ECLI:NL:RBSHE:2012:BW4181
Rechtbank 's-Hertogenbosch
- Eerste aanleg - meervoudig
- E.C.M. de Klerk
- M.L.W.M. Viering
- W.T.A.M. Verheggen
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van poging doodslag en veroordeling voor poging zware mishandeling na steekincident te Eindhoven
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 1 mei 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging tot doodslag en poging tot zware mishandeling. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de primair tenlastegelegde poging doodslag, omdat niet kon worden bewezen dat het (voorwaardelijk) opzet van de verdachte gericht was op de dood van het slachtoffer. De verdachte had weliswaar bekend dat hij het slachtoffer drie keer met een mes had geprikt, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet voldoende bewijs opleverde voor de intentie om te doden. De rechtbank concludeerde dat het steken in het hoofd van het slachtoffer niet kon worden bewezen en dat het schoppen van het slachtoffer niet dodelijk letsel kon opleveren.
De rechtbank heeft echter wel geoordeeld dat de verdachte schuldig was aan de subsidiair tenlastegelegde poging zware mishandeling. De rechtbank baseerde deze beslissing op de feiten en omstandigheden die naar voren kwamen tijdens het onderzoek, waaronder de verklaring van de verdachte en de aangifte van het slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat de verdachte bewust de aanmerkelijke kans had aanvaard op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, gezien het feit dat hij met een mes door de kleding van het slachtoffer had geprikt en dat er verwondingen waren vastgesteld die overeenkwamen met de plaatsen waar de verdachte had gestoken.
De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van 121 dagen, met aftrek van voorarrest, en hield rekening met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank benadrukte het gewelddadige karakter van de gedragingen van de verdachte en het gevaar dat hij voor zijn medemens had gecreëerd. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen 10, 27, 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.