RECHTBANK ’s-HERTOGENBOSCH
Uitspraak van de meervoudige kamer van 22 februari 2012
de Vereniging Belangenbehartiging Omwonenden Welschap, gevestigd te Veldhoven,
de Stichting Brabantse Milieufederatie, gevestigd te Tilburg,
eisers,
gemachtigde mr. A.H.J. van den Biesen,
de minister van Defensie en de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,
verweerders,
gemachtigde mr. M. Rus-van der Velde.
Aan het geding heeft als partij deelgenomen Eindhoven Airport N.V., gevestigd te Eindhoven,
ontheffinghoudster (verder: Eindhoven Airport).
Procesverloop
De rechtbank verwijst naar de tussenuitspraak van 17 juni 2011, verzonden op 21 juni 2011.
In vervolg op deze tussenuitspraak heeft de rechtbank, met toepassing van artikel 8:51a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), verweerders in de gelegenheid gesteld het in overweging 22 van de tussenuitspraak geconstateerde gebrek in het besluit van verweerders van 4 oktober 2010 te herstellen.
Bij brief van 4 juli 2011 hebben verweerders aangegeven het gebrek in het bestreden besluit, als verwoord in de tussenuitspraak, te willen herstellen.
Bij brief van 12 september 2011 hebben verweerders gebruik gemaakt van de mogelijkheid het gebrek te herstellen.
De rechtbank heeft eisers en Eindhoven Airport, naar aanleiding hiervan, in de gelegenheid gesteld om hun zienswijzen naar voren te brengen.
Eisers hebben daarop bij brief van 17 oktober 2011 hun zienswijze gegeven. Eindhoven Airport heeft, na daartoe alsnog in de gelegenheid te zijn gesteld, op 6 februari 2012 te kennen gegeven van deze gelegenheid geen gebruik te maken.
De rechtbank heeft hierna, met toepassing van artikel 8:57, tweede lid, aanhef en onder c, en derde lid, van de Awb, bepaald dat een nader onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. Aan de orde is of het besluit van 4 oktober 2010 in rechte stand kan houden.
2. Voor de beoordeling van deze zaak verwijst de rechtbank allereerst naar haar tussenuitspraak van 17 juni 2011. In die uitspraak heeft de rechtbank aangegeven niet op voorhand uit te sluiten dat de afweging van de economische belangen van Eindhoven Airport tegen het belang van omwonenden, welke belangenafweging heeft geleid tot de beslissing om de eenderderegeling niet op te nemen in het bestreden besluit, het bestreden besluit zou kunnen dragen. Naar het oordeel van de rechtbank hebben verweerders echter verzuimd deze belangenafweging naar de eisen van de wet afdoende en kwantitatief te onderbouwen, met name waar het verweerders opvatting betreft dat de eenderderegeling niet nodig is omdat het wettelijk stelsel en maatregelen van de exploitant ook zonder eenderderegeling voldoende waarborgen bieden om de omgeving van de luchthaven, met name in het weekend en op feestdagen, tegen extra geluidsbelasting te beschermen.
Beperking van het geschil
3. De rechtbank zal zich hierna beperken tot de beoordeling van de vraag of verweerders alsnog toereikend hebben onderbouwd dat de eenderderegeling niet nodig is omdat het wettelijk stelsel en maatregelen van de exploitant ook zonder eenderderegeling voldoende waarborgen bieden om de omgeving van de luchthaven, met name in het weekend en op feestdagen, tegen extra geluidsbelasting te beschermen.
Voor zover verweerders - zoals blijkt uit paragraaf 2.3.2 van hun brief van 12 september 2011 - zich niet kunnen vinden in de wijze waarop de rechtbank hun opvatting op dit punt heeft weergegeven, kunnen zij tegen dit oordeel in hoger beroep opkomen. In dit verband merkt de rechtbank op dat het door verweerders overgelegde rapport "Economische effecten van de invoering van de éénderde regeling op Eindhoven Airport" van SEO Economisch Onderzoek van augustus 2011 (verder: rapport SEO) haar niet relevant voorkomt bij de beantwoording van de in de eerste regel bedoelde vraag. Dit rapport beoogt immers een antwoord te geven op een geheel andere vraag, te weten wat de mogelijke economische schade zou kunnen zijn van toepassing van de eenderderegeling. Naar het oordeel van de rechtbank draagt de brief met bijlage van september 2011 van [naam A] aan [naam B] van het ministerie van Infrastructuur en Milieu evenmin bij aan de beantwoording van de door de rechtbank in de tussenuitspraak gestelde vragen.
