vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Parketnummer: 01/825503-11
Datum uitspraak: 16 april 2012
Vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1964],
wonende te [woonplaats], [adres],
thans gedetineerd te: P.I. HvB Grave (Unit A + B).
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van de onderzoeken ter terechtzitting van 5 januari 2012 en 2 april 2012.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 29 november 2011.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 12 september 2011 te Helmond althans in het arrondissement
's-Hertogenbosch ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [verbalisant], wachtmeester der Koninklijke Marechaussee, van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met dat opzet met een door hem, verdachte, bestuurde personenauto meermalen, althans eenmaal abrupt naar links heeft gestuurd, terwijl die [verbalisant] als bestuurder van een motor hem, verdachte, probeerde in
te halen en derhalve links naast hem reed, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(Art. 287/ 302 jo. 45 Sr)
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 september 2011 te Helmond althans in het arrondissement
's-Hertogenbosch [verbalisant], wachtmeester der Koninklijke Marechaussee heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte toen daar opzettelijk dreigend meermalen althans eenmaal een door hem bestuurde personenauto abrupt naar links gestuurd, terwijl die [verbalisant] als bestuurder
van een motor, verdachte probeerde in te halen en derhalve links naast hem reed;
(Art 285 Wetboek van Strafrecht)
hij op of omstreeks 12 september 2011 te Helmond, in elk geval in het arrondissement
's-Hertogenbosch [benadeelde 2], [slachtoffer3], [slachtoffer 1][slachtoffer 2] en/of [benadeelde 1], allen agent/hoofdagent van Regiopolitie Brabant Zuid-Oost, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk meermalen, althans eenmaal aan voornoemde [benadeelde 2], [slachtoffer3], [slachtoffer 2] en/of [benadeelde 1] dreigend een mes, althans een puntig voorwerp getoond terwijl hij op voornoemde personen toeliep en hen dreigend de woorden toegevoegd: Flikker op of ik maak je kapot, ik steek je kapot" en/of "schiet dan, schiet dan" en/of
"kom dan, kom dan, ik maak je hartstikke kapot", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
(art. 285 wetboek van Strafrecht)
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen. Er zijn geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Ten aanzien van de ontvankelijkheid van de officier van justitie:
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging is van mening dat de politie op de Bakelsedijk en op de Stipdonk heeft geschoten in strijd met de ambtsinstructie en dat dit schieten achterwege had dienen te blijven. Er is onevenredig veel geweld gebruikt jegens verdachte en mogelijke alternatieven om de aanhouding van verdachte te bewerkstelligen zijn door de politie ten onrechte niet aangewend. Het openbaar ministerie had bij afweging van alle belangen in redelijkheid niet kunnen beslissen gebruik te maken van haar discretionaire bevoegdheid om verdachte te vervolgen. Verdachte was door het onrechtmatig schieten en het voor hem daaruit volgend leed afdoende gestraft. De verdediging concludeert tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting medegedeeld dat zij in het kader van deze procedure geen standpunt inneemt ten aanzien van de rechtmatigheid van het schieten. Wel is zij van mening dat verdachte in zekere zin op 12 september 2011 ook als slachtoffer kan worden aangemerkt, maar dat er andere wegen dan niet-ontvankelijkheid bestaan om recht te doen aan de situatie voor verdachte. Het tegen verdachte gebruikte geweld en het door verdachte opgelopen letsel als gevolg van het schieten door de verbalisanten staan aan de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie niet in de weg.
Het oordeel van de rechtbank.
Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie kan een passende sanctie zijn indien ernstig inbreuk is gemaakt op de beginselen van een behoorlijke procesorde, waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte, aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan. In de regel zal het gebruik van fors geweld bij de aanhouding van verdachte niet met zich meebrengen dat aan het recht van verdachte op een eerlijke behandeling tekort wordt gedaan. Slechts in zeer uitzonderlijke omstandigheden komt de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in het geding.
