vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Parketnummer: 01/825574-11
Datum uitspraak: 28 februari 2012
Vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte1],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1975,
wonende te [woonplaats], [adres],
thans gedetineerd in p.i. Grave, locatie "Oosterhoek" [HvB (unit A+B)] te Grave.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 14 februari 2012.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 11 januari 2012. Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 06 november 2011 te Eindhoven ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten raad [slachtoffer1] van het leven te beroven, met dat opzet en al dan niet na kalm beraad meermalen, althans eenmaal, met een stuk glas, althans een scherp en puntig voorwerp in de nek, althans in het lichaam, heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art. 289/287 jo 45 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 06 november 2011 te Eindhoven ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer1], opzettelijk en met voorbedachten raad zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en al dan niet na kalm beraad meermalen, althans eenmaal, met een stuk glas, althans een scherp en puntig voorwerp, in de nek, althans in het lichaam, heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art. 303/302 jo 45 Wetboek van Strafrecht
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De bewijsmiddelen1 en de beoordeling daarvan.
De feiten.
Ter terechtzitting van 14 februari 2012 heeft verdachte verklaard dat hij op 6 november 2011 omstreeks 04.00 uur café Movies heeft verlaten met een longdrinkglas in de hand. Hij was toen in gezelschap van het slachtoffer [slachtoffer1] en de getuigen [getuige1] en [getuige2]. Buiten het café is een woordenwisseling tussen [slachtoffer1] en verdachte ontstaan waarbij zij elkaar over en weer hebben geduwd. Daarbij is verdachte op de grond gevallen en is het glas in zijn hand kapot gegaan. Het deel van het glas dat verdachte in zijn hand had was voorzien van scherpe punten. Nadat verdachte was opgestaan heeft hij de confrontatie met [slachtoffer1] gezocht hoewel de getuige [getuige1] heeft geprobeerd verdachte daarvan te weerhouden. Met het kapotte glas in de hand heeft verdachte uitgehaald naar [slachtoffer1]. Daarbij heeft verdachte [slachtoffer1] met het glas in de nek, net onder het rechteroor geraakt.2
Deze verklaring van verdachte wordt ondersteund door de verklaring die het slachtoffer [slachtoffer1] heeft afgelegd. Nadat [slachtoffer1] met het glas was gestoken, merkte hij dat hij vanuit zijn hals bloedde. [slachtoffer1] is naar het ziekenhuis gegaan en daar is een kleine slagaderlijke bloeding in zijn nek geconstateerd. De wond van [slachtoffer1] is gehecht met drie inwendige en 12 uitwendige hechtingen.3
De verklaring van [slachtoffer1] wordt bevestigd door de verklaringen van de getuigen [getuige1] en [getuige2]. Tijdens de confrontatie tussen [slachtoffer1] en verdachte hoort [getuige1] verdachte roepen dat hij [slachtoffer1] kapot zal maken. [getuige1] en [getuige2] zien dat verdachte de onderkant van een kapot longdrinkglas met scherpe punten, in de hand heeft en dat verdachte daarmee [slachtoffer1] slaat. [getuige1] heeft nog geprobeerd verdachte tegen te houden en hem te bewegen het kapotte glas weg te gooien, maar daarin is hij niet geslaagd. [getuige1] en [getuige2] zien meteen daarna bloed over het hoofd van [slachtoffer1] lopen.4, 5
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie kwalificeert het hiervoor genoemde handelen van verdachte als poging tot moord.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat verdachte heeft gehandeld met voorbedachten rade omdat verdachte in een opwelling heeft gehandeld en niet na kalm beraad en rustig overleg. De raadsman is dan ook van oordeel dat verdachte van de primair ten laste gelegde poging tot moord dan wel de subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling met voorbedachten rade moet worden vrijgesproken. Voor het bewijs van de poging tot doodslag of de poging tot zware mishandeling refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank.
Uit hetgeen hiervoor onder de feiten is omschreven stelt de rechtbank vast dat [slachtoffer1] door verdachte met een kapot glas, voorzien van scherpe punten in de nek is gestoken, vlak onder het rechteroor bij een van de slagaders van [slachtoffer1]. Slagaders vormen een vitaal onderdeel van het lichaam. Door met een gepunt glas op een dergelijke vitale plek in de nek van [slachtoffer1] te steken, heeft verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat [slachtoffer1] daardoor zou kunnen overlijden. Dit gevolg is niet ingetreden, maar de kans daarop was aanzienlijk gelet op de kleine slagaderlijke bloeding die verdachte bij [slachtoffer1] heeft veroorzaakt.
