ECLI:NL:RBSHE:2012:BV7152

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
29 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
205548 - HA ZA 10-154
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van bestuurders in faillissement van Professional Services International B.V.

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 29 februari 2012 uitspraak gedaan in een civiele procedure betreffende de aansprakelijkheid van een bestuurder voor het faillissementstekort van Professional Services International B.V. In een eerder tussenvonnis van 23 november 2011 was reeds geoordeeld dat de bestuurder aansprakelijk was voor het faillissementstekort. De rechtbank heeft de zaak vervolgens naar de rol verwezen voor toelichting door de curator over de actuele stand van het boedeltekort. De curator heeft zijn eis gewijzigd en verzocht om een verklaring voor recht omtrent de aansprakelijkheid van de bestuurder, alsook een verwijzing naar een schadestaatprocedure.

De rechtbank heeft de gewijzigde eis toegewezen, waarbij de aansprakelijkheid van de bestuurder voor het faillissementstekort werd bevestigd. De rechtbank oordeelde dat de vordering van de curator om de bestuurder te veroordelen tot betaling van het faillissementstekort, dat nader opgemaakt dient te worden bij staat, toewijsbaar was. Daarnaast werd de bestuurder veroordeeld tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten en beslagkosten. De rechtbank heeft de beslagkosten begroot op € 502,99 en het salaris van de advocaat op € 2.580,00.

