vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Parketnummer: 01/825532-11
Datum uitspraak: 25 april 2012
Verkort vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[slachtoffer],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1935,
wonende te [woonplaats], [adres].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 11 april 2012.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 16 maart 2012. Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari 1991 tot en met 30 november 1993 te Budel-Schoot, gemeente Budel, althans elders in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) door geweld of
(een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) (telkens) [slachtoffer] (verdachte's zoon, geboren op [geboortedatum]1977) heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die
(telkens) bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer],
immers heeft/is verdachte (telkens)
- meermalen, althans eenmaal, (met) zijn (stijve) penis (in) de mond van die [slachtoffer] binnengedrongen/gebracht en/of
- meermalen, althans eenmaal, die [slachtoffer] gedwongen hem, verdachte, te pijpen,
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte
- een feitelijk en/of psychisch overwicht op die [slachtoffer] heeft gehad (gezien het (grote) leeftijdsverschil en/of de ouder-kindrelatie) en/of (aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
art. 242 Wetboek van Strafrecht
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouwe heeft aangevoerd dat het ten laste gelegde niet bewezen kan worden verklaard en dat verdachte hiervan derhalve dient te worden vrijgesproken. De raadsvrouwe heeft daartoe aangevoerd dat er slechts één bewijsmiddel is, te weten de verklaring van [slachtoffer], en dat dat onvoldoende is om tot een bewezenverklaring te komen.
Het oordeel van de rechtbank.1
[slachtoffer], geboren op [geboortedatum] 1977, heeft aangifte gedaan van seksueel misbruik gepleegd door verdachte, zijn vader. [slachtoffer] heeft een gedetailleerde verklaring afgelegd. Hij heeft onder meer het navolgende verklaard. Het misbruik is begonnen toen hij 8 jaar was en heeft tot oktober / november 1993 geduurd. Dit misbruik vond plaats in het ouderlijk huis te Budel-Schoot. Het is ermee begonnen dat verdachte bij hem onder de douche kwam staan en aangevers rug waste. Aangever heeft verklaard dat het steeds een stapje verder is gegaan. Op een gegeven moment heeft verdachte zich tegen aangever aangedrukt en voelde aangever dat verdachte een stijve penis had. Verdachte heeft vervolgens met de penis van aangever gespeeld. Aangever heeft verklaard dat ook dit steeds verder is gegaan en dat verdachte hem op een gegeven moment is gaan aftrekken. Dit heeft meermalen plaatsgevonden en gebeurde telkens onder de douche. Aangever liet de deur van de badkamer altijd open als hij onder de douche stond, omdat deze deur niet op slot mocht.
Aangever moest vanaf enig moment verdachte ook aftrekken.
Toen aangever ongeveer 12 jaar was vond de ontucht niet meer onder de douche, maar in de slaapkamer, plaats. Verdachte heeft aangever afgetrokken en aangever heeft verdachte afgetrokken.
Toen aangever ongeveer 10 à 12 jaar was heeft verdachte hem voor het eerst gepijpt. Enige tijd later heeft aangever zijn vader ook gepijpt. Aangever heeft verklaard dat verdachte hem meermalen heeft gepijpt en dat hij verdachte ook meermalen heeft gepijpt.2
De broers van aangever zijn ook gehoord. [persoon1] en [persoon2] hebben verklaard niets van dit misbruik te hebben waargenomen. Hun verklaringen ondersteunen de verklaring van aangever echter wel op essentiële punten. [persoon1] heeft verklaard dat verdachte ook naakt bij hem onder de douche is komen staan en dat verdachte zijn rug begon te wassen. Hierna voelde hij de stijve penis van verdachte tegen zijn rug aan. Hij merkte dat zijn vader steeds verder wilde gaan. Op een gegeven moment stond verdachte voor hem. Verdachte had toen een erectie en zei tegen hem, [persoon1], dat hij dat ook moest doen, omdat het zo fijn voelde. [persoon1] wilde dit niet en hield dit af. Hij heeft verklaard dat verdachte meermalen met een erectie bij hem onder de douche heeft gestaan. Ook heeft verdachte zichzelf in zijn bijzijn onder de douche afgetrokken.
Verdachte kon telkens de badkamer betreden, omdat het bij hen gebruikelijk was om de deur van de badkamer niet op slot te doen.3
[persoon2] heeft ook verklaard dat verdachte een keer naakt bij hem onder de douche is komen staan toen hij 13 à 14 jaar oud was. Verdachte wilde toen zijn rug wassen. Hij heeft dit echter tegengehouden en is onder de douche uit gegaan. De keren daarna heeft hij de deur op slot gedaan, zodat verdachte de doucheruimte niet meer kon betreden.4
Verdachte heeft het ten laste gelegde - de verkrachting bestaande uit het zich laten pijpen door aangever - ontkend. Ondanks deze ontkennende verklaring ondersteunt de verklaring van verdachte de aangifte op essentiële punten. Verdachte heeft bekend aangever te hebben afgetrokken. Ook heeft hij bekend dat aangever hem heeft afgetrokken. De verklaring van verdachte over de wijze waarop en waar dit plaatsvond komt ook overeen met de verklaring van aangever hieromtrent.5 Verdachte heeft voorts aangegeven ook met zijn andere kinderen onder de douche te hebben gestaan, dat zij mogelijk zijn penis in erectie hebben gezien, maar dat hij niet verder is gegaan omdat hij merkte dat zij dit niet wilden.6
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer] op essentiële punten steun vindt in bovengenoemde bewijsmiddelen. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zijn zoon [slachtoffer] in de periode van 1 januari 1991 tot en met 30 november 1993 meermalen heeft gedwongen tot het ondergaan van seksuele handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer], te weten door het zich laten pijpen door aangever.
