ECLI:NL:RBSHE:2012:BV8512

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
12 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
801014
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst en proceskostenvergoeding bij disfunctioneren

In deze zaak heeft de kantonrechter te 's-Hertogenbosch op 12 maart 2012 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen de vereniging Bouwvereniging Huis & Erf en de werkneemster. Het verzoek van Huis & Erf was gebaseerd op het vervallen van de functie van de werkneemster, die sinds 1 juli 2001 in dienst was als directiesecretaresse. Huis & Erf stelde dat door veranderingen in de omstandigheden en een verslechterde liquiditeitspositie van het bedrijf, de functie van de werkneemster niet langer kon worden behouden. De werkneemster was echter op dat moment arbeidsongeschikt en had eerder op non-actief gesteld te zijn wegens disfunctioneren, wat door de kantonrechter niet werd erkend.

De kantonrechter oordeelde dat het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst niet kon worden toegewezen. De rechter vond het onwaarschijnlijk dat de functie van de werkneemster daadwerkelijk was komen te vervallen, gezien de noodzaak voor specifieke secretariële ondersteuning op directieniveau. Bovendien werd opgemerkt dat de werkneemster niet op een eerlijke manier was behandeld, en dat er geen gegronde redenen waren voor haar ontheffing uit de functie. De kantonrechter concludeerde dat de werkgever niet had aangetoond dat er gewichtige redenen waren voor de ontbinding van de arbeidsovereenkomst.

Daarnaast werd de werkgever veroordeeld tot het betalen van een proceskostenvergoeding aan de werkneemster, die aanzienlijk hoger was dan het gebruikelijke liquidatietarief. De kantonrechter achtte het noodzakelijk om de werkneemster een reële vergoeding te bieden voor de kosten van rechtsbijstand, gezien de omstandigheden waaronder zij was behandeld. De totale proceskostenvergoeding werd vastgesteld op € 2.500,=.

De uitspraak benadrukt de bescherming van werknemers tegen onterecht ontslag, vooral in situaties van arbeidsongeschiktheid, en de noodzaak voor werkgevers om zorgvuldig om te gaan met ontslagprocedures en de onderbouwing daarvan.