Naar aanleiding van het verweer van de raadsman dat de officier van justitie niet-ontvankelijk is omdat de politie heeft gehandeld in strijd met de ambtsinstructie, overweegt de rechtbank het volgende.
Onder bepaalde omstandigheden is het politieambtenaren toegestaan hun dienstwapen te gebruiken.
In artikel 7 van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en andere opsporingsambtenaren staat hierover, voor zover hier van belang, bepaald dat het gebruik van een vuurwapen slechts onder bepaalde omstandigheden geoorloofd is, onder meer om een persoon aan te houden die zich aan zijn aanhouding, voorgeleiding of andere rechtmatige vrijheidsbeneming tracht te onttrekken of heeft onttrokken, en die wordt verdacht van of is veroordeeld wegens het plegen van een misdrijf
1°. waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld, en
2°. dat een ernstige aantasting vormt van de lichamelijke integriteit of de persoonlijke levenssfeer, of
3°. dat door zijn gevolg bedreigend voor de samenleving is of kan zijn.
Daarbij geldt de restrictie dat van het vuurwapen geen gebruik wordt gemaakt, indien de identiteit van de aan te houden persoon bekend is en redelijkerwijs mag worden aangenomen dat het uitstel van de aanhouding geen onaanvaardbaar te achten gevaar voor de rechtsorde met zich brengt.
De rechtbank concludeert dat de ambtsinstructie onder omstandigheden als de onderhavige, onder de hiervoor genoemde restrictie, ruimte laat voor het gebruik van het dienstwapen door de politieambtenaren. De vraag of de politieambtenaren hebben gehandeld in overeenstemming met de ambtsinstructie kan bij de beantwoording van de vraag of de officier van justitie ontvankelijk is worden betrokken, maar is daarbij, anders dan de raadsman stelt, niet doorslaggevend. De rechtbank zal haar eigen afweging maken bij beantwoording van de vraag of het toegepaste geweld in de gegeven omstandigheden dusdanig disproportioneel is geweest, dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
De feiten
De rechtbank gaat op basis van het strafdossier,het dossier van de Rijksrecherche en het verhandelde ter terechtzitting bij de beoordeling uit van de volgende feiten.
Op 12 september 2011 komt bij de politie een anonieme melding binnen dat op de Bakelsedijk in Helmond een man uit een personenauto, een groene Opel Astra, was gestapt met in zijn handen een groot slagersmes en dat die man agressief zou hebben gereageerd naar de melder toe. Twee politieambtenaren gaan naar de Bakelsedijk en krijgen behalve dat de man een slagersmes bij zich heeft en agressief is, te horen dat de man als gewelddadig, onberekenbaar en drugsgebruiker te boek staat en dat hij zich in het algemeen tegen de politie keert. De politie krijgt het advies waakzaam te zijn. De politie treft ter plaatse een groene Opel Astra aan waarvan het kenteken nagenoeg overeenstemt met het door de meldkamer genoemde kenteken. Het kenteken van deze auto staat op naam van verdachte. Verdachte loopt met stevige pas vanuit het bos in de richting van de politie. De politie ziet bij hem zichtbaar een mes in zijn rechterbroekzak dat meteen voor gebruik gereed is. Verder ziet de politie dat hij zijn linkerarm stijf langs zijn lichaam houdt, zodat een ander voorwerp, dat hij in zijn hand houdt, bewust aan het zicht van de politie wordt onttrokken. Verdachte is dan opgefokt en agressief naar de politie toe, heeft grote ogen en reageert woest wanneer hij door de politie wordt aangesproken. Verdachte roept dat zij zich nergens mee moeten bemoeien, dat ze op moeten flikkeren, dat ze hem met rust moeten laten en dat hij hen kapot zal maken. De politie heeft verklaard dat zij zich door het gedrag van verdachte erg bedreigd voelden. Beide politieambtenaren gelasten verdachte zijn