De rechtbank heeft ook de proceskosten aan de zijde van de curator begroot op € 13.951,98, waarbij de bestuurder als grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten werd veroordeeld. De rechtbank verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de veroordelingen onmiddellijk moesten worden nageleefd, ongeacht een mogelijk hoger beroep. Het vonnis is openbaar uitgesproken door mr. I.L.A. Boer.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 205548 / HA ZA 10-154
Vonnis van 29 februari 2012
in de zaak van
mr. [X]
in zijn hoedanigheid van curator van Professional Services International B.V.,
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. S.E.J.A. Collard te Oisterwijk,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. M.J.P.N. Steijven te Eindhoven.
Partijen zullen hierna [eisers] q.q. en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 23 november 2011,
- de conclusie na tussenvonnis tevens akte houdende wijziging van eis van [eisers] q.q.,
- de antwoordakte van [gedaagde].
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling
2.1. De rechtbank heeft in het tussenvonnis van 23 november 2011 geoordeeld dat [gedaagde] aansprakelijk is voor het tekort in het faillissement van Professional Services International B.V. In verband met de vordering van [eisers] q.q. om [gedaagde] te veroordelen in het faillissementstekort ad € 726.518,10, terwijl er aanwijzingen waren dat de omvang van het faillissementstekort nog niet definitief vast stond, heeft de rechtbank de zaak vervolgens naar de rol verwezen. [eisers] q.q. diende bij conclusie nadere informatie te verschaffen omtrent de actuele hoogte van het faillissementstekort. Tevens is [eisers] q.q. verzocht een aantal in het tussenvonnis nader omschreven beslagstukken over te leggen in verband met zijn vordering om [gedaagde] te veroordelen in de kosten van beslaglegging.
2.2. Naar aanleiding van wat de rechtbank in het tussenvonnis in r.o. 4.10 en 4.13 heeft overwogen heeft [eisers] q.q. vervolgens zijn eis op meerdere onderdelen gewijzigd. Hij vordert thans om bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht te verklaren dat [gedaagde] aansprakelijk is voor het faillissementstekort van PSI, nader op te maken bij staat;
II. [gedaagde] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 1.600,00 wegens buitengerechtelijke incassokosten;
III. [gedaagde] te veroordelen tot betaling van de beslagkosten ad € 400,99;
IV. [gedaagde] te veroordelen in de kosten van de procedure.
2.3. [gedaagde] heeft bij antwoordakte aangegeven geen bezwaar te hebben tegen de gewijzigde eis en zich te refereren aan het oordeel van de rechtbank dienaangaande. Gelet hierop, alsmede de inhoud van het tussenvonnis van 23 november 2011, zal de rechtbank de wijziging van eis toestaan. Dat betekent voor het onderhavige geschil het volgende.
2.4. Uit r.o. 4.8 van het tussenvonnis volgt dat de gevraagde verklaring voor recht ter zake de aansprakelijkheid voor het faillissementstekort zal worden toegewezen. De toevoeging in het gewijzigde petitum dat het faillissementstekort dient te worden opgemaakt bij staat, vat de rechtbank in het licht van de aanvankelijk bij dagvaarding gevorderde veroordeling tot betaling van het faillissementstekort zo op, dat [eisers] q.q. thans bedoelt te vorderen veroordeling van [gedaagde] in het faillissementstekort, nader op te maken bij staat. [gedaagde] is hierdoor niet in zijn belangen geschaad, omdat hij tegen de vordering om hem te veroordelen tot betaling van het faillissementstekort reeds verweer heeft kunnen voeren en dat ook heeft gedaan. Dat het daarbij om een concreet gevorderd bedrag ging doet daar niet aan af. Ook dat deel van het gevorderde zal worden toegewezen.
2.5. In het tussenvonnis is in r.o. 4.12 al geoordeeld dat de buitengerechtelijke kosten ad € 1.600,00 zullen worden afgewezen.
2.6. Met betrekking tot de vordering ter zake de beslagkosten heeft [eisers] q.q. als producties 34-36 de door de rechtbank in r.o. 4.13 van het tussenvonnis bedoelde stukken in het geding gebracht. [gedaagde] heeft tegen de beslagkosten geen inhoudelijk verweer gevoerd. Voor zover zijn verweer bij antwoord, dat de kosten van [eisers] q.q. dienen te worden beschouwd als kosten ter voorbereiding van de procedure, alsmede dat de Failissementswet een voorziening kent voor de kosten van de curator, mede de gevorderde beslagkosten omvat, faalt dit verweer. Beslagkosten zijn niet te beschouwen als kosten ter voorbereiding van de procedure, noch vallen zij onder de door [gedaagde] bedoelde regeling in de Faillissementswet. Ingevolge het bepaalde in artikel 706 Wetboek van burgerlijke rechtsvordering komen de beslagkosten voor toewijzing in aanmerking. De rechtbank begroot de beslagkosten op € 502,99 voor verschotten (€ 400,99 exploitkosten en € 102,00 vast recht) en € 2.580,00 voor salaris advocaat (1 rekest x € 2.580,00).
2.7. [gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eisers] q.q. worden begroot op:
- dagvaarding € 85,98
- overige explootkosten 0,00
- griffierecht 4.836,00
- getuigenkosten 0,00
- deskundigen 0,00
- overige kosten 0,00
- salaris advocaat 9.030,00 (3,5 punten × tarief € 2.580,00)
Totaal € 13.951,98
2.8. [gedaagde] verzoekt de rechtbank de veroordeling in de kosten van de procedure niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Volgens [gedaagde] is sprake van een restitutierisico wanneer in hoger beroep de vordering van [eisers] q.q. zou worden afgewezen. [gedaagde] verkrijgt dan een vordering tot terugbetaling van de proceskosten op de faillissementsboedel die dan wellicht geen verhaal zal bieden. De rechtbank verwerpt dit verweer als zijnde tardief. Uitvoerbaarheid bij voorraad was door [eisers] q.q. reeds bij dagvaarding gevorderd, zodat niet valt in te zien waarom [gedaagde] daartegen niet reeds bij antwoord of ter comparitie verweer had kunnen voeren.
3. De beslissing
De rechtbank
3.1. verklaart voor recht dat [gedaagde] aansprakelijk is voor het tekort in het faillissement van Professional Services International B.V.,
3.2. veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eisers] q.q. van het tekort in het faillissement van Professional Services International B.V., nader op te maken bij staat,
3.3. veroordeelt [gedaagde] in de beslagkosten, tot op heden begroot op € 3.082,99,
3.4. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eisers] q.q. tot op heden begroot op € 13.951,98,
3.5. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad voor zover daarbij een veroordeling is uitgesproken,
3.6. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.L.A. Boer en in het openbaar uitgesproken op 29 februari 2012.