vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Parketnummers: 01/839822-10 en 01/825257-11 (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 08 maart 2012
Vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1960],
wonende te [woonplaats], [adres].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 23 februari 2012.
Op de zitting van 23 februari 2012 heeft de rechtbank de tegen verdachte onder de hiervoor genoemde parketnummers aanhangig gemaakte zaken gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak onder parketnummer 01/839822-10 is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 23 januari 2012.
De zaak onder parketnummer 01/825257-11 is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 23 januari 2012.
Aan verdachte is in de tenlastelegging met parketnummer 01/839822-10 ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 01 november 2010 tot en met 9 december 2010 te Helmond, in elk geval in Nederland, terwijl hij als leraar/docent en/of mentor werkzaam was bij het [werkgever verdachte] en/of [werkgever verdachte] meermalen, althans éénmaal, ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en/of opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [getuige 1], geboren op [1994] en scholiere op voornoemde school, immers heeft hij, verdachte, meermalen, althans éénmaal,
- geslachtsgemeenschap met die [getuige 1] gehad en/of
- zich door die [getuige 1] laten pijpen en/of aftrekken en/of
- die [getuige 1] gebeft en/of
- met die [getuige 1] getongzoend.
[Artikel 249 Wetboek van Strafrecht]
Aan verdachte is in de tenlastelegging met parketnummer 01/825257-11 ten laste gelegd dat:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 27 februari 2011 tot en met 13 maart 2011 te Helmond, in elk geval in Nederland, een of meermalen (telkens) door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht (gelet op -onder meer- het aanzienlijke leeftijdsverschil en/of het feit dat hij, verdachte, een voormalige leraar/docent en/of mentor was van die [getuige 1] ) een persoon, te weten [getuige 1], geboren op [1994], waarvan verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, (telkens) opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen, te weten het (tong)zoenen van die [getuige 1], te plegen of zodanige handelingen van verdachte te dulden.
[Artikel 248a Wetboek van Strafrecht]
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaardingen geldig zijn. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de onder parketnummers 01/839822-10 en 01/825257-11 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen. De officier van justitie hecht geloof aan de verklaringen van [getuige 1], waarvoor ook steunbewijs in het dossier te vinden is.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman bepleit met betrekking tot het onder parketnummer 01/839822-10 ten laste gelegde feit de vrijspraak van verdachte. De raadsman stelt dat voor het plegen van ontucht (door middel van geslachtsgemeenschap, pijpen en/of aftrekken, orale seks en tongzoenen, meermalen gepleegd) geen (ondersteunend) bewijs voorhanden is behoudens de verklaringen van [getuige 1]. Deze verklaringen van [getuige 1] zijn bovendien op punten tegenstrijdig en dus onbetrouwbaar. Daarbij komt dat er geen verband bestaat tussen de afhankelijkheidsrelatie van [getuige 1] en verdachte en de vermeende seksuele handelingen. Uit het dossier is gebleken dat [getuige 1] op oudere mannen viel en een relatie met verdachte wilde aangaan. Dit had niets te maken met het feit dat verdachte haar mentor was. Blijkens de jurisprudentie van de Hoge Raad (Hoge Raad, 18 februari 1997, NJ 1997, 485) is er geen sprake van ontucht, wanneer de hulpverlener - patiënt/cliënt relatie bij de seksuele handelingen geen rol speelt, in die zin dat bij de patiënt of cliënt sprake is geweest van vrijwilligheid en daarbij enige vorm van afhankelijkheid niet van invloed is geweest.
Tevens bepleit de raadsman de vrijspraak van verdachte ten aanzien van het onder parketnummer 01/825257-11 ten laste gelegde feit. De raadsman stelt dat ook ten aanzien van dit feit er voor het plegen van ontuchtige handelingen (te weten het tongzoenen, meermalen gepleegd) geen (ondersteunend) bewijs voorhanden is behoudens de verklaringen van [getuige 1]. De raadsman stelt dat deze verklaringen van [getuige 1] tegenstrijdig en ongeloofwaardig en dus onbetrouwbaar zijn. Met betrekking tot het technisch bewijs moet worden opgemerkt dat, hoewel vast is komen te staan dat de gebruikersnaam “[gebruikersnaam]” is aangemaakt via het IP-adres van de router van verdachte (en/of zijn vrouw), verdachte geen gesprekken heeft gevoerd met [getuige 1] via MSN Messenger. Volgens de verdediging is het aannemelijk dat [getuige 1] en/of haar moeder [getuige 1] en/of iemand anders onbevoegd gebruik heeft gemaakt van het computersysteem van verdachte, nu de router van verdachte niet beveiligd was. Op deze wijze kon door (een) derde(n) fictief bewijsmateriaal tegen verdachte worden verzameld.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de parketnummers 01/839822-10 en 01/825257-11 het navolgende.