wapen(s) neer te gooien. Verdachte voldoet hieraan niet. Als verdachte met het mes in de richting van een van de politieambtenaren loopt, voelt deze zich zeer bedreigd en besluit hij een schot te lossen op de benen van verdachte. Verdachte draait zich om en loopt naar zijn auto. De politie schiet dan nog een keer op de benen van verdachte. Beide schoten zijn mis. Verdachte heeft dan het mes in zijn rechterhand en houdt dit schuin voor zich. Vervolgens stapt hij in zijn auto. Om te voorkomen dat verdachte, gezien zijn gemoedstoestand en de veiligheid voor de overige weggebruikers, wegrijdt schiet de politie de rechtervoor- en rechterachterband van de auto van verdachte lek, doch dit weerhoudt hem er niet van te vluchten. De politie zet de achtervolging in. Op enig moment wordt verdachte direct achtervolgd door meerdere politie-eenheden met zwaailichten, sirenes en een geactiveerd stoptransparant 'STOP POLITIE'. Verdachte rijdt al slingerend over de weg en brengt overige weggebruikers en verkeersdeelnemers ernstig in gevaar. De politie krijgt onderweg assistentie van een motorrijder van de Koninklijke Marechaussee, die het tegemoetkomende verkeer waarschuwt aan de kant te gaan voor verdachte. De politie en de motorrijder zien dat verdachte met zijn linkerarm wilde armbewegingen maakt uit het raam aan de bestuurderszijde, met zijn hoofd uit dat raam hangt en aan zijn gezichtsuitdrukkingen zien zij dat hij schreeuwt. De motorrijder tracht meerdere keren de auto van verdachte in te halen, maar verdachte probeert dit steeds te voorkomen door op dat moment zijn auto abrupt en sterk naar links te sturen. Uiteindelijk staat de auto van verdachte stil langs het kanaal op de Stipdonk, waar ook de achtervolgende eenheden stoppen. Verdachte stapt uit en loopt met het mes in zijn hand in de richting van de inmiddels aanwezige politieambtenaren die zich ook uit hun dienstvoertuigen hebben begeven. Verdachte zwaait met het mes, loopt op de politie af en schreeuwt tegen de politie. Verdachte maakt een woeste en agressieve indruk, gaat volledig door het lint en reageert totaal niet op aanroepen van de politie. Verdachte heeft volgens de politie op dat moment sterk verwijde pupillen en het vermoeden bestaat daardoor dat hij onder invloed van alcohol of drugs verkeert. Gevreesd wordt dat verdachte de politie met het mes zal aanvallen. Door drie politieagenten wordt ongeveer tegelijkertijd in de richting van de benen van verdachte geschoten. Verdachte wordt geraakt in beide benen en de buikstreek en valt op de grond met het mes nog in zijn hand. Verdachte wordt vervolgens per ambulance naar het ziekenhuis gebracht. Verdachte heeft diverse operaties ondergaan.
De politieambtenaren hebben gericht op verdachte geschoten, als gevolg waarvan verdachte ernstig letsel heeft opgelopen
Daar tegenover staat dat verdachte zich tegenover de politie zeer agressief en bedreigend heeft gedragen en dat hij door zijn rijgedrag het overige verkeer vele keren in gevaar heeft gebracht. Verdachte was buiten zinnen. Hij dreigde met een mes, hij,vluchtte in zijn auto met twee lekke banden, was niet aanspreekbaar, gaf geen gehoor aan bevelen van de politie, reed op de weghelft van het tegemoetkomend verkeer en reageerde volstrekt onvoorspelbaar. Naar het oordeel van de rechtbank is, gelet op het levensgevaarlijke gedrag van verdachte, het door de politie gebruikte geweld niet zodanig disproportioneel dat de officier vanwege dit toegepaste geweld niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
De bewijsmotivering.
Inleiding.
Op basis van het feitenrelaas als hiervoor weergegeven, bestaat jegens de verdachte de verdenking van poging tot doodslag op de motorrijder (feit 1) en van bedreiging van meerdere politieambtenaren (feit 2).