De bewezenverklaring.
De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
op tijdstippen in de periode van 01 januari 1991 tot en met 30 november 1993 te Budel-Schoot, gemeente Budel, meermalen, telkens door bedreiging met een feitelijkheid [slachtoffer], verdachtes zoon, geboren op [geboortedatum]1977, heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die telkens bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer],
immers heeft/is verdachte
- meermalen (met) zijn stijve penis in de mond van die [slachtoffer] binnengedrongen/gebracht en/of
- meermalen die [slachtoffer] gedwongen hem, verdachte, te pijpen,
en bestaande die bedreiging met een andere feitelijkheid hierin dat verdachte
- een feitelijk en/of psychisch overwicht op die [slachtoffer] heeft gehad gezien het grote leeftijdsverschil en de ouder-kindrelatie en aldus voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het feit.
Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie eist:
• een werkstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht;
• een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met de bijzondere voorwaarde van reclasseringscontact met het meldingsgebod en dat hij, indien geïndiceerd, deelneemt aan een behandeling bij de GGZ.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouwe stelt vast dat in het reclasseringsrapport is aangegeven dat verdachte zich beperkt zou kunnen inleven en weinig erkenning heeft getoond. Dit is volgens de raadsvrouwe te verklaren doordat verdachte zijn emotie en gevoel niet goed onder woorden kan brengen. Hij heeft echter wel degelijk compassie met het slachtoffer, zijn zoon, en voelt zich schuldig. De raadsvrouwe heeft voorts aangevoerd dat de zaak veel impact op hem en zijn hele gezin heeft.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte waaronder de draagkracht. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Verdachte heeft zijn zoon meermalen gedwongen hem te pijpen. Dit heeft plaatsgevonden in het ouderlijk huis. Verdachte had als vader van [slachtoffer] moeten zorgen voor een veilige en beschermde (woon)omgeving voor zijn zoon. Verdachte heeft dit echter nagelaten en heeft zijn zoon meermalen seksueel misbruikt. Hiermee heeft hij zijn zoon veel leed aangedaan. Uit de schriftelijke slachtofferverklaring van [slachtoffer] blijkt ook dat hij hetgeen hem is overkomen als zeer ingrijpend heeft ervaren en dat hij hiervan ook psychische gevolgen heeft ondervonden.
De rechtbank houdt anderzijds rekening met het navolgende. Verdachte is thans 76 jaar en is niet eerder voor enig strafbaar feit veroordeeld. De rechtbank houdt er voorts rekening mee dat het feit niet alleen grote impact op het leven van het slachtoffer heeft gehad, maar ook - weliswaar door eigen toedoen - op het leven van verdachte heeft gehad. De rechtbank houdt er voorts rekening mee dat verdachte 16 dagen in detentie, in het kader van het voorarrest, heeft doorgebracht.
De rechtbank acht een werkstraf van na te melden duur passend en geboden. De rechtbank zal voorts een voorwaardelijke gevangenisstraf aan verdachte opleggen, om hem ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Aan deze voorwaardelijke straf zal na te noemen bijzondere voorwaarde worden gekoppeld.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer].
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft verzocht de vordering geheel toe te wijzen met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft aangevoerd dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 9, 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 24c, 27, 36f, 57, 242.
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
verkrachting, meermalen gepleegd
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straffen en maatregel.
Werkstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht. De rechtbank waardeert een in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebrachte dag op 2 uur te verrichten arbeid.
Gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit en
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarde:
dat veroordeelde zich gedurende voornoemde proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen hem te geven door of namens de Reclassering Nederland, Regio 's-Hertogenbosch, Eekbrouwersweg 6, 5233 VG te 's-Hertogenbosch, zolang deze
instelling zulks noodzakelijk acht, ook indien dit inhoudt dat veroordeelde zal meewerken aan een intake bij de GGzE of een soortgelijke instelling en, indien geïndiceerd, een behandeling bij de GGzE of een soortgelijke instelling zal ondergaan.
Verleent aan de Reclassering voornoemd de opdracht als bedoeld in artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht.
Opheffing van het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden. Deze voorlopige hechtenis is op 27 oktober 2011 reeds geschorst.
Maatregel van schadevergoeding van EUR 1.203,69 subsidiair 22 dagen hechtenis. Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] van een bedrag van EUR 1.203,69 (zegge: twaalfhonderddrie euro en negenenzestig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 22 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een bedrag van EUR 680,67 immateriële schadevergoeding en EUR 523,02 materiële schadevergoeding.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer], van een bedrag van EUR 1.203,69 (zegge: twaalfhonderddrie euro en negenenzestig eurocent), te weten EUR 680,67 immateriële schadevergoeding en EUR 523,02 materiële schadevergoeding.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.W.H. Renneberg, voorzitter,
mr. H.H.E. Boomgaart en mr. A.M. de Koning, leden,
in tegenwoordigheid van mr. F. van Hulst, griffier,
en is uitgesproken op 25 april 2012.
Mr. A.M. de Koning is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie regio Brabant Zuid-Oost, genummerd PL2233 2011093937.
22 Aangifte van [slachtoffer], p. 19, 21-25.
3 Verklaring van [persoon1], p. 31-34.
4 Verklaring van [persoon2], p. 47-48.
5 Verklaring van verdachte, p. 63-64.
6 Verklaring van verdachte, p. 70-71.