ECLI:NL:RBSHE:2012:BV7476

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
12 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
788357
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tuchtrechtelijke aansprakelijkheid en boete in de hippische sport

In deze zaak vorderde de Koninklijke Nederlandse Hippische Sportfederatie (hierna: de Federatie) dat de ouders en de dochter [gedaagde sub 1] hoofdelijk zouden worden veroordeeld tot betaling van een boete van € 939,28, plus rente. De Federatie stelde dat [gedaagde sub 1] als lid van de federatie had deelgenomen aan een dressuurwedstrijd en door het Tuchtcollege was veroordeeld tot een boete van € 750,= wegens gedrag dat niet in overeenstemming was met de regels van de federatie. De ouders en de dochter voerden aan dat de boete niet opgeëist kon worden, omdat deze was opgelegd voor het gedrag van de vader, en niet van [gedaagde sub 1] zelf. Bovendien stelden zij dat aan niet-leden, zoals de ouders, geen boete kon worden opgelegd.

De kantonrechter in Eindhoven oordeelde dat de Federatie niet ontvankelijk was in haar vordering tegen de ouders, omdat de boete niet aan hen was opgelegd. De rechter overwoog dat de Federatie de ouders mogelijk als wettelijk vertegenwoordigers van [gedaagde sub 1] in rechte wilde betrekken, maar dat dit niet mogelijk was, aangezien [gedaagde sub 1] op het moment van dagvaarden al meerderjarig was. De rechter benadrukte dat de vordering uit hoofde van een boete niet kon worden toegewezen als deze was gebaseerd op een regel die in strijd was met de wet.

In dit geval was de boete opgelegd op basis van een verenigingsbesluit dat iemand verantwoordelijk stelde voor het gedrag van een ander, zonder dat er sprake was van gezag. Dit werd als strijdig met de goede zeden beschouwd. De rechter wees de vordering van de Federatie af en veroordeelde de Federatie in de verletkosten van de ouders en dochter, begroot op € 100,=. De uitspraak werd gedaan door mr. P.M. Knaapen op 12 januari 2012.

Uitspraak

Rechtbank Den Bosch
DE KANTONRECHTER IN EINDHOVEN
in de zaak van:
De vereniging met volledige rechtsbevoegdheid Koninklijke Nederlandse Hippische Sportfederatie, gevestigd en kantoorhoudend in Ermelo,
eiseres,
gemachtigde: gerechtsdeurwaarder E.S.A. Wiggers,
t e g e n :
[gedaagde sub 1], wonend in [plaats],
en
[gedaagde sub 2], wonend in [plaats],
en
[gedaagde sub 3], wonend in [plaats],
gedaagden,
allen procederend in persoon.
Procedure
Het verloop van het geding blijkt uit de stukken die zich in het dossier bevinden, te weten
– de dagvaarding
- het antwoord
– de handgeschreven aantekeningen van de comparitie
Vordering en verweer
1.1. Eiseres, de Hippische Federatie, vordert dat gedaagden, de ouders en de dochter [gedaagde sub 1], hoofdelijk worden veroordeeld tot betaling van € 939,28 plus rente,
een en ander bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad en met een proceskostenveroordeling.
1.2. Zij voert daartoe aan
- dat [gedaagde sub 1] lid is van haar federatie
- dat [gedaagde sub 1] heeft deelgenomen aan een door haar georganiseerde dressuurwedstrijd
- dat [gedaagde sub 1] in het kader van die deelname door het Tuchtcollege is veroordeeld tot een boete van € 750,=
- dat die uitspraak wordt overgelegd
- dat [gedaagde sub 1] op het moment dat haar die boete werd opgelegd minderjarig was en haar vader en moeder haar wettelijk vertegenwoordigers waren
- dat [gedaagde sub 1] en haar wettelijk vertegenwoordigers de boete ondanks aanmaningen niet betaald hebben
- dat zij daarom in rechte aanspraak op die boete maakt.
2. De ouders en de dochter [gedaagde sub 1] stellen daar tegenover, voor zover van belang
- dat de boete niet mag worden opgeëist omdat die is opgelegd wegens gedrag van de vader, niet van [gedaagde sub 1] zelf en ook niet van haar moeder
- dat aan niet-leden als de ouders geen boete kan worden opgelegd
- dat zij zich tot overleg bereid hebben getoond maar een boete van € 750,= buiten proporties vinden.
Beoordeling
3. Aangenomen wordt, dat de boete moet worden betaald aan de Federatie; dat is weliswaar niet gesteld, maar ouders en dochter hebben ook niet iets anders gesteld.
4.1. In haar vordering tegen de ouders is de Hippische Federatie niet ontvankelijk: de boete is niet aan hen opgelegd.
4.2. Denkbaar is nog, dat de Hippische Federatie de ouders slechts als wettelijk vertegenwoordigers van [gedaagde sub 1] in rechte wil betrekken. Die zienswijze zou haar echter niet baten: [gedaagde sub 2] en zijn vrouw zijn niet als zodanig (‘q.q.’) gedagvaard, maar bovendien was [gedaagde sub 1] op de dag dat zij gedagvaard was al meerderjarig, zodat zij uitsluitend zelf gerechtigd is om terzake haar vermogensrechten in en buiten rechte op te treden.
5.1. De rechter treedt niet in het tuchtrechtelijk oordeel; dat is door de Federatie (die een vereniging is) aan de tuchtrechter in handen gegeven.
5.2. Of het bestrafte gedrag zich heeft voorgedaan en een boete verdient en hoe hoog die boete moet zijn, beoordeelt hij dus niet.
6.1. De rechter kan de vordering uit hoofde van een boete echter niet toewijzen als de boete is gegrond op een regel die zich niet met de wet verdraagt.
6.2. Daar is hier sprake van.
6.3. [gedaagde sub 1] is namelijk bestraft op grond van artikel 44 lid 7 van het Algemeen Wedstrijdreglement (een verenigingsbesluit) dat zegt: ‘Iedere deelnemer is verantwoordelijk voor de gedragingen op en nabij het wedstrijdterrein van zijn begeleider, zijn helper en van andere personen die tot zijn invloedsfeer behoren (……)’.
6.4. Uit de uitspraak in kwestie van het Tuchtcollege blijkt, dat de boete is opgelegd wegens gedrag van vader [gedaagde sub 2].
6.5. Een regel die iemand tuchtrechtelijk verantwoordelijk maakt voor het gedrag van een ander, en dan met name een ander over wie hij geen gezag heeft, is in strijd met de goede zeden (BW 3:40 lid 1 io 3:59). Onder goede zeden te verstaan de in een rechtsgemeenschap gevoelde beginselen die men niet met civielrechtelijke regels of afspraken te na mag komen.
7. De vordering wordt daarom afgewezen.
8. Als in het ongelijk gestelde partij wordt de Hippische Federatie veroordeeld in de verletkosten van ouders en dochter [gedaagde sub 1], begroot op € 100,=.
BESLISSING
De kantonrechter:
Verklaart de Koninklijke Nederlandse Hippische Sportfederatie niet ontvankelijk in haar vordering tegen [gedaagde sub 2] en in haar vordering tegen [gedaagde sub 3];
Wijst de vordering tegen [gedaagde sub 1] af;
Veroordeelt de Koninklijke Nederlandse Hippische Sportfederatie in de verletkosten van ouders en dochter [gedaagde sub 1], in totaal begroot op € 100,=.
Aldus gewezen door mr P.M. Knaapen, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 januari 2012, in tegenwoordigheid van de griffier.