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht feit 1 primair en feit 2 wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging is ten aanzien van feit 1 primair van mening dat (voorwaardelijk) opzet op de dood dan wel zware mishandeling van de motorrijder ontbreekt, nu verdachte niet de dood / zware verwonding van de motorrijder beoogde, doch dat hij enkel wilde beletten dat verdachte werd ingehaald. Subsidiair, voor het geval de rechtbank komt tot bewezenverklaring van het primaire, is de verdediging van mening dat hooguit poging tot zware mishandeling bewezen kan worden verklaard, nu in de gegeven omstandigheden slechts een val van de motorrijder had kunnen volgen die naar redelijke verwachting niet tot de dood zou hebben geleid. Ten aanzien van feit 2 dient vrijspraak te volgen omdat verdachte ontkent de ten laste gelegde uitlatingen te hebben gedaan evenals het zwaaien met een mes en de verbale bedreigingen niet allemaal zijn terug te vinden in het strafdossier.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank zal feit 1 en feit 2 gezamenlijk bespreken omdat de feiten nauw met elkaar samenhangen. De gebeurtenissen spelen zich af op 12 september 2012 in het arrondissement ’s-Hertogenbosch, vangen aan op de Bakelsedijk in Helmond en eindigen uiteindelijk op de Stipdonk te Lierop, gemeente Someren.
Verdachte heeft verklaard dat hij in het bos is geweest en dat hij zijn auto daartoe op de Bakelsedijk heeft geparkeerd. Teruggekomen bij zijn auto, staan daar twee politieagenten. Een van hen heeft op de banden van zijn auto geschoten. Hij is toen met kapotte autobanden weggereden. Hij is richting zijn woning in Someren gereden. Op de Stipdonk aangekomen, stopt zijn auto ermee. Hij is uit de auto gestapt en daarna is hij door de politieagenten neergeschoten. Hij heeft hierdoor letsel opgelopen.
[benadeelde 2] heeft verklaard dat hij op de Bakelsedijk verdachte met een hoedje op vanuit het bos in de richting van de Opel Astra van verdachte ziet lopen. Verdachte houdt zijn linkerarm strak tegen zijn lichaam en houdt zo een langwerpig voorwerp voor verbalisanten verborgen. Verdachte gedraagt zich erg opgefokt, agressief en reageert niet op het aanspreken door [benadeelde 2] en zijn collega [slachtoffer3]. [slachtoffer3] spreekt verdachte aan over de auto. Verdachte reageert woest. Op de mededeling dat verdachte moet blijven staan reageert verdachte niet. Verdachte loopt in de richting van [benadeelde 2] en [slachtoffer3]. Verdachte roept tegen [benadeelde 2]: “Flikker op, flikker op, of ik maak je kapot, ik steek je kapot”. Collega [slachtoffer3] stapt hierop naar achteren en [benadeelde 2] trekt zijn dienstwapen omdat hij zich bedreigd voelt. Verdachte loopt richting [benadeelde 2] en roept naar hem dat hij [benadeelde 2] kapot zal steken. [benadeelde 2] loopt een drie of viertal passen naar achteren en dreigt te schieten als verdachte niet blijft staan. Verdachte loopt nog een paar stappen in de richting van [benadeelde 2] en roept nogmaals dat hij [benadeelde 2] kapot zal maken. [benadeelde 2] schiet in de richting van verdachte, maar raakt hem niet. Ter aanhouding heeft [benadeelde 2] nog een tweede keer geschoten, ook dit schot mist verdachte. Daarna schiet [benadeelde 2] twee banden van de auto van verdachte lek. Verdachte rijdt vervolgens weg in zijn auto. Na enige tijd ziet [benadeelde 2] dat de auto van verdachte slingerend over de weg rijdt, waarbij het tegemoetkomend verkeer moet uitwijken. Een motorrijder van de Koninklijke Marechaussee rijdt vervolgens achter de auto van verdachte. De motorrijder probeert de auto links in te halen. Op dat moment stuurt verdachte zijn auto scherp naar links. De auto van verdachte komt tot stilstand en verdachte stapt uit zijn auto. Verdachte loopt met een mes in zijn hand in de richting van [benadeelde 2]. [benadeelde 2] trekt zijn dienstwapen en roept naar verdachte dat hij stil moet blijven staan en zijn mes op de grond moet gooien. Verdachte reageert hierop niet en loopt door, verder in de richting van [benadeelde 2]. Verdachte roept naar [benadeelde 2]: “schiet dan, schiet dan”. Dan wordt verdachte neergeschoten en op de grond geboeid. Het mes dat nog bij verdachte ligt, wordt weggeschopt.