De moeder van [getuige 1] (verder [getuige 2]) doet aangifte namens haar 16-jarige dochter, geboren op [1994], van seksueel misbruik door haar mentor en leraar, de heer [verdachte] (verder verdachte). De moeder verklaart dat haar dochter aan haar heeft verteld dat zij bij verdachte thuis is geweest en dat zij in zijn huis seks hebben gehad. Verdachte is “in” haar geweest. Ook is verdachte met zijn penis in haar mond geweest. Het is volgens haar dochter na de herfstvakantie van 2010 begonnen. De moeder verklaart verder dat haar dochter wist dat verdachte was gesteriliseerd. [getuige 2] verklaart dat verdachte haar leraar en mentor was op het [naam school] in Helmond. Zij verklaart met verdachte naar zijn huis in Helmond te zijn gegaan. Zij beschrijft gedetailleerd de slaapkamer van verdachte. Zo beschrijft zij de aanwezigheid van een kast met spiegel en twee bedden die dicht bij elkaar staan. Op het bed lag een roze-achtige deken. [getuige 2] verklaart dat verdachte haar heeft gevingerd en dat zij verdachte heeft afgetrokken. Tevens hebben zij geslachtsgemeenschap met elkaar gehad. Zij heeft verdachte ook gepijpt en hij heeft haar gebeft. [getuige 2] geeft aan op twee vrijdagen in november 2010 seks met verdachte te hebben gehad. Verdachte heeft haar verteld dat hij is gesteriliseerd.Verdachte deed de haken op de deur als zij seks hadden in zijn woning. [getuige 2] verklaart veel te hebben ge-sms’t met verdachte, ook ‘s-nachts.
Uit een proces-verbaal van bevindingen blijkt dat er tussen verdachte en [getuige 2] veelvuldig sms contact is geweest in de periode tussen 1 november 2010 en 23 december 2010. [getuige 2] heeft 243 sms-berichten verzonden aan verdachte en verdachte heeft haar 175 sms-berichten gestuurd, waarvan een aantal (op 4 en 5 december 2010) in de nacht. In zijn verhoor bij de politie wordt verdachte geconfronteerd met zijn nachtelijk sms contact met [getuige 2]. Hij legt daarover geen verklaring af. Verdachte verklaart ter terechtzitting dat hij geboren is in 1960, dat hij in de betrokken periode leraar en mentor van [getuige 2] was, en dat de beschrijving van zijn slaapkamer door [getuige 2] juist is.
Na haar aangifte in december 2010 verklaart [getuige 2] vervolgens begin 2011 bij de politie nog steeds contact te hebben met verdachte. Op 27 februari 2011 heeft zij via Hyves een privéberichtje gekregen van een zekere [alias verdachte]. Zij weet dat het verdachte is. Via Hyves spreken zij af om elkaar op 1 maart 2011 weer te zien. Tijdens deze afspraak in Helmond hebben zij in de auto van verdachte gezeten en hebben zij getongzoend.