Aantal vliegtuigbewegingen
4. De rechtbank overweegt dat verweerders thans toereikend hebben onderbouwd hoeveel vliegtuigbewegingen er in de afgelopen jaren in het weekend en op feestdagen meer zijn uitgevoerd, respectievelijk hoeveel vliegtuigbewegingen in de jaren 2011 en 2012 naar verwachting meer zullen worden uitgevoerd, dan met toepassing van de eenderderegeling was, respectievelijk zouden zijn toegestaan.
5. De rechtbank overweegt daartoe dat uit het rapport "Eenderderegeling Eindhoven Airport" van To70 van september 2011 (verder: rapport To70) (pagina's 3 en 4) - dat verweerders als onderdeel van hun brief van 12 september 2011 beschouwen - blijkt dat er sinds 2003 niet meer aan de eenderderegeling is voldaan en dat voor de jaren 2011 en 2012 wordt verwacht dat niet aan de eenderderegeling zal worden voldaan. In tabel 2.3 (pagina 10) van het rapport To70 is voor de periode 2003-2012 het aantal vliegtuigbewegingen gekwantificeerd dat op weekenddagen meer is of zal worden uitgevoerd, dan met toepassing van de eenderderegeling is toegestaan. De overschrijding bedroeg volgens genoemd rapport in 2003 334 vliegtuigbewegingen, in 2004 517, in 2005 1.128, in 2006 1.335, in 2007 1.563, in 2008 1.681, in 2009 1.946 en in 2010 2.794. Voor 2011 is de overschrijding berekend op 4.428 vliegtuigbewegingen en voor 2012 op 4.099 vliegtuigbewegingen.
Extra geluidsproductie
6. De rechtbank overweegt dat verweerders thans eveneens toereikend hebben onderbouwd wat, gelet op de hiervoor genoemde uitkomsten, in de periode 2003-2012 de extra geluidsproductie als gevolg van het niet toepassen van de eenderderegeling was respectievelijk zal zijn ten opzichte van de situatie dat een eenderderegeling zou zijn, respectievelijk zal worden gehanteerd.
7. De rechtbank overweegt daartoe dat uit het rapport To70 (pagina 5) volgt dat het gebied waarbinnen de geluidsbelasting 20 Ke of meer bedraagt in 2010 19,3 km2 groot is, terwijl dat gebied met toepassing van de eenderderegeling 16,5 km2 zou beslaan. To70 komt tot de conclusie dat het oppervlak binnen de 20 Ke-geluidscontouren met toepassing van de eenderderegeling tot maximaal 17,5 procent (in 2011) kleiner zou zijn geweest. Het aantal woningen met geluidsbelasting van 20 Ke of hoger zou met toepassing van de eenderderegeling in 2010 afnemen van 148 naar 121, terwijl voor 2011 en 2012 een afname is berekend tot 126 respectievelijk 128 woningen. Om voor civiel vliegverkeer aan te sluiten bij de Europese inzichten over de wijze waarop hinder door vliegtuiggeluid het beste kan worden gekwantificeerd heeft To70 het effect tevens bepaald in LDEN. De resultaten laten (bijlage A bij rapport To70) een soortgelijk resultaat zien.
Aanvaardbaarheid toename geluidsproductie
8. Hetgeen hiervoor is overwogen leidt de rechtbank tot het oordeel dat het niet toepassen van de eenderderegeling heeft geleid en in 2011 en 2012 vermoedelijk zal leiden tot een aanzienlijke toename van de geluidsbelasting voor de omgeving van Eindhoven Airport in het weekend en op algemeen erkende feestdagen. Verweerders realiseren zich dat de toename van het vliegverkeer op die dagen leidt tot een toename van de door omwonenden ondervonden geluidsoverlast. Zij realiseren zich ook dat deze geluidsoverlast groter is dan wanneer sprake zou zijn van een eenderderegeling.
