ECLI:NL:RBSHE:2012:BV8728

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
19 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/845347-11
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot zware mishandeling en bedreiging met zware mishandeling

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 19 maart 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging tot zware mishandeling en bedreiging. De feiten vonden plaats op 13 juni 2011, toen de verdachte met zijn auto op drie personen inreed op de Graafseweg in 's-Hertogenbosch. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk de kans op zwaar lichamelijk letsel voor de slachtoffers heeft aanvaard. De officier van justitie eiste een werkstraf van 240 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden, met reclasseringstoezicht. De rechtbank legde uiteindelijk een werkstraf van 200 uur op, met een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden, onder de voorwaarde dat de verdachte zich aan de aanwijzingen van de reclassering houdt. De rechtbank overwoog dat de verdachte een groot gevaar voor zijn medemensen had gecreëerd en dat er sprake was van ernstige bedreigingen richting de slachtoffers, die via sms-berichten werden geuit. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en legde de straffen op, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de ernst van de feiten.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/845347-11
Datum uitspraak: 19 maart 2012
Verkort vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1988],
wonende te [woonplaats], [adres].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 5 maart 2012.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 31 januari 2012.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1. hij op of omstreeks 13 juni 2011 te [slachtoffer] op of aan de Graafseweg/
Hinthamerbolwerk, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte
voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] en/of [slachtoffer2] en/of [slachtoffer3] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te
brengen, met dat opzet als bestuurder van een (personen)auto met hoge, althans
verhoogde, althans aanmerkelijke snelheid, althans zonder vaart te minderen in
te rijden op die [slachtoffer] en/of [slachtoffer2] en/of [slachtoffer3], terwijl de uitvoering van
dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 287/302 jo artikel 45 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 13 juni 2011 te [slachtoffer] op of aan de
Graafseweg/Hinthamerbolwerk, althans in [slachtoffer] en/of [slachtoffer2]
en/of [slachtoffer3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend
als bestuurder van een (personen)auto met hoge snelheid, althans verhoogde
snelheid, althans aanmerkelijke snelheid, althans zonder vaart te minderen
ingereden op die [slachtoffer] en/of [slachtoffer2] en/of [slachtoffer3];
(art. 285 Wetboek van Strafrecht)
2. hij op of omstreeks 13 juni 2011 te [slachtoffer], althans in Nederland, S.
[slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans
met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde
[slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik maak je dood" en/of "Ik pak jou
ik kom je toch overal tegen" en/of "Ik vind je wel, ik kom je nog wel tegen",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
(artikel 285 Wetboek van Strafrecht)
3. hij op meerdere, althans een tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode
van 25 mei 2011 tot en met 3 juni 2011 te [slachtoffer], althans in
[slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven
gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk
voornoemde [slachtoffer] dreigend (via/middels sms-berichten) de woorden
toegevoegd :"ik maak je kapot " en/of "pas jij maar goed op een deze dagen
breng ik je een bezoekje en dan weet je niet wat je aantreft" en/of "ik maak
je kapot kankerwijf" en/of "bel mij nu op ja, je maakt het erger [slachtoffer], je
maakt me gek, politie kan mij niks maken, begrijp dat nou, je bent niet veilig
en als je denkt dat ik jou niets doe dan heb je het mis, je hebt het nu zelf
in de hand, ik heb geen zin in de gevangenis", althans woorden van gelijke
dreigende aard of strekking;
(artikel 285 Wetboek van Strafrecht)
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 1.
De officier van justitie is van oordeel dat de onder feit 1 primair tenlastegelegde poging tot zware mishandeling bewezen kan worden verklaard. De poging tot doodslag acht hij niet bewezen.
Van de zijde van de verdediging is aangevoerd dat verdachte van feit 1 integraal behoort te worden vrijgesproken, omdat bij hem telkens het opzet heeft ontbroken.
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat verdachte van de tenlastegelegde poging tot doodslag behoort te worden vrijgesproken. Uit de bewijsmiddelen volgt niet dat verdachte door zijn handelen welbewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat aangevers zouden komen te overlijden.
De rechtbank acht, met de officier van justitie, wel de primair tenlastegelegde poging tot zware mishandeling, meermalen gepleegd, bewezen. Ze overweegt daartoe als volgt.
Aangeefster [slachtoffer] verklaart dat verdachte met zijn personenauto met hoge snelheid op haar en haar vriendin [slachtoffer2] kwam ingereden en dat zij beiden snel opzij sprongen. Een onbekende man duwde hen nog verder opzij zodat verdachte hen niet kon raken met zijn auto. Aangeefster [slachtoffer2] verklaart dat verdachte met grote snelheid op haar, haar vriendin [slachtoffer] en een man af kwamen rijden. [slachtoffer] en zij moesten aan de kant springen omdat verdachte hen anders had aangereden. Aangever [slachtoffer3] verklaart dat hij zich toen in gezelschap van 2 meisjes bevond en dat een jongen met hoge snelheid de stoep op kwam rijden. Hij dacht dat die jongen hem en de meisjes bewust aan wilde rijden. De meisjes en hij konden zich snel in veiligheid brengen door opzij te springen. Als zij niet opzij waren gesprongen hadden zij zeker zwaar letsel opgelopen doordat die auto hen zeker zou hebben geraakt. Verdachte verklaart dat hij toen met zijn auto lomp en met verhoogde snelheid is omgekeerd en daarbij (deels) over de stoep is gereden waar zich toen [slachtoffer], [slachtoffer2] en een onbekende man bevonden. De rechtbank acht op grond van het vorenstaande bewezen dat verdachte door zijn handelen (voorwaardelijk) opzettelijk heeft getracht om aangevers zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Hij is met zijn personenauto lomp en in ieder geval met verhoogde snelheid (deels) het trottoir opgereden alwaar zich de drie aangevers toen bevonden. De aangevers hebben vervolgens alle drie moeten wegspringen om niet door de auto van verdachte te worden geraakt. Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat er sprake is van een naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk te achten kans dat de drie aangevers zwaar letsel zouden bekomen. Door zo te handelen kan het niet anders zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op het betreffende gevolg bewust heeft aanvaard.