Uitspraak

Kantonrechter te 's-Hertogenbosch*
Zaaknummer : 801014
EJ verz. : 5632/11
Uitspraak : 12 maart 2012
in de zaak van:
de vereniging Bouwvereniging Huis & Erf,
gevestigd te Schijndel,
verzoekerster,
gemachtigde: mr. P. Merkus,
Postbus 82, 5680 AB Best,
t e g e n :
[Werkneemster],
wonende te [woonplaats],
verweerster,
gemachtigde: mr. R.H.G.M. Kerckhoffs,
Postbus 3021, 6202 NA Maastricht.
1. De procedure.
Het op 22 december 2001 ter griffie van de kantonrechter ingekomen verzoekschrift strekt tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen partijen, welke in het vervolg zullen worden aangeduid als "Huis & Erf" en "[werkneemster]". Zijdens [werkneemster] is een verweerschrift ingediend. De mondelinge behandeling, waarvoor Huis & Erf op voorhand nog producties heeft opgestuurd, heeft plaatsgevonden op 27 februari 2012, bij welke gelegenheid partijen de zaak hebben doen bepleiten door hun gemachtigden. Mr. Merkus heeft daartoe pleitaantekeningen gebruikt, welke aan het eind van de zitting aan de kantonrechter zijn overgelegd. Na gevoerd debat is de beschikking bepaald op heden.
2. Inleiding.
1. Tussen partijen is in confesso dat tussen hen een arbeidsovereenkomst bestaat. [werkneemster] is sedert 1 juli 2001 in dienst van Huis & Erf, laatstelijk als directiesecretaresse tegen een bruto salaris (exclusief vakantiegeld) van € 2.647,59 bruto per maand, vermeerderd met 8% vakantietoeslag, 4% eindejaarsuitkering en een persoonlijke toeslag van 10%. Inclusief deze uitkeringen bedraagt het bruto maandloon dan € 3.261,83, er van uitgaande dat vakantietoeslag en eindejaarsuitkering mede worden berekend over de persoonlijke toeslag. [werkneemster], geboren op 5 april 1952, is thans 59 jaar oud. Zij verkeert op dit moment in een situatie van arbeidsongeschiktheid.
2. Huis & Erf grondt het verzoek op de stelling dat gewichtige redenen bestaan om de bestaande arbeidsovereenkomst te ontbinden. Huis & Erf voert daartoe aan dat zich een verandering in de omstandigheden heeft voorgedaan die van dien aard is dat de arbeidsovereenkomst billijkheidshalve dadelijk of na korte tijd behoort te eindigen.
3. Ter toelichting op deze stellingname heeft Huis & Erf - zakelijk weergegeven - aangevoerd dat zij als gevolg van het door haar vorige directeur gevoerde beleid in een positie is geraakt waarin zij maatregelen dient te nemen om de continuïteit van haar bedrijf veilig te stellen. Eén van de gevolgen van het door de vorige directie gevoerde beleid is dat de personeelsbezetting veel te groot is geworden. Eén en ander heeft ertoe geleid dat toezichthoudende instanties ingrijpen verlangen. Voorts is door een combinatie van het in het verleden gevoerde beleid en de economische ontwikkelingen in het algemeen en op de woningmarkt in het bijzonder de liquiditeitspositie van Huis & Erf dusdanig verslechterd dat ingrijpen op korte termijn noodzakelijk is. Daarbij valt aan een reorganisatie niet te ontkomen. Daarbij is de functie van [werkneemster] komen te vervallen. Ander passend werk is voor haar binnen de organisatie van Huis & Erf niet voorhanden. Het verzoek houdt geen verband met de arbeidsongeschiktheid van [werkneemster] en is ook op generlei wijze ingegeven door de wijze waarop zij haar functie heeft vervuld. Huis & Erf biedt [werkneemster] bij inwilliging van het verzoek om de arbeidsovereenkomst te ontbinden een vergoeding aan ten bedrage van € 66.931,=.
4. [werkneemster] heeft tegen het verzoek - zakelijk weergegeven - tot verweer aangevoerd dat de bedrijfseconomische noodzaak voor de reorganisatie niet is aangetoond en, voorts, dat haar functie als gevolg van de reorganisatie zou vervallen. Evenmin is gekeken naar de inwisselbaarheid van haar functie met de functies van andere secretaresses, worden het anciënniteitbeginsel en het afspiegelingsbeginsel geschonden en handelt Huis & Erf willekeurig door twee andere oudere werknemers van ongeveer gelijke leeftijd wel tot hun pensioengerechtigde leeftijd in dienst te houden, maar [werkneemster] niet.