9. Verweerders stellen zich echter op het standpunt dat deze toename aanvaardbaar is, omdat - kort samengevat - deze blijft binnen de voor Eindhoven Airport geldende Ke-contour van 4,1 km2 en omdat uit het rapport SEO volgt dat de eenderderegeling tot ten minste tientallen miljoenen euro’s aan welvaartsverlies zal leiden.
Naar het oordeel van de rechtbank miskent verweerder hiermee de essentie van de door de rechtbank gestelde vraag in onderdeel c van overweging 25 van de tussenuitspraak. De essentie daarvan is niet om aan te tonen dat de geluidsproductie blijft binnen de Ke-contour, maar juist om alsnog te onderbouwen waarom de wettelijke waarborgen (bedoeld is: de zonering) en door Eindhoven Airport getroffen maatregelen voldoende waarborgen bieden om de omgeving van de luchthaven met name in het weekend en op algemeen erkende feestdagen tegen extra geluidsbelasting te beschermen.
10. Wat deze door Eindhoven Airport getroffen maatregelen - zie overweging 21 van de tussenuitspraak - en de in hoofdstuk 5 van het rapport To70 beschreven maatregelen betreft, stellen verweerders zich in hun brief van 12 september 2011 op het standpunt dat de effecten daarvan zich op het eerste gezicht niet vertalen in kleinere Ke-contouren. Verweerders merken daarbij op dat die maatregelen wel tot minder geluidsproductie zullen leiden en naar verwachting ook zullen bijdragen aan vermindering van de door omwonenden van de luchthaven ondervonden overlast.
11. De in onderdeel c van overweging 25 van de tussenuitspraak bedoelde maatregelen betreffen het in de loop der jaren stiller worden van vliegtuigen die de luchthaven aandoen en het sinds 1 april 2011 geldende verbod om op weekenddagen vliegtuigen in het segment commercieel verkeer in de klassen D, E en F van de ACI-index op de luchthaven te laten opstijgen of landen.
In het rapport To70 wordt over stillere vliegtuigen opgemerkt dat de vlootsamenstelling in de loop der jaren is gewijzigd en steeds meer stillere vliegtuigen in gebruik worden genomen. Ontwikkelingen in de vlootsamenstelling komen volgens het rapport To70 (pagina's 23-24) echter niet, of beperkt, tot uiting in de Ke-waarde. Wat de strekking van deze opmerking is, wordt uit het rapport niet duidelijk. Met name een getalsmatige onderbouwing van het effect wordt niet gegeven.
Het verbod op het uitvoeren van vluchten met bepaalde typen vliegtuigen in het weekend is volgens het rapport To70 (pagina 26) beperkt. De rechtbank tekent hierbij aan dat de uitkomst is gebaseerd op de veronderstelling dat, als deze maatregel niet zou worden genomen, de vluchten met een lawaaiig type vliegtuig zouden zijn uitgevoerd. Dit lijkt, gelet op de ontwikkelingen in het segment van grotere vliegtuigen op Eindhoven Airport, zoals weergegeven in tabel 5.1 van het rapport, allerminst aannemelijk.
12. In hoofdstuk 5 van het rapport To70 zijn ook andere mogelijke maatregelen beschreven die tot een geluidsreductie zouden kunnen leiden.
Over de precieze getalsmatige betekenis voor de geluidsbelasting van de aanbeveling aan piloten om gebruik te maken van idle reverse thrust is het rapport To70 (pagina's 26-27) niet helder.
Ten aanzien van geluidsarme naderingen wordt opgemerkt (pagina's 27-28), dat deze geen invloed hebben op de gebieden waarbinnen een geluidsbelasting van 35 en 20 Ke optreedt. Over optimalisatie van vertrekroutes merkt het rapport To70 (pagina 30) op, dat daarover afspraken zullen worden gemaakt in het kader van het Aldersadvies Eindhoven. Onzeker is of deze maatregel zal worden gerealiseerd.
Ook bij reduced flaps gaat het volgens het rapport To70 (pagina 31) om een aanbeveling.