Verbalisant [slachtoffer3] heeft verklaard dat verdachte op de Bakelsedijk direct verbaal erg agressief is en een voorwerp in zijn linkerhand houdt. Hij ziet dat verdachte in zijn rechterbroekzak een mes heeft zitten dat direct gereed is voor gebruik. [slachtoffer3] roept naar verdachte dat hij moet blijven staan en dat hij zijn wapens neer moet gooien. Verdachte reageert hierop erg woest en komt bedreigend over. Verdachte roept naar hen dat ze moeten opflikkeren, dat ze hem met rust moeten laten en dat hij hen kapot zal maken. Collega [benadeelde 2] heeft zijn dienstpistool getrokken en roept met luide stem naar verdachte dat hij moet blijven staan en zijn wapens moet neergooien. Verdachte blijft vervolgens roepen: “opflikkeren en ik maak je hartstikke kapot”. [benadeelde 2] lost twee schoten met zijn dienstwapen, maar raakt verdachte niet. Verdachte blijft even staan en roept: “schiet dan, schiet dan”. Verdachte heeft intussen het mes gepakt en houdt dit schuin voor zich. Daarna stapt verdachte in zijn auto en rijdt met twee door [benadeelde 2] kapotgeschoten autobanden weg. Verdachte rijdt slingerend over de weg. Een motorrijder van de Koninklijke Marechaussee probeert de auto van verdachte even later meerdere malen in te halen. Verdachte stuurt zijn auto op die momenten scherp naar links. De auto van verdachte komt tot stilstand op de Stipdonk te Lierop. Verdachte stapt uit, kijkt naar [slachtoffer3] en loopt dreigend met een mes in zijn rechterhand richting [slachtoffer3]. Verdachte roept: “kom dan, kom dan, ik maak je hartstikke kapot”. [slachtoffer3] alsmede andere collega’s hebben inmiddels hun dienstwapen getrokken en roepen naar verdachte dat hij het mes moet neergooien. [slachtoffer3] richt op de benen van verdachte en hoort dan kort na elkaar meerdere knallen. Hij ziet dat verdachte op de grond valt.
Verbalisant [benadeelde 1] heeft verklaard dat hij heeft gezien dat de motorrijder van de Koninklijke Marechaussee tweemaal tracht de auto van verdachte in te halen. Verdachte stuurt zijn auto op dat moment steeds sterk naar links. De motorrijder moet sterk afremmen en de inhaalmanoeuvre afbreken om een aanrijding te voorkomen. De auto van verdachte komt tot stilstand en verdachte stapt uit. Hij heeft een mes in zijn rechterhand. Verdachte zwaait met het mes en meerdere politieagenten trekken hun dienstwapen. Verdachte is agressief en niet voor rede vatbaar. [benadeelde 1] voelt zich erg bedreigd door het gedrag van verdachte en op het moment dat verdachte een paar stappen in zijn richting zet, schiet [benadeelde 1] op de benen van verdachte. Ook collega’s hebben toen in de richting van verdachte geschoten. Verdachte ligt vervolgens op de grond en heeft op dat moment het mes nog in zijn hand.
