder 25 genoemd
31 Verklaring verdachte, proces-verbaal terechtzitting van 22 december 2011
32 Verklaring verdachte, pg. 41 van het einddossier als hiervoor onder 25 genoemd.
??
??
21
Parketnummers: 01/825355-11, 01/ 145709-11 en 01/178309-11 (ter terechtzitting gevoegd)
[verdachte]