RECHTBANK ‘s-HERTOGENBOSCH
Sector Kanton, locatie ‘s-Hertogenbosch
Zaaknummer : 793847
Rolnummer : 11 – 10792
Uitspraak : 19 januari 2012
[werkneemster]
wonende te [woonplaats]
eiseres
gemachtigde Mr. P.S. van Minnen
de stichting Stichting Aanzet
gevestigd te Oss
gedaagde
gemachtigde Mr. F.A. Chorus
Partijen zullen “[werkneemster]” en “Aanzet” worden genoemd.
[werkneemster] heeft dit geding aanhangig gemaakt met een dagvaarding die op 27 december 2011 op de griffie van de rechtbank 's-Hertogenbosch sector kanton, locatie 's-Hertogenbosch is binnengekomen.
Aanzet is vrijwillig verschenen.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 5 januari 2012, tegelijk met de mondelinge behandeling van het door Aanzet ingediende verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [werkneemster].
De gemachtigde van [werkneemster] heeft de vordering toegelicht. De gemachtigde van Aanzet heeft verweer gevoerd, mede aan de hand van de door hem overgelegde pleitnotities met producties.
De uitspraak is bepaald op vandaag.
[werkneemster] is op 16 december 1996 bij de rechtsvoorganger van Aanzet in dienst getreden. Haar functie is die van sociaal raadsvrouw. Haar salaris bedraagt € 2848,00 bruto per maand, exclusief vakantietoeslag en eindejaarsuitkering, op basis van een arbeidsomvang van 36 uur per week.
[werkneemster] voerde haar werkzaamheden voor 24 uur per week uit op de locatie van het hoofdkantoor van Aanzet te Oss. Daarnaast was zij voor 4 uur per week werkzaam op de locatie van Aanzet te Heesch. Voor 8 uur per week was zij werkzaam op een locatie van de gemeente Oss, zowel op het zogenaamde Werkplein, als op het zogenaamde Zorgplein.
De gemeente Oss is de grootste subsidieverstrekker van Aanzet.
Op 19 oktober 2011 heeft zich een conflict voorgedaan tussen [werkneemster] en de heer [X], werkzaam voor de gemeente Oss. De heer [X] heeft zich hierover bij Aanzet beklaagd. Deze klacht heeft Aanzet op 19 oktober 2011 met [werkneemster] besproken, waarna zij haar op non-actief heeft gesteld in afwachting van nader onderzoek. Bij brief van 27 oktober 2011 heeft Aanzet [werkneemster] ontslag aangezegd. Een voorgenomen gesprek over deze brief en de gevolgen daarvan heeft geen doorgang gevonden.
Bij beschikking van vandaag is het verzoek van Aanzet tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [werkneemster] afgewezen.
De vordering en het verweer
[werkneemster] stelt, dat haar op non-actief stelling op ondeugdelijke inhoudelijke gronden is gebaseerd en via een ondeugdelijke procedure is opgelegd en wordt gehandhaafd.
Zij vordert om Aanzet bij wege van voorlopige voorziening te veroordelen:
– om haar binnen twee werkdagen na betekening van dit vonnis toe te laten tot haar werkzaamheden als sociaal raadsvrouwe bij Aanzet en haar in de gelegenheid te stellen die werkzaamheden uit te voeren, alles op de wijze zoals tussen partijen overeengekomen en tussen partijen gebruikelijk was en daartoe aan haar alle noodzakelijke en gebruikelijke middelen te verschaffen, waaronder het gebruik van haar eigen werkkamer met alle daarin voorheen aanwezige zaken;
– tot betaling van een dwangsom van € 5000,00 voor elke kalenderdag of deel daarvan die Aanzet niet aan deze veroordeling voldoet;
– tot betaling van de kosten van het geding.
Aanzet bestrijdt de vordering en de gronden daarvoor.
Zij stelt, dat zij [werkneemster] terecht op non-actief heeft gesteld en dat de gedragingen van [werkneemster] een ontbinding van de arbeidsovereenkomst rechtvaardigen.
Op hetgeen partijen verder aan hun vordering en hun verweer ten grondslag hebben gelegd zal de kantonrechter voor zoveel nodig onder de beoordeling ingaan.
Dat [werkneemster] een spoedeisend belang heeft bij de onderhavige vorderingen is door Aanzet niet bestreden en is overigens voldoende aannemelijk geworden.
In de brief van Aanzet aan [werkneemster] van 21 oktober 2011 wordt de aanleiding voor de op non-actief stelling van [werkneemster] als volgt omschreven:
"In uw functie van sociaal raadsvrouw houdt u onder meer wekelijks spreekuur bij een van onze belangrijkste opdrachtgevers (en tevens onze belangrijkste subsidieverstrekker), de gemeente Oss. Naar wij hebben begrepen van de heer [X], …., zijn er binnen de gemeente Oss al geruime tijd de nodige ernstige klachten over uw handelwijze. U zou zich onder meer herhaaldelijk manipulatief en zelfs intimiderend richting meerdere medewerkers en de gemeente hebben opgesteld. Meerdere medewerkers van de gemeente hebben aangegeven dat zij zich vaak onheus door u bejegend voelen, en dat zij als gevolg van een optreden zelfs ernstig belemmerd worden in hun werkzaamheden."