Verbalisant [slachtoffer 2] heeft verklaard dat de auto van verdachte van links naar rechts over de rijbaan slingert en dat andere voertuigen moeten uitwijken om een aanrijding te voorkomen. Een motorrijder van de Koninklijke Marechaussee rijdt op enig moment naast de auto van verdachte. Op dat moment beweegt de auto van verdachte met een snelle beweging naar links. De motorrijder moet hierop hard remmen om een aanrijding te voorkomen. Verdachte stuurt zijn auto meerdere malen naar links om de doorgang van de motorrijder te blokkeren. Steeds moet de motorrijder hard remmen om niet door de auto van verdachte van de weg te worden gedrukt. De auto van verdachte stopt en verdachte stapt uit. Verdachte heeft een mes in zijn rechterhand. Meerdere politieagenten roepen naar verdachte dat hij het mes moet laten vallen. Verdachte loopt in de richting van collega [benadeelde 2] al zwaaiend met het mes. [slachtoffer 2] heeft gericht op de benen van verdachte geschoten. Hij heeft meerdere schoten gehoord, waarna verdachte op de grond valt en het mes los laat.
[verbalisant], wachtmeester van de Koninklijke Marechaussee, heeft verklaard dat hij op zijn motor de auto van verdachte heeft achtervolgd met een snelheid van ongeveer 60 kilometer per uur. Hij heeft drie keer geprobeerd om de auto in te halen, maar steeds als hij met zijn motor links naast de auto van verdachte rijdt, ziet hij dat verdachte een ruk aan het stuur geeft en de auto steeds met grote snelheid in de richting van [verbalisant] beweegt. Door middel van een uitwijkmanoeuvre en sterk afremmen heeft [verbalisant] een aanrijding met de auto van verdachte weten te voorkomen. [verbalisant] heeft voorts verklaard dat hij constant met het voorwiel van de motor naast de auto van verdachte heeft gereden. Op de momenten dat de auto in zijn richting komt, heeft hij de inhaalpoging telkens moeten staken. De achtervolging vindt plaats midden in de spits en het is op dat moment heel druk op de weg. [verbalisant] ziet dat verdachte tijdens de rit met zijn linkerarm en zijn hoofd uit het raam hangt en ondertussen ook omkijkt naar [verbalisant]. Bij de inhaalpogingen heeft verdachte [verbalisant] goed in de gaten gehouden. Verdachte heeft tijdens het rijden zijn rechterhand aan het stuur en heeft hard naar links moeten sturen om in de richting van de motor te rijden, omdat zijn auto een lekke band had.
De rechtbank overweegt ten aanzien van feit 1 het volgende.
Verdachte weet dat verbalisant [verbalisant] op zijn motor kort achter dan wel naast zijn auto rijdt. Hij heeft [verbalisant] door het geopende raam van zijn auto gezien en een en ander geroepen. Beiden rijden op dat moment met een snelheid tussen de 50 en 60 kilometer per uur over een weg met tegenliggers, tijdens de spits en met veel verkeer op de weg. De motorrijder kan de auto van verdachte alleen inhalen over de rijstrook voor het tegemoetkomend verkeer, welke rijstrook direct grenst aan een doorlopende vangrail met daarachter een kanaal. Op het moment dat verdachte met zijn auto in de richting stuurt van de naast hem rijdende [verbalisant] op zijn motor, ook al is dit ter voorkoming van inhalen door de motorrijder, aanvaardt verdachte de aanmerkelijke kans dat de motorrijder hierdoor wordt geraakt en ten val komt dan wel dat de motorrijder bij het uitwijken ten val komt dan wel dat de motorrijder bij het uitwijken tegen een tegemoetkomend voertuig rijdt, ten gevolge waarvan de motorrijder mede gelet op de gereden snelheid, de extra kwetsbaarheid bij een valpartij van een motorrijder en de omstandigheden ter plaatse (druk, tegemoetkomend verkeer en direct vangrail langs de rijstrook) kan komen te overlijden. Uit de verklaringen in het dossier leidt de rechtbank af dat verdachte wist dat de motorrijder achter dan wel naast zijn auto reed, dat deze hem wilde inhalen en desondanks heeft verdachte toch meerdere malen met een opzettelijke stuurbeweging in de richting van die motorrijder gestuurd. Daarmee heeft verdachte de aanmerkelijke kans dat de motorrijder kon komen te overlijden ook bewust aanvaard. Gelet hierop en gelet op de verklaringen van de verbalisanten levert dit op de onder 1 primair ten laste gelegde poging tot doodslag.