In het informatieve gesprek met de politie op 14 maart 2011 geeft [getuige 2] details uit het politieverhoor van verdachte, bijvoorbeeld dat hij bevraagd is over het roze dekentje. Verder heeft [getuige 2] na dit gesprek onder toezicht van een verbalisant ingelogd op haar Hyves- en MSN-account via een politiecomputer met internetverbinding en de tussen haar en verdachte uitgewisselde berichten uitgeprint. Uit een proces-verbaal van bevindingen blijkt dat het gebruikte e-mailadres: [e-mailadres verdachte] een IP-adres heeft dat op naam staat van [verdachte] op het adres van verdachte. Ter terechtzitting heeft verdachte bevestigd dat het zijn IP adres betreft. Bij de politie verklaart verdachte dat [getuige 2] na het vorige voorval tussen hen is overgeplaatst naar een andere school. Na de ontmoeting op 1 maart 2011 wordt door [alias verdachte] via Hyves een bericht aan [getuige 2] gestuurd met de navolgende tekst: “Lieverd, dat durf ik nu weer te zeggen. Ik ben zooooo blij dat ik je heb gesproken. Geloof me ik durfde echt niet. Maar ik wilde toch laten merken dat ik je niet wil en kan vergeten. Sorry van het vaak lastige gesprek vanmiddag. Maar het waren echt tranen van geluk, veel mensen hebben dit gezien trouwens, kon me niets schelen. Vanavond zit ik helaas in het ziekenhuis (niet voor mezelf). Schat ik heb je zo erg gemist en mis je nog steeds. Ik wil je gezicht in mijn handen houden en je overladen met kussen. Laat me alsjeblieft weten wanneer en waar ik je kan zien. Xxx” Op 10 maart 2011 hebben verdachte en [getuige 2] elkaar vervolgens in Helmond nogmaals gezien en getongzoend.
De rechtbank overweegt dat [getuige 2] een gedetailleerde omschrijving van de slaapkamer van verdachte geeft, waaronder over de bedden en de kast met spiegels. Verdachte heeft bevestigd dat de beschrijving klopt. Naar het oordeel van de rechtbank had [getuige 2] voormelde beschrijving niet kunnen geven als zij niet daadwerkelijk op de slaapkamer van verdachte is geweest. De door verdachte gegeven verklaring dat [getuige 2] deze wetenschap zou hebben verkregen vanaf internet (de site [naam] ) dan wel na het gezamenlijk met verdachte bekijken van foto’s, wordt op geen enkele wijze nader onderbouwd.
Voorts verklaart [getuige 2] over het gebruik van haken op de deur van de woning van verdachte, de sterilisatie van verdachte en over nachtelijke sms berichten van verdachte. Dat deze sms-contacten hebben plaatsgevonden wordt zowel door verdachte als door de bevindingen van de politie bevestigd. Verdachte heeft op al deze punten geen aannemelijke of onderbouwde verklaring afgelegd. Verder weet [getuige 2] in haar gesprek met de politie op 14 maart 2011 details te noemen over het politieverhoor van verdachte naar aanleiding van haar eerste aangifte (hetgeen hij heeft verklaard over het roze dekentje), welke haar op dat moment niet anders dan door een gesprek met verdachte bekend konden zijn. Verdachte heeft echter ontkend dat hij na voornoemd politieverhoor nog contact heeft gehad met [getuige 2].
Computerberichten aan [getuige 2] zijn bovendien verzonden vanaf het IP-adres van verdachte.
De rechtbank acht – in het licht van het vorenstaande - het betoog van verdachte dat iemand anders onbevoegd gebruik heeft gemaakt van zijn computersysteem niet voldoende onderbouwd en niet aannemelijk.
Gelet op al het vorenstaande – in onderling verband en samenhang gezien – hecht de rechtbank geloof aan de verklaringen van [getuige 2] en acht die betrouwbaar, nu daarvoor voldoende steunbewijs in het dossier te vinden is. De rechtbank acht het tenlastegelegde onder parketnummers 01/839822-10 en 01/825257-11 wettig en overtuigend bewezen.
De bescherming van de minderjarige en/of afhankelijke persoon tegen seksuele handelingen en/of verleiding staan bij deze wetsbepalingen centraal. Verdachte had zich daar, als volwassen man en (voormalig) mentor/leraar van [getuige 2], verre van moeten houden. Anders dan in de door de raadsman genoemde jurisprudentie is de rechtbank van oordeel dat in het onderhavige geval – gelet op het leeftijdsverschil alsmede de aard van de leraar-leerling verhouding tussen verdachte en het slachtoffer – geen sprake kan zijn van vrijwilligheid welke af zou doen aan het ontuchtige karakter van de vastgestelde handelingen.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
(parketnummer 01/839822-10)
in de periode van 01 november 2010 tot en met 9 december 2010 te Helmond, terwijl hij als leraar en mentor werkzaam was bij het [werkgever verdachte] meermalen, ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en opleiding toevertrouwde minderjarige [getuige 1], geboren op [1994] en scholiere op voornoemde school, immers heeft hij, verdachte, meermalen,
- geslachtsgemeenschap met die [getuige 1] gehad en
- zich door die [getuige 1] laten pijpen en aftrekken en
- die [getuige 1] gebeft.