In de brief verwijt Aanzet [werkneemster] een gesprek hierover met de heer [X] geweigerd te hebben. Volgens Aanzet zou de gemeente Oss hebben besloten, dat [werkneemster] per direct niet meer welkom is.
[werkneemster] heeft de haar gemaakte verwijten bestreden.
Aanzet heeft een brief van de heer [X] van 31 oktober 2011 in het geding gebracht, waarin hij zijn visie geeft over het conflict met [werkneemster], meer in het bijzonder het gebeurde op 19 oktober 2011. In dezelfde brief geeft hij, geanonimiseerd, klachten weer van andere medewerkers.
De kantonrechter is vooralsnog van oordeel, dat de juistheid van de in deze brief geformuleerde klachten in onvoldoende mate is komen vast te staan omdat de direct betrokkenen, de heer [X] en [werkneemster], elkaar op belangrijke punten tegenspreken en verklaringen van derden ontbreken. Bovendien ligt een kennelijk verschil in opvatting over de mate van onafhankelijkheid, waarin sociale raadslieden hun taak in het belang van de hen toevertrouwde cliënten hebben uit te oefenen, aan het conflict tussen de heer [X] en [werkneemster] ten grondslag.
Dit daargelaten, Aanzet had als werkgeefster de klachten met [werkneemster] moeten bespreken en haar een kans moeten geven het conflict of de conflicten op te helderen en haar gedrag aan te passen. Aanzet had, zoals in de beschikking op het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst uitvoeriger overwogen, ook duidelijkheid moeten scheppen over de grenzen van de onafhankelijkheid waarbinnen sociale raadslieden hun functie moeten vervullen. Aanzet heeft dit nagelaten en te vroeg de conclusie getrokken dat het vertrek van [werkneemster] noodzakelijk was.
Op grond van dezelfde overwegingen heeft de kantonrechter het verzoek van Aanzet tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst afgewezen.
Te meer nu uit de brief van de heer [X] van 31 oktober 2011 niet blijkt, dat hij de verstandhouding tussen hem en [werkneemster] als definitief verstoord ziet en een collega van hem, de heer [Z], heeft kenbaar gemaakt dat wat hem betreft geen problemen met [werkneemster] bestaan en nu vaststaat, dat [werkneemster] slechts voor een beperkt deel van haar aanstelling werkzaam is op het zogenaamde Werkplein, waar zij met de heer [X] te maken heeft komt de kantonrechter tot de bevinding, dat [werkneemster] te vroeg naar het middel van op non-actief stelling heeft gegrepen en in ieder geval op onjuiste gronden de op non-actief stelling heeft gehandhaafd nadat het onderzoek naar de aan [werkneemster] gemaakt verwijten was afgerond.
Hieruit volgt, dat de vorderingen van [werkneemster] toewijsbaar zijn, met dien verstande dat de gevorderde dwangsom zal worden beperkt als onder de beslissing te vermelden.
Aanzet wordt veroordeeld in de kosten van het geding, omdat zij ongelijk krijgt.
De kantonrechter, rechtdoende bij wege van voorlopige voorziening:
veroordeelt Aanzet om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis [werkneemster] toe te laten tot haar werkzaamheden als sociaal raadsvrouwe bij Aanzet en [werkneemster] in de gelegenheid te stellen die werkzaamheden uit te voeren, alles op de wijze zoals tussen partijen overeengekomen en tussen partijen gebruikelijk was en daartoe aan haar alle noodzakelijke en gebruikelijke middelen te verschaffen, waaronder het gebruik van haar eigen werkkamer met alle daarin voorheen aanwezige zaken;
veroordeelt Aanzet tot betaling van een dwangsom van € 1000,00, voor elke kalenderdag of deel daarvan die zij niet aan deze veroordeling voldoet, tot een maximum van € 25.000,00;
bepaalt dat deze dwangsom vatbaar zal zijn voor matiging door de rechter, voor zover handhaving daarvan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn, in aanmerking genomen de mate waarin aan het vonnis is voldaan, de ernst van de overtreding en de mate van verwijtbaarheid van de overtreding;
veroordeelt Aanzet in de kosten van het geding tot vandaag aan de zijde van [werkneemster] begroot op € 71,00 griffierecht en € 400,00 salaris gemachtigde;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door Mr. J.P.M. van der Ham en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 19 januari 2012 in aanwezigheid van de griffier.