Op basis van de verklaringen van de verbalisanten dat zij zich door het tonen van het mes en de bewoordingen van verdachte bedreigd voelden en de verklaring van verdachte dat hij ter plaatse is geweest, acht de rechtbank het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen als hierna te melden.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
Ten aanzien van feit 1 primair:
op 12 september 2011 in het arrondissement 's-Hertogenbosch ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [verbalisant], wachtmeester der
Koninklijke Marechaussee, van het leven te beroven, met dat opzet met een door hem, verdachte, bestuurde personenauto meermalen abrupt naar links heeft gestuurd, terwijl die [verbalisant] als bestuurder van een motor hem, verdachte, probeerde in te halen en derhalve links naast hem reed, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
op 12 september 2011 in het arrondissement 's-Hertogenbosch [benadeelde 2], [slachtoffer3], [slachtoffer 1][slachtoffer 2] en [benadeelde 1], allen agent/hoofdagent van Regiopolitie Brabant Zuid-Oost, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk meermalen aan voornoemde [benadeelde 2], [slachtoffer3], [slachtoffer 2] en [benadeelde 1] dreigend een mes getoond terwijl hij op voornoemde personen toeliep en/of hen dreigend de woorden toegevoegd:“Flikker op of ik maak je kapot, ik steek je kapot" en/of "schiet dan, schiet dan" en/of "kom dan, kom dan, ik maak je hartstikke kapot", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het feit.
Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert een gevangenisstraf van 30 maanden waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en met aftrek van het voorarrest, ontzegging van de rijbevoegdheid van 5 jaar, onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen voorwerpen en toewijzing van de drie civiele vorderingen met daarbij steeds het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging is van mening dat het opleggen van de ISD-maatregel, zoals door de reclassering geadviseerd, niet aan de orde is en dat een eventueel op te leggen gevangenisstraf de duur van het voorarrest niet dient te overstijgen. Gelet daarop verzoekt de raadsman de voorlopige hechtenis van verdachte onmiddellijk op te heffen, gelet op artikel 67a, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering. De civiele vorderingen dienen niet-ontvankelijk te worden verklaard. De benadeelden zijn voor eventuele bedreigingen van verdachte al gecompenseerd door het schieten.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft politieambtenaren bedreigd en geen gehoor gegeven aan hun bevelen. Verdachte toont met zijn handelen geen enkel respect voor de verbalisanten. De politie moet in alle redelijkheid en ongestoord haar taak kunnen uitvoeren.
Verdachte heeft zich na de bedreiging aan zijn aanhouding onttrokken, is vervolgens met twee kapotte banden in zijn auto weggereden en heeft zich al slingerend over de weg begeven, waarbij hij zich zodanig heeft gedragen dat dit een motorrijder van de Koninklijke Marechaussee noodlottig had kunnen worden. Verdachte heeft welbewust een zeer groot en levensbedreigend gevaar voor deze motorrijder in het leven geroepen en een groot gevaar voor de verkeersveiligheid van de overige weggebruikers veroorzaakt.
De rechtbank houdt er aan de andere kant rekening mee dat verdachte door het schieten van de verbalisanten gewond is geraakt en dat hij diverse keren geopereerd moest worden. Verdachte moet nog een operatie ondergaan aan zijn been. Ook heeft verdachte nog (een deel van) een projectiel in zijn rug dat operatief zal moeten worden verwijderd. Een dergelijke operatie is niet zonder risico’s voor de gezondheid van verdachte. De rechtbank zal vanwege het toegebrachte letsel een lagere straf opleggen.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de op te leggen straf de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.