(parketnummer 01/825257-11)
op tijdstippen in de periode van 27 februari 2011 tot en met 13 maart 2011 te Helmond, telkens door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht (gelet op -onder meer- het aanzienlijke leeftijdsverschil en het feit dat hij, verdachte, een voormalige leraar en mentor was van die [getuige 1]) een persoon, te weten [getuige 1], geboren op [1994], waarvan verdachte wist dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, telkens opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen, te weten het tongzoenen van die [getuige 1], te plegen of zodanige handelingen van verdachte te dulden.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het feit.
Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te bewezen is verklaard.
Oplegging van straffen.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie eist een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaren. Tevens eist zij een werkstraf voor de duur van 180 uur, subsidiair 90 dagen vervangende hechtenis. Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft zich niet uitgelaten over de strafoplegging in het geval van een bewezenverklaring. De verdediging heeft wel gewezen op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, die nog steeds werkzaam is in het onderwijs.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straffen die aan verdachte dienen te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank acht het uiterst kwalijk dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan ontucht met een aan zijn zorg en opleiding toevertrouwde minderjarige leerling en dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan verleiding van deze minderjarige, het slachtoffer. Door aldus te handelen heeft verdachte het in hem als (voormalig) leraar en mentor gestelde vertrouwen, met name ook het vertrouwen van de moeder van het slachtoffer in hem, ernstig geschonden. Verdachte had bij zijn omgang met het slachtoffer een professionele afstand moeten houden en had zich, zeker gelet op de geestestoestand van het slachtoffer, moeten realiseren dat haar seksualiteit, als die van iedere zestienjarige, kwetsbaar is.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank voorts rekening houden met het feit dat verdachte blijkens het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 20 januari 2012 niet eerder veroordeeld is. Tevens houdt de rechtbank rekening met het tijdsverloop tussen de data waarop verdachte de feiten heeft gepleegd en de behandeling ter zitting.
De rechtbank zal dezelfde straf opleggen als de door de officier van justitie gevorderde straf. De rechtbank is van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf in overeenstemming is met de ernst van het bewezen verklaarde.
De rechtbank zal een werkstraf van na te melden duur opleggen.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.
Met betrekking tot de op te leggen gevangenisstraf zal de rechtbank bepalen dat deze niet zal worden ten uitvoer gelegd mits verdachte zich tot het einde van de hierna vast te stellen proeftijd aan de voorwaarde houdt dat hij zich niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken. De rechtbank wil met een en ander enerzijds de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten tot uitdrukking brengen en anderzijds door invloed uit te oefenen op het gedrag van de verdachte het door verdachte opnieuw plegen van een strafbaar feit tegengaan.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 57, 248a en 249 van het Wetboek van Strafrecht.
verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
t.a.v. 01/839822-10:
ontucht plegen met een aan zijn zorg en opleiding toevertrouwde minderjarige,
meermalen gepleegd;
t.a.v. 01/825257-11:
door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht een
persoon, waarvan hij weet dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet
heeft bereikt, opzettelijk bewegen ontuchtige handelingen te plegen en
zodanige handelingen van hem te dulden, meermalen gepleegd.
verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
legt op de volgende straffen:
t.a.v. 01/839822-10 en 01/825257-11:
- een werkstraf voor de duur van 180 uren subsidiair 90 dagen hechtenis met aftrek
overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht;
- een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W. Schoorlemmer, voorzitter,
mr. N.M. Spelt en mr. M.J. Smit, leden,
in tegenwoordigheid van mr. Z. Berkouwer, griffier,
en is uitgesproken op 8 maart 2012.
mr. M.J. Smit is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.