ECLI:NL:RBSHE:2012:BW2684

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
19 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/825589-11
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in schietpartij Eindhoven wegens onvoldoende bewijs van betrokkenheid

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch op 19 april 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van medeplichtigheid aan een poging tot moord op een slachtoffer in Eindhoven. De tenlastelegging betrof een schietpartij die plaatsvond op 29 augustus 2011, waarbij de verdachte zou hebben samengewerkt met een medeverdachte om het slachtoffer van het leven te beroven. De officier van justitie stelde dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte, onder andere gebaseerd op getuigenverklaringen en de aanwezigheid van een auto die aan de verdachte toebehoorde in de buurt van de plaats delict.

De verdediging betwistte echter de betrokkenheid van de verdachte en voerde aan dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was. De verdediging stelde dat de verklaringen van getuigen niet betrouwbaar waren en dat er geen bewijs was dat de verdachte op het moment van de schietpartij in de buurt van de plaats delict was. De rechtbank heeft de zaak zorgvuldig onderzocht en kwam tot de conclusie dat de bewijsmiddelen niet voldoende waren om de betrokkenheid van de verdachte bij de tenlastegelegde feiten vast te stellen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij betrokken was bij de schietpartij en heeft hij hem vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij afgewezen, aangezien de verdachte werd vrijgesproken. Dit vonnis is uitgesproken door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de oudste rechter niet in staat was om het vonnis mede te ondertekenen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/825589-11
Datum uitspraak: 19 april 2012
Vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1974],
wonende [woonplaats], 2e [adres].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 11 januari 2012 en 5 april 2012.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 7 december 2011.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 29 augustus 2011 te Eindhoven ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer]
van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg,
in een auto naar die [slachtoffer] is/zijn toegereden en/of (vervolgens)
meermalen, althans éénmaal met een vuurwapen heeft/hebben geschoten op/naar
en/of in de richting van die [slachtoffer], terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
artikel 289/287 jo 45 jo 47 Wetboek van Strafrecht;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
[medeverdachte] op of omstreeks 29 augustus 2011 te Eindhoven ter uitvoering
van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk en al dan niet met
voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet en
al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, in een auto naar die [slachtoffer] is/zijn toegereden en/of (vervolgens) meermalen, althans éénmaal met
een vuurwapen heeft geschoten op/naar en/of in de richting van die [slachtoffer], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 29
augustus 2011 te Eindhoven opzettelijk gelegenheid, middelen en/of
inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest doordat
hij toen en daar opzettelijk;
- die [medeverdachte] heeft vervoerd/gereden in een auto naar de plaats des
misdrijfs en/of
- met die auto op/nabij de plaats des misdrijfs heeft staan wachten todat die
[medeverdachte] meerdere, althans één schot(en) had gelost en/of (vervolgens)
- die [medeverdachte] heeft vervoerd/gereden in een auto vanaf de plaats des
misdrijfs en/of
- het wapen waarmee op die [slachtoffer] is geschoten heeft meegenomen of
heeft overgenomen;
artikel 289/287 jo 48 Wetboek van Strafrecht;
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie betoogt in zijn requisitoir dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte medeplichtig is geweest aan een poging tot moord op aangever [slachtoffer] door medeverdachte [medeverdachte] met de auto naar het huis van aangever te vervoeren. Hij baseert zich daarbij op de verklaringen van getuige [getuige], de omstandigheid dat verdachtes echtgenote in het bezit is van een blauw/paarse Ford Ka die door de buurtbewoners op de plaats delict is waargenomen en wordt gelinkt aan de pleger(s) van het feit in combinatie met de historische print- en ARS-gegevens.
De officier van justitie eist de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar met aftrek van voorarrest. Voorts verzoekt hij volledige toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en hoofdelijkheid.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit en daartoe aangevoerd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor betrokkenheid van verdachte bij het hem ten laste gelegde feit. Enerzijds acht de verdediging de verklaring van getuige [getuige] volstrekt onbruikbaar voor het bewijs. Anderzijds kan niet worden vastgesteld dat verdachte in de nacht van 28 en 29 augustus 2011 gebruik heeft gemaakt van een Ford Ka. Bovendien kan volgens de raadsman op basis van de historische printgegevens niet onomstotelijk worden vastgesteld dat verdachte zich ten tijde van het feit op of in de directe omgeving van de plaats delict bevond. Tot slot verzoekt de raadsman de benadeelde partij niet-ontvankelijkheid te verklaren in haar vordering.
Vrijspraak.
De rechtbank acht, anders dan de officier van justitie, niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte primair en subsidiair is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn geen bewijsmiddelen voorhanden waaruit blijkt dat verdachte op 29 augustus 2011 voorafgaand of ten tijde van het feit in de blauw/paarse Ford Ka auto heeft gezeten die door getuigen op de plaats delict is waargenomen en in verband wordt gebracht met de schutter. Het enkele feit dat de echtgenote van verdachte in het bezit is van een dergelijke auto is hierbij van onvoldoende gewicht. De omstandigheid dat verdachte voorafgaand, ten tijde van en na het vermoedelijke tijdstip waarop het feit heeft plaatsgevonden telefonisch contact heeft gehad (met o.m. een mogelijke medeverdachte) op basis waarvan bevindingen in het procesdossier zijn opgenomen met betrekking tot verdachtes locatie op die bewuste tijdstippen, vormt evenmin een voldoende aanwijzing zijn voor zijn betrokkenheid. Andere bewijsmiddelen waaruit kan blijken dat verdachte aanwezig is geweest op of in de directe omgeving van de plaats delict ontbreken evenals bewijsmiddelen waaruit blijkt van een gezamenlijke planvorming/uitvoering.
De rechtbank concludeert dan ook dat uit de bewijsmiddelen in onvoldoende concrete mate verdachtes rechtstreekse betrokkenheid bij de tenlastegelegde feiten is vast komen te staan.
De voorlopige hechtenis.
De rechtbank heeft de voorlopige hechtenis van verdachte reeds opgeheven met ingang van 6 april 2012 te 12.00 uur, gelet op de navolgende uitspraak. (beschikking apart geminuteerd)
De vordering van de benadeelde partij.
Omdat verdachte zal worden vrijgesproken, zal de benadeelde partij niet ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. De benadeelde partij zal worden veroordeeld in de kosten van de verdachte, tot op heden begroot op nihil.
DE UITSPRAAK
De rechtbank verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte primair en subsidiair is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij.
De rechtbank verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet ontvankelijk in de vordering en veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de verdachte, tot op heden
begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.L.W.M. Viering, voorzitter,
mr. N.I.B.M. Buljevic en mr. R.J. Bokhorst, leden,
in tegenwoordigheid van mr. J. van Meurs, griffier,
en is uitgesproken op 19 april 2012.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.