13. Los van de omstandigheid dat van de in hoofdstuk 5 van het rapport To70 beschreven maatregelen niet veel meer kan worden gezegd dan dat deze, indien uitgevoerd, op zichzelf bezien enige invloed zouden kunnen hebben op het geluidsniveau in de omgeving van de luchthaven, is niet duidelijk of deze maatregelen zich wel alle met elkaar verdragen. Bijvoorbeeld de landing met reduced flaps, waardoor de landingssnelheid toeneemt, zou weleens moeilijk kunnen worden gecombineerd met toepassing van idle reverse thrust, waarbij niet alleen op de motor maar ook met de wielremmen wordt geremd.
14. De rechtbank concludeert dat verweerders wel getalsmatig hebben onderbouwd dat de geluidsbelasting als gevolg van het niet toepassen van de eenderderegeling aanzienlijk is toegenomen, doch niet dat aan deze toename op een aanvaardbare wijze wordt tegemoet gekomen door wettelijke waarborgen en door Eindhoven Airport getroffen en te treffen maatregelen. Verweerders zijn er niet in geslaagd om toereikend nader te onderbouwen dat de geconstateerde toename van de geluidsproductie in het weekend en op algemeen erkende feestdagen zowel in absolute als in relatieve zin, rekening houdend met de in overweging 21 van de tussenuitspraak bedoelde wettelijke waarborgen en door Eindhoven Airport getroffen maatregelen, aanvaardbaar is. Niet valt, op basis van deze onderbouwing, in te zien dat de belangen van eisers om in het weekend en op algemeen erkende feestdagen gevrijwaard te blijven van een aanzienlijke toename van de geluidsbelasting in de omgeving van de luchthaven, door het ontbreken van een eenderderegeling voldoende zijn beschermd.
15. De rechtbank komt derhalve tot het oordeel dat de belangen van eisers door verweerders onvoldoende in de belangenafweging zijn betrokken en dat het bestreden besluit niet kan worden gedragen door de motivering die daaraan ten grondslag ligt. Het besluit is daarom genomen in strijd met de artikelen 3:4 en artikel 7:12 van de Awb.
16. Gelet op het hiervoor overwogene, zal de rechtbank het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen.
17. Weliswaar is inmiddels de geldigheidsduur van de verleende ontheffing, met ingang van 1 januari 2012, verstreken, maar dit betekent niet dat het belang van eisers bij beoordeling van de rechtmatigheid van het door hen bestreden besluit is vervallen. Bij besluit van 19 december 2011, bekendgemaakt in Staatscourant 2011, 23900, hebben verweerders namelijk aan Eindhoven Airport opnieuw een ontheffing voor het medegebruik van het militaire luchtvaartterrein verleend. Wel ziet de rechtbank, gelet op het verstreken zijn van de geldigheidsduur van de ontheffing, aanleiding om, met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Awb, de rechtsgevolgen van het te vernietigen besluit in stand te laten.
18. De rechtbank acht termen aanwezig om verweerders te veroordelen in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten zijn, met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht en de daarbij behorende bijlage, begroot op in totaal € 1.638,75 voor kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand:
• 1 punt voor het indienen van een beroepschrift;
• 1 punt voor het verschijnen ter zitting;
• 0,5 punt voor een schriftelijke uiteenzetting;
• waarde per punt € 437;
• wegingsfactor 1,5.
19. Tevens zal de rechtbank bepalen dat verweerder eisers het door hen betaalde griffierecht dient te vergoeden.
20. Beslist wordt als volgt.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven;
- veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten, vastgesteld op € 1.638,75;
- gelast verweerders eisers het door hen betaalde griffierecht, ten bedrage van € 298, te vergoeden.
Aldus gedaan door mr. D.J. de Lange als voorzitter en mr. J.H.L.M. Snijders en mr. J.H.G. van den Broek als leden, in tegenwoordigheid van mr. drs. J. Goosen als griffier en in het openbaar uitgesproken op 22 februari 2012.
De griffier is buiten staat om deze uitspraak
mede te ondertekenen.
______________________________
Partijen kunnen tegen deze uitspraak binnen zes weken na de datum van verzending
van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van
de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag.