ECLI:NL:RBSHE:2012:BV9111

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
15 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/825625-11
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met bedreiging tegen taxichauffeur in Eindhoven

Op 15 maart 2012 heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 28 november 2011 in Eindhoven een diefstal heeft gepleegd, vergezeld van bedreiging met geweld tegen een taxichauffeur. De verdachte, geboren in 1974 en thans gedetineerd in P.I. Breda, werd beschuldigd van het wegnemen van een portemonnee met inhoud, toebehorende aan de taxichauffeur en/of het taxibedrijf. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de taxichauffeur heeft bedreigd met een voorwerp in zijn nek en hem heeft gedwongen tot het afgeven van zijn portemonnee. De rechtbank heeft de geldigheid van de dagvaarding bevestigd en de bevoegdheid om van de zaak kennis te nemen vastgesteld. De verdachte heeft tijdens het proces zijn betrokkenheid erkend, maar zijn verklaring over een lening van de taxichauffeur werd als ongeloofwaardig beschouwd. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de diefstal met bedreiging en heeft een gevangenisstraf van 12 maanden opgelegd, met aftrek van voorarrest. Daarnaast zijn er schadevergoedingsmaatregelen opgelegd aan de benadeelde partijen, waaronder een bedrag van €830 aan de taxichauffeur en €570,83 aan het taxibedrijf, met vervangende hechtenis bij niet-betaling. De rechtbank heeft ook de vordering van de officier van justitie in overweging genomen, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, en heeft geoordeeld dat de opgelegde straf de ernst van het delict voldoende weerspiegelt.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/825625-11
Datum uitspraak: 15 maart 2012
Verkort vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1974,
wonende te [woonplaats], [adres],
thans gedetineerd te: P.I. Breda - HvB De Boschpoort.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 1 maart 2012.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 27 januari 2012.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 28 november 2011 te Eindhoven met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee (met inhoud),
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [taxibedrijf1] en/of
[slachtoffer1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer1], gepleegd met het oogmerk
om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij
betrapping op heterdaad hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit
van het gestolene te verzekeren,
en/of
hij op of omstreeks 28 november 2011 te Eindhoven met het oogmerk om zich
en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging
met geweld [slachtoffer1] heeft gedwongen tot de afgifte van een portemonnee
(met inhoud), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[taxibedrijf1] en/of [slachtoffer1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
die [slachtoffer1] een voorwerp in zijn nek heeft geduwd/gehouden en/of
(vervolgens/daarbij) heeft geroepen "Hier die portemonnee" en/of (vervolgens)
de bovengenoemde portemonnee uit de hand(en) van die [slachtoffer1] heeft
getrokken/gepakt;
(artikel 312/317 Wetboek van Strafrecht)
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De bewezenverklaring.
De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
op 28 november 2011 te Eindhoven met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee (met inhoud), toebehorende aan [taxibedrijf1] en/of
[slachtoffer1], welke diefstal werd vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Nadere bewijsoverweging.
Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting erkend dat hij op 28 november 2011 te Eindhoven in de taxi van de in de tenlastelegging genoemde [slachtoffer1] heeft gezeten met [betrokkene1]. Verdachte zat achterin en [betrokkene1] zat voorin de taxi. Op een gegeven moment heeft [betrokkene1] de taxi verlaten zonder de taxirit te betalen.
Ook verdachte heeft de taxirit niet betaald.
Verdachte had tijdens de taxirit een blikje bier bij zich.
[slachtoffer1] heeft aangifte gedaan van een beroving door de man die achterin de taxi zat. Toen de taxichauffeur zijn portemonnee pakte voelde hij iets in zijn nek. Het voelde koud aan en werd stevig tegen zijn nek geduwd. De man achterin riep dat de chauffeur zijn portemonnee moest geven. De chauffeur heeft de portemonnee met inhoud aan de man gegeven en vervolgens is de man uitgestapt en weg gegaan.
Tijdens het verhoor van aangever op 2 december 2011 merkten verbalisanten [verbalisant1] en [verbalisant2] dat aangever nog steeds erg ontdaan was wat hem overkomen was. Verbalisanten zagen dat zijn ogen waterig stonden.
Op 29 november 2011 heeft verdachte bij de nachtopvang van Stichting [naam Stichting] verbleven.
Een medewerker bij de nachtopvang, [getuige 1] heeft waargenomen dat op 29 november 2011 verdachte, [getuige 2] en nog een paar passanten in de eetruimte tv zaten te kijken. Rond het moment dat Opsporing Verzocht op de televisie kwam maakte [getuige 2] een opmerking naar [getuige 1]. [getuige 1 ] hoorde dat verdachte zei: "Dat moet je niet bij hem over beginnen", of woorden van gelijke strekking. [getuige 1] herhaalde de woorden van verdachte, waarna hij zag dat verdachte schrok op het horen van zijn zin.