Evenals de raadsman is de rechtbank van oordeel dat het steken met het kapotte glas in de nek van [slachtoffer1] niet het gevolg is geweest van een voorgenomen plan. Niet is komen vast te staan dat verdachte het longdrinkglas bewust uit het café heeft meegenomen om dit te gebruiken in een vechtpartij met [slachtoffer1]. Evenmin is komen vast te staan dat verdachte tijdens zijn confrontatie met [slachtoffer1] dit glas opzettelijk kapot heeft geslagen om dit als steekwapen te gebruiken. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte in een opwelling gehandeld gelet op de korte tijd die is verstreken tussen het ontstaan van de confrontatie tussen verdachte en [slachtoffer1] en het steken met het glas door verdachte in de nek van [slachtoffer1]. Verdachte zal van de ten laste gelegde poging tot moord worden vrijgesproken.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
op 06 november 2011 te Eindhoven ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer1] van het leven te beroven, met dat opzet met een stuk glas in de nek heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit. Dit feit is voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 287 juncto artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
Ten aanzien poging tot moord:
* 36 maanden gevangenisstraf met aftrek van voorarrest waarvan 18 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar met als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen zoals hem die door of namens de reclassering zullen worden gegeven;
* gehele toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 360,13;
* oplegging van de schadevergoedingsmaatregel tot een bedrag van € 360,13 subsidiair 7 dagen hechtenis.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat voor het geval de rechtbank tot een veroordeling van verdachte mocht komen een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf kan worden opgelegd, waarbij de duur van het onvoorwaardelijk gedeelte van de straf gelijk is aan de duur van het voorarrest van verdachte op de dag van de uitspraak. Aan het voorwaardelijk gedeelte van de gevangenisstraf kan de bijzondere voorwaarde worden gekoppeld zoals die door de psychiater en Novadic-Kentron in hun rapporten is geadviseerd.
Het oordeel van de rechtbank.
algemeen
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
strafverhogend
Verdachte heeft gepoogd het slachtoffer van het leven te beroven door hem met een kapot glas in zijn nek te steken, met een kleine slagaderlijke bloeding bij het slachtoffer tot gevolg. Dit is een ernstig feit. Voor het slachtoffer moet dit een angstige en schokkende gebeurtenis zijn geweest. Verdachte is eerder voor een geweldsdelict veroordeeld. Deze eerdere veroordeling heeft verdachte niet weerhouden van het wederom plegen van het hiervoor bewezen geweldsdelict.
Tijdens de confrontatie met slachtoffer [slachtoffer1] verkeerde verdachte onder invloed van alcoholhoudende drank. Verdachte wist dat alcohol een negatieve werking op zijn gedrag kon hebben en desondanks heeft hij toch de nodige alcoholhoudende drank gedronken.
Ter terechtzitting van 14 februari 2012 is het slachtoffer [slachtoffer1] verschenen. Hij heeft de rechtbank het litteken getoond dat hij aan het handelen van verdachte heeft overgehouden. De rechtbank neemt bij het slachtoffer een duidelijk zichtbaar litteken waar onder zijn rechteroor in de richting van zijn kin. Dit litteken is enkele centimeters lang en blijvend van aard.
strafverlagend
In het door [naam], klinisch psycholoog, over verdachte opgemaakte rapport van 10 februari 2012 concludeert de deskundige dat verdachte ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten leed aan een stoornis, namelijk het misbruik van alcohol, mogelijk ook van cocaïne en aan een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van een persoonlijkheidsstoornis met passief-agressieve en antisociale kenmerken. Het gedrag van verdachte tijdens het plegen van de bewezen verklaarde feiten werd door het misbruik van alcohol en die persoonlijkheisstoornis beïnvloed. De deskundige adviseert verdachte in diagnostische zin als sterk verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
De rechtbank neemt deze conclusie niet over. Ter terechtzitting van 14 februari 2012 heeft verdachte verklaard dat hij uit ervaring wist dat het drinken van grotere hoeveelheden alcoholhoudende drank bij hem kan ontaarden in het plegen van strafbare feiten. Verder heeft hij verklaard dat het drinken van het eerste glas alcoholhoudende drank bij hem altijd een bewuste keuze is, dat het drinken van de volgende glazen alcoholhoudende drank het gevolg van zijn alcoholprobleem is en dat dit ook de gang van zaken is geweest bij aanvang van het personeelsfeest op 5 november 2011. Anders dan psycholoog [naam] acht de rechtbank verdachte verminderd toerekeningsvatbaar, omdat verdachte er zelf voor heeft gekozen de bewuste avond alcohol te drinken.