[werkneemster] merkt op dat zij door de interim-directeur van Huis & Erf, mevrouw [X], onverwacht en zonder enige daartoe aanleiding gevende grond op 23 juni 2011 op non-actief is gesteld, waarna mevrouw [X] hiervan bericht heeft gezonden aan alle medewerkers van Huis & Erf, waarbij zij de integriteit van [werkneemster] in twijfel heeft getrokken. Een opgaaf van redenen hiervoor heeft [werkneemster] niet gekregen, althans geen andere dan een verwijt over het mislopen van één of twee afspraken, welk verwijt haar aantoonbaar volstrekt ten onrechte als fout werd aangewreven. En voor zover mevrouw [X] al wensen zou hebben gehad ten aanzien van haar functioneren, bijvoorbeeld voor wat betreft het gebruik van Excel en Powerpoint, had het op de weg van Huis & Erf gelegen om te voorzien in een verbetertraject en - zo nodig - scholing op deze software. Voorts beroept [werkneemster] zich op de reflexwerking van het ontslagverbod bij arbeidsongeschiktheid.
5. Voor een nadere feitelijke onderbouwing van de standpunten zij, voor zover hieronder niet aan te halen, verwezen naar de stukken van het geding.
3. De beoordeling.
6. De kantonrechter is gebleken van het bestaan van een in deze relevant verbod tot opzegging van de arbeidsovereenkomst: tussen partijen staat vast dat [werkneemster] op dit moment arbeidsongeschikt is. De kantonrechter acht dit voor de te nemen beslissing verder niet van belang, omdat het verzoek op na te melden gronden moet worden afgewezen.
7. Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling is, op vragen van de kantonrechter, stil gestaan bij hetgeen zijdens [werkneemster] is aangevoerd omtrent de ontwikkelingen in de arbeidsverhoudingen sedert het aantreden van mevrouw [X]. Dienaangaande heeft [werkneemster], samengevat, aangevoerd dat mevrouw [X] haar werkzaamheden voor Huis & Erf op 15 februari 2011 heeft aangevangen. [werkneemster] kwam toen net terug uit een situatie van arbeidsongeschiktheid. Binnen drie weken na haar komst werden drie managers van Huis & Erf ontslagen, hoewel eerder was toegezegd dat geen ontslagen zouden volgen. Voorts werd (ook op interim-basis) een extern adviseur aangetrokken, de heer [Y]. Deze is gaandeweg de taken van [werkneemster] gaan overnemen (notuleren, organiseren, agendabeheer voor de Raad van Toezicht en het MT). Op 16 juni 2011 is [werkneemster] zonder enige daaraan voorafgaande aanleiding door mevrouw [X] aangesproken op haar functioneren. Daarbij werden [werkneemster] een aantal verwijten gemaakt die door haar met e-mailberichten weerlegd konden worden, maar mevrouw [X] wilde geen kennis nemen van deze berichten. Op 21 juni 2011 wordt [werkneemster] als notuliste van de vergadering van de Raad van Toezicht vervangen door de heer [Y]. Op 22 juni 2011 krijgt [werkneemster] vervolgens van mevrouw [X] te horen dat zij nooit meer werkoverleg met [werkneemster] wil hebben en wordt [werkneemster] uitgenodigd voor een gesprek op 23 juni 2011 in de ochtend. In dat gesprek wordt [werkneemster] meegedeeld dat zij haar werk niet langer hoeft uit te voeren en wordt haar opgedragen om, zonder nader contact met de collegae, het bedrijfspand te verlaten via een zij-uitgang. Voorts stuurt mevrouw [X] die dag aan alle medewerkers van Huis & Erf een e-mail met daarin onder meer de navolgende tekst:
"Als gevolg van verschillende inzichten en de integriteit hieromtrent is besloten [werkneemster] van haar taken als directiesecretaresse te ontheffen. Dinsdag as. zal er een vervolggesprek plaatsvinden waarin in goed overleg wordt besproken of en in hoeverre [werkneemster] wordt ingezet voor andere werkzaamheden in de organisatie."
8. Zijdens Huis & Erf is deze gang van zaken niet weersproken. Evenmin is Huis & Erf nader ingegaan op productie 4 bij verweerschrift, meer in het bijzonder de pagina's 6 tot en met 9, de brief van de gemachtigde van [werkneemster] aan de gemachtigde van Huis & Erf, waarin deze punt voor punt aangeeft dat de geuite bezwaren omtrent het functioneren van [werkneemster] niet als zodanig kunnen gelden, dan wel verbeterd kunnen worden door het aanbieden van scholing.