Een andere medewerker van de Stichting [naam Stichting] heeft verklaard dat een passant tussen 18.00 uur en 19.00 uur naar de balie kwam en vertelde dat er in de rookkamer verteld werd dat ene [verdachte1] en ene [betrokkene1] (de rechtbank leest hier: [betrokkene1]) een taxichauffeur hadden overvallen. [verdachte1] had dat in de rookkamer verteld.
Op grond van het vorenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de overval op de taxichauffeur heeft gepleegd.
De rechtbank heeft geen enkele reden te twijfelen aan de inhoud van de aangifte. Dat aangever wellicht geen correcte omschrijving van verdachte zou hebben gegeven doet niets af aan de betrouwbaarheid van zijn aangifte. Het staat immers vast dat verdachte achterin de taxi heeft gezeten.
Verdachte heeft verklaard dat de taxichauffeur [betrokkene1] € 20,-- wisselgeld heeft geleend bestaande uit een briefje van tien en twee biljetten van 5 euro en dat [betrokkene1] met dit geld is verdwenen. Aangever spreekt hier niet over.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte op dit punt volstrekt ongeloofwaardig. Op geen enkele wijze is aannemelijk geworden dat de chauffeur geld zou hebben geleend aan [betrokkene1]. Juist de chauffeur had voor de rit van [betrokkene1] of verdachte geld tegoed. Het gaat hierbij bovendien om kleine coupures en evenmin is aannemelijk dat het wisselgeld betreft.
Strafbaarheid van het feit.
Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
- een gevangenisstraf van 15 maanden met aftrek voorarrest;
- toewijzing vordering benadeelde partij [slachtoffer1] met oplegging van de maatregel 36f van het Wetboek van Strafrecht € 830,-- subsidiair 16 dagen hechtenis;
- toewijzing vordering benadeelde partij [taxibedrijf1] met oplegging van de maatregel 36f van het Wetboek van Strafrecht € 570,83 subsidiair 11 dagen hechtenis.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op:
a. de aard van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan,
b. de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheden in het nadeel van verdachte:
- de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- verdachte heeft een taxichauffeur tijdens de uitoefening van zijn werkzaamheden gedurende de nachtelijke uren beroofd. Dit heeft blijkens het schadeonderbouwingsformulier een groot gevoel van onveiligheid bij deze chauffeur veroorzaakt. Verdachte heeft zich kennelijk om het lot van het slachtoffer volstrekt niet bekommerd;
- verdachte werd eerder voor vermogensdelicten veroordeeld.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de op te leggen straf de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden. Gelet hierop wijst de rechtbank het door de verdediging ter zitting gedane verzoek tot onmiddellijke invrijheidstelling af.
Verzoek onmiddellijke invrijheidsstelling.
De raadsvrouwe van verdachte heeft de rechtbank verzocht verdachte onmiddellijk in vrijheid te stellen. De rechtbank wijst dit verzoek gelet op het hiervoor overwogene af.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer1].
De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.
De vordering van de benadeelde partij [taxibedrijf1]
De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 24c, 27, 36f, 310, 312.
DE UITSPRAAK
Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
Diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met
het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf en maatregel.
Gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27
Wetboek van Strafrecht
Afwijzing van het verzoek tot onmiddellijke invrijheidstelling.
Maatregel van schadevergoeding van EUR 830,00 subsidiair 16 dagen hechtenis
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten
behoeve van het slachtoffer [slachtoffer1] van een bedrag van EUR 830,--
(zegge: achthonderddertig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te
vervangen door 16 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een bedrag van EUR
800,-- immateriële schadevergoeding en EUR 30,-- materiële schadevergoeding.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde
betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van
het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer1]:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte
mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer1], van een bedrag
van EUR 830,-- (zegge: achthonderddertig euro), te weten EUR 800,-- immateriële
schadevergoeding en EUR 30,-- materiële schadevergoeding.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de
datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden
begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te
maken kosten.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor
zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot
vergoeding van deze schade.
Maatregel van schadevergoeding van EUR 570,83 subsidiair 11 dagen hechtenis
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten
behoeve van het slachtoffer Taxibedrijf [taxibedrijf1] van een bedrag van EUR
570,83 (zegge: vijfhonderdzeventig euro en drieëntachtig cent), bij gebreke van
betaling en verhaal te vervangen door 11 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat
uit materiële schadevergoeding.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde
betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van
het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij Taxibedrijf [taxibedrijf1]:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte
mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij Taxibedrijf [taxibedrijf1], van
een bedrag van EUR 570,83 (zegge: vijfhonderdzeventig euro en drieëntachtig
cent), te weten materiële schadevergoeding.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de
datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden
begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te
maken kosten.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor
zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot
vergoeding van deze schade.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W.M. Weerkamp, voorzitter,
mr. N.M. Spelt en mr. W.T.A.M. Verheggen, leden,
in tegenwoordigheid van L. Scholl, griffier,
en is uitgesproken op 15 maart 2012.
Mr. Verheggen is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.