De rechtbank zal deze gevangenisstraf (voor een gedeelte) voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Aan deze voorwaardelijke straf zal geen bijzondere voorwaarde worden gekoppeld, omdat, zo blijkt uit het reclasseringsrapport, verdachte niet meewerkt aan welke vorm van hulpverlening dan ook.
Daarnaast acht de rechtbank gelet op het rijgedrag van verdachte en de bewezen verklaarde poging tot doodslag van de verbalisant op de motor het opleggen van een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van vijf jaar geboden.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2].
Beoordeling.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in de vordering, omdat de rechtbank van oordeel is dat op basis van de onderbouwing van de vordering niet eenvoudig kan worden vastgesteld dat de gevorderde schade een rechtstreeks gevolg is van de ten laste gelegde bedreiging, zodat de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De benadeelde partij kan deze onderdelen van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De kosten van partijen zullen worden gecompenseerd, aldus dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1].
Beoordeling.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in de vordering, omdat de rechtbank van oordeel is dat op basis van de onderbouwing van de vordering niet eenvoudig kan worden vastgesteld dat de gevorderde schade een rechtstreeks gevolg is van de ten laste gelegde bedreiging, zodat de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De benadeelde partij kan deze onderdelen van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De kosten van partijen zullen worden gecompenseerd, aldus dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1][slachtoffer 2].
Beoordeling.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in de vordering, omdat de rechtbank van oordeel is dat op basis van de onderbouwing van de vordering niet eenvoudig kan worden vastgesteld dat de gevorderde schade een rechtstreeks gevolg is van de ten laste gelegde bedreiging, zodat de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De benadeelde partij kan deze onderdelen van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De kosten van partijen zullen worden gecompenseerd, aldus dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.
Beslag.
De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen in beslag genomen voorwerpen vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting – dit voorwerpen zijn:
- met behulp van welke de feiten zijn begaan of voorbereid (het mes);
- die bij gelegenheid van het onderzoek naar de door hem begane misdrijven zijn aangetroffen (de munitie), terwijl deze voorwerpen kunnen dienen tot het begaan of ter voorbereiding van soortgelijke misdrijven en deze voorwerpen toebehoren aan verdachte en van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit ervan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 14a, 14b, 14c, 27, 36b, 36c, 36d, 45, 57, 285, 287
Wegenverkeerswet 1994 art. 179, 179a.
Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
Ten aanzien van feit 1 primair:
poging tot doodslag;
Ten aanzien van feit 2:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
De rechtbank verklaart verdachte hiervoor strafbaar en legt op de volgende straf en maatregelen.
Ten aanzien van feit 1 primair, feit 2:
Gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, groot 6 (zes) maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Ten aanzien van feit 1 primair:
Ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen (bromfietsen daaronder begrepen) voor de duur van 5 jaar.
Onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen goederen, te weten:
1 mes, 4 stuks munitie Super Randvuur .22 en 1 stuks munitie S&B 9x19 mm Luger.
Ten aanzien van feit 2:
Niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij [benadeelde 2] in de vordering.
Compenseert de kosten van partijen aldus dat elke partij zijn eigen kosten draagt.
Ten aanzien van feit 2:
Niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij [slachtoffer 1][slachtoffer 2] in de vordering.
Compenseert de kosten van partijen aldus dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.
Ten aanzien van feit 2:
Niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij [benadeelde 1] in de vordering.
Compenseert de kosten van partijen aldus dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. N.I.B.M. Buljevic, voorzitter,
mr. A.M. Kooijmans-de Kort en mr. M.A. Bijl, leden,
in tegenwoordigheid van M.J.H. Rijnbeek, griffier,
en is uitgesproken op 16 april 2012.
De voorzitter, mr. N.I.B.M. Buljevic, is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.