De bewezenverklaring.
De rechtbank acht derhalve, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
1.(primair) op 13 juni 2011 te [slachtoffer] op of aan de Graafseweg, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] en [slachtoffer2] en [slachtoffer3] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet als bestuurder van een personenauto met verhoogde snelheid is ingereden op die [slachtoffer] en [slachtoffer2] en [slachtoffer3], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. op 13 juni 2011 te [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik maak je dood" en "Ik pak jou ik kom je toch overal tegen" en "Ik vind je wel, ik kom je nog wel tegen", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3. op tijdstippen gelegen in de periode van 25 mei 2011 tot en met 3 juni 2011 te [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer] dreigend (via/middels sms-berichten) de woorden toegevoegd :"ik maak je kapot " en "bel mij nu op ja, je maakt het erger [slachtoffer], je maakt me gek, politie kan mij niks maken, begrijp dat nou, je bent niet veilig en als je denkt dat ik jou niets doe dan heb je het mis, je hebt het nu zelf in de hand, ik heb geen zin in de gevangenis".
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf.
De eis van de officier van justitie.
Ten aanzien van de feiten 1 primair (poging tot zware mishandeling), 2 en 3 eist de officier van justitie een werkstraf voor de duur van 240 uur, subsidiair 120 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met als bijzondere voorwaarde toezicht van de reclassering, ook indien dit deelname aan de gedragsinterventie “Veilig en Vertrouwd” inhoudt. Voorts opheffing van het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straffen die aan verdachte dienen te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op:
a. de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan,
b. de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheden in het nadeel van verdachte:
- de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- verdachte heeft door zijn gedragingen zoals bewezenverklaard onder feit 1 een groot gevaar voor zijn medemensen in het leven geroepen;
- de mate van het leed dat aan het slachtoffer [slachtoffer] is aangedaan, te weten een ernstige aantasting van de persoonlijke levenssfeer.
In het voordeel van verdachte weegt de rechtbank mee:
- de verhouding tussen verdachte en het slachtoffer [slachtoffer] is inmiddels genormaliseerd;
- verdachte heeft zich bereid getoond om zich in verband met zijn psychische problemen, zoals die uit een omtrent hem uitgebracht rapport naar voren zijn gekomen, ambulant te laten behandelen;
- verdachte heeft de hem in het kader van een schorsing van zijn voorlopige hechtenis opgelegde bijzondere voorwaarden tot aan de zitting van 5 maart 2012 naar behoren nageleefd;
- verdachte heeft vast werk.
De rechtbank zal een lichtere werkstraf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde werkstraf, nu de rechtbank van oordeel is dat de op te leggen werkstraf de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
De rechtbank acht de gevorderde gevangenisstraf passend en geboden.
Met betrekking tot die gevangenisstraf zal de rechtbank bepalen dat die straf niet zal worden tenuitvoergelegd mits verdachte zich tot het einde van de hierna vast te stellen proeftijd aan de voorwaarde houdt dat hij zich niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken en de hierna te noemen bijzondere voorwaarde naleeft. De rechtbank wil met een en ander enerzijds de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten tot uitdrukking brengen en anderzijds door invloed uit te oefenen op het gedrag van de verdachte het door verdachte opnieuw plegen van een strafbaar feit tegengaan.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 9, 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 27, 57, 45, 285, 302.
DE UITSPRAAK
Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
t.a.v. feit 1 primair:
Poging tot zware mishandeling, meermalen gepleegd.
t.a.v. feit 2:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
t.a.v. feit 3:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straffen:
t.a.v. feit 1 primair, feit 2, feit 3:
- een werkstraf voor de duur van 200 uren, subsidiair 100 dagen hechtenis, met aftrek
overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank waardeert een in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebrachte dag op 2 uur te verrichten arbeid.
t.a.v. feit 1 primair, feit 2, feit 3:
- een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.
Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd tenzij de
rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich voor het
einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft
schuldig gemaakt, of ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen
medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of
geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de
identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden, dan wel de hierna te noemen
bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde:
dat veroordeelde zich gedurende voornoemde proeftijd zal gedragen naar de
aanwijzingen hem te geven door of namens de Reclassering Nederland, Regio
[slachtoffer], [adres], [woonplaats], zolang deze
instelling zulks noodzakelijk acht, ook indien zulks inhoudt dat veroordeelde
zal deelnemen aan de gedragsinterventie "Veilig en Vertrouwd".
Verleent aan de Reclassering voornoemd de opdracht als bedoeld in artikel 14d
van het Wetboek van Strafrecht.
Opheffing van het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met
ingang van heden. Deze voorlopige hechtenis is op 21 september 2011 reeds
geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.M.P. Willemse, voorzitter,
mr. E.C.M. de Klerk en mr. M. Lammers, leden,
in tegenwoordigheid van G.A.M. de Laat, griffier,
en is uitgesproken op 19 maart 2012.