ECLI:NL:RBSHE:2012:BW0237

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
29 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/120746-11
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verduistering door Finance Manager met aanzienlijke schade aan werkgever

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 29 maart 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die als Financial Manager gedurende een periode van zes jaar bedrijfsgelden heeft verduisterd. De verdachte heeft in totaal een bedrag van € 190.588,25 naar zijn privérekening overgemaakt, wat resulteerde in een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden. De tenlastelegging omvatte het opzettelijk zich wederrechtelijk toe-eigenen van geld dat toebehoorde aan zijn werkgever, waarbij de verdachte gebruik maakte van zijn positie en toegang tot de financiële middelen van het bedrijf. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen gronden waren voor schorsing van de vervolging. De bewezenverklaring was gebaseerd op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen waren vervat.

De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de lange periode van verduistering, en het feit dat de verdachte uit puur winstbejag heeft gehandeld. De rechtbank heeft ook de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, waaronder zijn ontslag op staande voet door de werkgever en de gevolgen van zijn daden voor zijn persoonlijke leven. De vordering van de benadeelde partij, die materiële schade en onderzoekskosten omvatte, werd gedeeltelijk toegewezen, met een totaalbedrag van € 195.588,25, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft de verdachte ook veroordeeld tot betaling van de kosten van de benadeelde partij en heeft bepaald dat hij van zijn schadevergoedingsplicht is bevrijd voor zover hij aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding heeft voldaan.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/120746-11
Datum uitspraak: 29 maart 2012
Verkort vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1954],
wonende te B3390 [woonplaats] (België), [adres].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 20 september 2011 en 15 maart 2012.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 28 juni 2011.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstippen in de periode van 14 december 2004 tot en met 9 december 2010 te Nuenen, gemeente Nuenen Ca opzettelijk een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan [slachtoffer 1] in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk(e) goed(eren) verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking van/als Finance Manager, in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had te weten door het overboeken van een/die hoeveelheid geld naar zijn rekening, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
( art 321 Wetboek van Strafrecht, art 322 Wetboek van Strafrecht )
Tengevolge van een kennelijke omissie in de tenlastelegging begaan, is tussen de woorden "opzettelijk" en "een" in de tweede regel en tussen de woorden "het" en "overboeken" in de zevende regel weggevallen het woord "telkens". De rechtbank herstelt deze omissie en leest voormelde zinsnede zoals hiervoor is vermeld. Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in haar vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De bewezenverklaring.
De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
op tijdstippen in de periode van 14 december 2004 tot en met 9 december 2010 te Nuenen, gemeente Nuenen Ca opzettelijk telkens een hoeveelheid geld, dat geheel toebehoorde aan
[bedrijf], en welk geld verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking als Finance Manager onder zich had, door het telkens overboeken van die hoeveelheid geld naar zijn rekening, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het feit.
Het bewezenverklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
- bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit;
- een gevangenisstraf van 9 maanden;
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van
€ 225.736,89 met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
De officier van justitie maakt kenbaar voornemens te zijn een vordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht aanhangig te maken.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op:
a. de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan,
b. de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheden in het nadeel van verdachte:
- de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- verdachte heeft gedurende een lange periode, te weten 6 jaar, regelmatig geld van zijn werkgever verduisterd overeenkomstig een door hem welbewust opgesteld plan en daardoor grote materiële schade veroorzaakt. Verdachte heeft in totaal een bedrag van € 190.588,25 verduisterd;
- verdachte heeft bij het plegen van de feiten gehandeld uit puur winstbejag en heeft zich niets aangetrokken van de belangen van zijn werkgever. Hij heeft aldus ernstig misbruik gemaakt van het vertrouwen dat zijn werkgever in hem stelde als Finance Manager.
In het voordeel van verdachte weegt de rechtbank mee:
- verdachte werd terzake strafbare feiten soortgelijk aan de door hem gepleegde strafbare feiten niet eerder veroordeeld;
- verdachte heeft de door hem gepleegde strafbare feiten bij de aanvang van het tegen hem ingestelde onderzoek toegegeven en tevens zijn volledige medewerking aan dat onderzoek verleend;
- verdachte is in verband met de door hem gepleegde strafbare feiten door zijn werkgever op staande voet ontslagen en het is niet te verwachten dat hij vooruitzicht heeft op een baan in de financiële sector;
- verdachte is getroffen door de gevolgen van de door hem gepleegde strafbare feiten in die zin dat zijn relatie daardoor is beëindigd;
- de gezondheidstoestand van verdachte.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de op te leggen straf de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.
De vordering van de benadeelde partij [bedrijf]
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de volgende onderdelen van de vordering, te weten de materiële schade van € 190.588,25 (post 1 en 2) en de onderzoekskosten tot een bedrag van
€ 5.000,-- (post 3 en 4), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank kan niet precies vaststellen welk deel van de onderzoekskosten als rechtstreeks door de bewezenverklaarde feiten toegebrachte schade kan worden aangemerkt en welk deel van de onderzoekskosten betrekking heeft op ander onderzoek. De rechtbank schat het bedrag van de onderzoekskosten als rechtstreeks door de bewezenverklaarde feiten toegebrachte schade op € 5.000,--.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in het overige deel van de onderzoekskosten (post 3 en 4), omdat de rechtbank van oordeel is dat behandeling van dat deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert,
aangezien onduidelijk is of er sprake is van rechtstreeks door het bewezenverklaarde feit toegebrachte schade.
De benadeelde partij kan deze onderdelen van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op € 4.000,-- terzake van kosten rechtsbijstand overeenkomstig het liquidatietarief civiele zaken. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 24c, 36f, 57, 321, 322.
DE UITSPRAAK
Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
verduistering gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke
dienstbetrekking onder zich heeft, meermalen gepleegd
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf(fen) en/of maatregel(en).
Gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.
Maatregel van schadevergoeding van EUR 195.588,25 subsidiair 365 dagen hechtenis.
derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [bedrijf] van een bedrag van EUR 195.588,25 (zegge: honderdvijfennegentigduizendvijfhonderdachtentachtig euro en vijfentwintig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 365 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit materiële schadevergoeding, te weten de materiële schade (post 1 en 2) en de onderzoekskosten tot een bedrag van EUR 5.000,-- (post 3 en 4).
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [bedrijf] van een bedrag van
EUR 195.588,25 (zegge: honderdvijfennegentigduizendvijfhonderdachtentachtig euro en vijfentwintig eurocent), te weten materiële schadevergoeding terzake de materiële schade
(post 1 en 2) en de onderzoekskosten tot een bedrag van EUR 5.000,-- (post 3 en 4).
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot heden begroot op EUR 4.000,-.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de onderzoekskosten (post 3 en 4) niet ontvankelijk is.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E.C.M. de Klerk, voorzitter,
mr. J.M.P. Willemse-Schwering en mr. M.A. Bijl, leden,
in tegenwoordigheid van mr. E. de Dooij, griffier,
en is uitgesproken op 29 maart 2012.