9. Desgevraagd heeft de gemachtigde van Huis & Erf ter zitting aangegeven dat in het functioneren van [werkneemster] geen grond is gelegen voor het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Dat aldus verklaard zijnde, laat zich op geen enkele wijze verklaren waarom [werkneemster] in juni 2011 uit haar functie gezet moest worden, laat staan waarom dat op een ronduit disfamerende wijze moest gebeuren als toen is geschied. De e-mail naar het personeel wekt immers de indruk dat er zaken zijn voorgevallen die doen twijfelen aan de integriteit van [werkneemster] en die kennelijk voldoende aanleiding geven om haar heen te zenden en met haar in gesprek te gaan over de vraag of voor haar in de toekomst nog plaats is in de organisatie van Huis & Erf. Hoe je het vanuit juridisch perspectief ook wilt noemen: deze situatie heeft toch wel heel veel weg van de aankondiging van een ontslag op staande voet. Wanneer dan nu moet worden geconstateerd dat Huis & Erf verwijten over het functioneren van [werkneemster] niet eens wil handhaven, laat staan dat zij die op enigerlei wijze kan onderbouwen, dan moet worden geoordeeld dat het ontheffen uit haar functie van directiesecretaresse ten onrechte heeft plaatsgevonden, kennelijk in een poging om - om vooralsnog onbekende redenen - van [werkneemster] af te komen.
10. Dat alles doet de kantonrechter grote vraagtekens zetten bij de grond die thans voor de verzochte ontbinding wordt aangevoerd. Als een reorganisatie binnen het bedrijf van Huis & Erf al noodzakelijk zou zijn, acht de kantonrechter het volstrekt onaannemelijk dat een functie als die van [werkneemster] zou komen te vervallen. De werkzaamheden als hiervoor al aangehaald in r.o. 7 zullen onverminderd blijven bestaan, zodat de behoefte blijft bestaan aan specifieke secretariële ondersteuning op directieniveau. Aannemelijk is dan ook dat deze werkzaamheden blijven bestaan en uitgevoerd zullen gaan worden door één of meer van de achterblijvende secretaresses. Mede gelet op de leeftijd van [werkneemster] en de duur van haar dienstverband in verhouding tot de leeftijd en dienstverbanden van de overige secretaresses kan de kantonrechter dan niet tot het oordeel komen dat haar arbeidsovereenkomst moet worden ontbonden vanwege het vervallen van haar arbeidsplaats.
11. Wanneer bij deze omstandigheden wordt opgeteld dat [werkneemster] op dit moment arbeidsongeschikt is en belang heeft bij een werkgever die zich inspant om haar reïntegratie te bewerkstelligen, geeft dat des te meer gronden om het verzoek af te wijzen. Uit recente perspublicaties is de kantonrechter gebleken dat mevrouw [X] inmiddels niet meer werkzaam is in de organisatie van Huis & Erf, zodat in een eventuele "clash of personalities" tussen haar en [werkneemster] geen grond meer kan zijn gelegen om te twijfelen aan de mogelijkheden voor [werkneemster] om binnen de organisatie van Huis & Erf succesvol te reïntegreren.
12. Beslist zal daarom worden als na te melden. Huis & Erf heeft in deze zaak als de in het ongelijk gestelde partij te gelden en zal om die reden worden verwezen in de kosten van het geding. Gelet op de wijze waarop [werkneemster] is behandeld acht de kantonrechter daarbij termen aanwezig om niet uit te gaan van het normaliter gehanteerde liquidatietarief, maar een bijdrage in haar kosten op te leggen die meer aansluit bij de reële tarieven die voor het verlenen van rechtsbijstand worden berekend. Uitgaande van vijf uren tijd ten behoeve van de mondelinge behandeling, één dagdeel tijd voor het opstellen van het verweerschrift en één uur voor overige werkzaamheden en een tarief van € 250,= inclusief BTW zal de bijdrage in de proceskosten van [werkneemster] worden begroot op € 2.500,=.
4. De beslissing.
De kantonrechter:
Wijst het verzochte af;
Veroordeelt de vereniging Bouwvereniging Huis & Erf in de kosten van deze procedure, aan de zijde van [werkneemster] tot aan deze uitspraak begroot op € 2.500,= als bijdrage in het salaris van haar gemachtigde (niet met B.T.W. belast);
Deze beschikking is gegeven door mr. R.J.M. Cremers, kantonrechter, en door hem uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 maart 2012, in tegenwoordigheid van de griffier.
Typ.RC/Coll.:
* De kantonrechter maakt sedert 1 januari 2002 onderdeel uit van de rechtbank te 's-Hertogenbosch.
801014 EJ VERZ 5632/11 blad 4
beschikking