ECLI:NL:RBSHE:2012:BW2456
Rechtbank 's-Hertogenbosch
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onbevoegdheid in verband met arbitragebeding in algemene voorwaarden
In deze zaak, uitgesproken door de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 18 april 2012, is een incident aan de orde waarbij de rechtbank zich onbevoegd verklaart om kennis te nemen van de vordering van [Partij A]. Dit incident is opgeworpen door [Partij B], die zich beroept op een arbitragebeding in de Algemene Voorwaarden voor aannemingen in het bouwbedrijf 1992 (AVA 1992). [Partij A] stelt dat artikel 21 van de AVA 1992 een oneerlijk beding is in de zin van artikel 3 van Richtlijn 93/13/EEG, maar de rechtbank verwerpt dit beroep. De rechtbank oordeelt dat [Partij A], als gebruiker van de voorwaarden, zich niet kan beroepen op de oneerlijkheid van het beding, aangezien de Richtlijn is opgesteld ter bescherming van consumenten en niet van gebruikers die geen consumenten zijn. De rechtbank wijst erop dat artikel 6:233 BW alleen de wederpartij van de gebruiker de mogelijkheid biedt om een beding in algemene voorwaarden te vernietigen.
Daarnaast verwerpt de rechtbank het beroep van [Partij A] op misbruik van recht door [Partij B]. [Partij A] stelt dat [Partij B] de afwikkeling van het geschil tracht te traineren door zich te beroepen op het arbitragebeding. De rechtbank oordeelt echter dat [Partij B] voldoende gemotiveerd heeft aangegeven waarom arbitrage noodzakelijk is en dat de rechtbank voor een juiste beslissing afhankelijk zou zijn van deskundigen, wat ook tijdrovend en kostbaar zou zijn.
Uiteindelijk veroordeelt de rechtbank [Partij A] in de proceskosten van het incident, die aan de zijde van [Partij B] zijn begroot op € 452,00, en verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad. De rechtbank verklaart zich onbevoegd van de vordering in de hoofdzaak kennis te nemen, en veroordeelt [Partij A] ook in de proceskosten van de hoofdzaak, die zijn begroot op € 1.436,00.