Daarnaast adviseert de deskundige verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen en daaraan reclasseringstoezicht te koppelen, dat verdachte een agressieregulatietraining zal volgen en dat hij zich zal laten controleren op alcohol- en drugsgebruik. Dit advies wordt ondersteund door Novadic-Kentron, zoals blijkt uit het op 19 januari 2012 door deze instelling over verdachte opgemaakt rapport.
Ter terechtzitting van 14 februari 2012 heeft verdachte de rechtbank er van overtuigd dat hij oprecht spijt heeft van zijn handelen. Bij verdachte is een doorleefd gevoel van betrokkenheid bij de gevolgen van zijn handelen voor het slachtoffer en diens familieleden aanwezig. Voor zijn handelen en de gevolgen daarvan heeft verdachte persoonlijk aan het ter terechtzitting aanwezige slachtoffer uit eigen beweging zijn excuses aangeboden. Deze excuses heeft het slachtoffer aanvaard en verdachte en het slachtoffer hebben elkaar vervolgens ter terechtzitting de hand geschud.
conclusie
Door het handelen van verdachte is de rechtsorde dermate ernstig geschokt dat, uit het oogpunt van een juiste normhandhaving, slechts kan worden volstaan met het opleggen van gevangenisstraf. Gelet op de ernst van het bewezen verklaarde feit is de rechtbank, in tegenstelling tot de raadsman van verdachte, van oordeel dat niet kan worden volstaan met oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van voorarrest.
Van een deel van de op te leggen gevangenisstraf zal de rechtbank bepalen dat dit niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat verdachte zich voor het einde van de hierna vast te stellen proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, of ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden, dan wel de hierna te melden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd. De rechtbank wil met een en ander enerzijds de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit tot uitdrukking brengen en anderzijds door invloed uit te oefenen op het gedrag van de verdachte het door verdachte opnieuw plegen van een strafbaar feit tegengaan.
Alle feiten en omstandigheden tegen elkaar afwegend is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een gevangenisstraf van 30 maanden waarvan 15 maanden voorwaardelijk met een met een proeftijd van twee jaar, onder oplegging van de in het dictum nader te omschreven bijzondere voorwaarde, passend en geboden is.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer1].
De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 27, 36f, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf en maatregel.
* Gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, groot vijftien maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, of ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich gedurende voornoemde proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen hem te geven door of namens de Reclassering Nederland, Regio 's-Hertogenbosch, Eekbrouwersweg 6, 5233 VG te 's-Hertogenbosch, zolang deze instelling zulks noodzakelijk acht, ook indien zulks zou inhouden dat veroordeelde een agressieregulatietraining en een leefstijltraining zal volgen zoals in het door Novadic-Kentron op 19 januari 2012 over veroordeelde uitgebrachte rapport nader is omschreven.
Verleent aan de Reclassering voornoemd de opdracht als bedoeld in artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht.
* Maatregel van schadevergoeding van € 360,13 subsidiair 7 dagen hechtenis. Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer1] van een bedrag van € 360,13 (zegge: driehonderd zestig euro en dertien eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 7 dagen hechtenis. De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer1]:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer1], van een bedrag van € 360,13 (zegge: driehonderd zestig euro en dertien eurocent). Het totale bedrag, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.L.W.M. Viering, voorzitter,
mr. E.C.M. de Klerk en mr. S.J.O. de Vries, leden,
in tegenwoordigheid van H.A. van Neerven, griffier,
en is uitgesproken op 28 februari 2012.
Mr. Viering is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1 In de voetnoten wordt - tenzij anders vermeld - verwezen naar het proces-verbaal van de regiopolitie Brabant Zuid Oost, gezamenlijke recherche Eindhoven met BHV-nummer 2011.166216, afgesloten op 8 november 2011, aantal doorgenummerde bladzijden: 65.
2 de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 14 februari 2012.
3 de verklaring van [slachtoffer1], pag. 42, 43
4 de verklaring van [getuige1], pag. 49, 50, 51
5 de verklaring van [getuige2], pag. 52, 53