ECLI:NL:RBSHE:2012:BV3554

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
13 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/833069-11
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging tot opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel door schieten met CO2-wapen op kinderen

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch op 13 februari 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die ervan beschuldigd werd opzettelijk zwaar lichamelijk letsel te hebben toegebracht aan meerdere kinderen door met een CO2-wapen/gasdrukpistool op hen te schieten. De feiten vonden plaats op 20 oktober 2011 in Eindhoven, waar de verdachte samen met een vriend vanaf een balkon kogeltjes op kinderen afvuurde die zich buiten bevonden tijdens een ontruimingsoefening van hun school. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel, omdat er geen deugdelijk technisch onderzoek was verricht naar de afstand en kracht van de kogeltjes. De slachtoffers stonden met hun rug naar het balkon, wat de kans op ernstig letsel verder verminderde. Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van de poging tot het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Daarnaast werd de verdachte ook vrijgesproken van bedreiging, omdat de feitelijke gedragingen in wezen hetzelfde waren als die in de andere tenlasteleggingen. De rechtbank concludeerde dat de gedragingen niet als medeplegen konden worden gekwalificeerd, omdat er onvoldoende bewijs was voor een gezamenlijke opzet op het toebrengen van letsel. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een psychologisch rapport dat wees op een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens. De rechtbank legde een jeugddetentie op, maar deze was lager dan geëist door de officier van justitie, omdat de rechtbank tot een andere bewezenverklaring kwam.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/833069-11
Datum uitspraak: 13 februari 2012
Vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte1],
geboren te Amersfoort op [geboortedatum] 1995,
wonende te [woonplaats], [adres],
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek achter gesloten deuren ter terechtzitting van 30 januari 2012.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 22 december 2011.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 20 oktober 2011 te Eindhoven tezamen en in vereniging met
anderen of een ander, althans alleen, ter uitvoering van het voorgenomen
misdrijf om aan [slachtoffer1] (geboren op [geboortedatum] 1998), opzettelijk en
met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel toe te
brengen, na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk,
met zijn mededader, althans alleen, (vanaf een balkon, in elk geval een hoger
gelegen positie, over een afstand van ongeveer 20 meter), met een
CO2-wapen/gasdrukpistool, meerdere, althans een pellets/kogeltjes/projectielen
heeft afgevuurd/verschoten op/tegen en/of in de richting van die [slachtoffer1],
waarbij die [slachtoffer1] werd getroffen in diens lichaam door (een van) die/dat
pellet(s)/kogeltje(s)/projectiel(en), terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 303/302 jo. 45 jo 47 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 oktober 2011 te Eindhoven tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een persoon (te weten [slachtoffer1]) heeft mishandeld, door met zijn mededader, althans alleen, met een CO2-wapen/gasdrukpistool, een pellet/kogeltje/projectiel af te vuren / te verschieten tegen/
in het lichaam van die [slachtoffer1], waardoor voornoemde [slachtoffer1] letsel heeft bekomen en/
of pijn heeft ondervonden;
(artikel 300 jo. 47 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 20 oktober 2011 te Eindhoven tezamen en in vereniging met
anderen of een ander, althans alleen, ter uitvoering van het voorgenomen
misdrijf om aan [slachtoffer2] (geboren op [geboortedatum] 1998), opzettelijk en met
voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel toe te
brengen, na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk,
met zijn mededader, althans alleen, (vanaf een balkon, in elk geval een hoger
gelegen positie, over een afstand van ongeveer 20 meter), met een
CO2-wapen/gasdrukpistool, meerdere, althans een pellets/kogeltjes/projectielen
heeft afgevuurd/verschoten op/tegen en/of in de richting van die [slachtoffer2],
waarbij die [slachtoffer2] werd getroffen in diens lichaam door (een van) die/dat
pellet(s)/kogeltje(s)/projectiel(en), terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 303/302 jo. 45 jo 47 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 oktober 2011 te Eindhoven tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een persoon (te weten [slachtoffer2]) heeft mishandeld, door
met zijn mededader, althans alleen, met een CO2-wapen/gasdrukpistool, een
pellet/kogeltje/projectiel af te vuren / te verschieten tegen/in het lichaam
van die [slachtoffer2], waardoor voornoemde [slachtoffer2] letsel heeft bekomen en/of
pijn heeft ondervonden;
(artikel 300 jo. 47 Wetboek van Strafrecht)
3.
hij op een of meer tijdstippen op of omstreeks 20 oktober 2011 te Eindhoven
tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, (telkens)
ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer3] (geboren
op [geboortedatum] 1996) en/of [slachtoffer4] (geboren op [geboortedatum] 1996), opzettelijk
en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel toe
te brengen, na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk,
met zijn mededader, althans alleen, (vanaf een balkon, in elk geval een hoger
gelegen positie, over een afstand van ongeveer 20 meter), met een
CO2-wapen/gasdrukpistool, meerdere, althans een pellets/kogeltjes/projectielen
heeft afgevuurd/verschoten in de richting van die [slachtoffer3] en/of [slachtoffer4]),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 303/302 jo. 45 jo 47 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstippen op of omstreeks 20 oktober 2011 te Eindhoven,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens)
[slachtoffer3] en/of [slachtoffer4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het
leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte
en/of (een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk dreigend met een
CO2-wapen/gasdrukpistool, meerdere, althans een pellets/kogeltjes/projectielen
afgevuurd/verschoten in de richting van die [slachtoffer3] en/of [slachtoffer4];
(artikel 285 jo. 47 Wetboek van Strafrecht)
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan.1
Vaststaande feiten.
Verdachte heeft op 20 oktober 2011 samen met een vriend vanaf het balkon van de flatwoning aan de Gounodlaan in Eindhoven met CO2-wapen/gasdrukpistool een aantal malen met loden kogeltjes geschoten.2 De vriend, genaamd [verdachte2], heeft verklaard dat hij samen met verdachte vanaf het balkon van de flatwoning een aantal malen met loden kogeltjes heeft geschoten.3
Op 20 oktober 2011 heeft [slachtoffer1] aangifte4 gedaan dat hij tijdens een brandoefening op school in Eindhoven een luide knal hoorde die uit een bibigun of luchtbuks leek te komen, dat hij voelde dat hij geraakt werd aan zijn linkerzij en dat dat pijn deed en hij zich aan zijn verwonding heeft laten behandelen door de EHBO op school.
Op 20 oktober 2011 heeft [slachtoffer2] aangifte5 gedaan dat hij tijdens een ontruimings- oefening van zijn school in Eindhoven op een veldje stond aan de voorzijde van zijn school en hij ineens pijnprikkel voelde ter hoogte van zijn rechterelleboog en toen hij keek, dat hij een bloedend wondje zag.
Op 20 oktober 2011 heeft [slachtoffer3] aangifte6 gedaan dat hij op de Gounodlaan in Eindhoven liep en knal hoorde en zag dat er direct naast hem een soort rubber kogeltje afketste. Hierdoor was hij erg geschrokken en voelde zich ook bang en angstig.
Op 20 oktober 2011 heeft [slachtoffer4] aangifte7 gedaan dat hij bij een flat vlak bij zijn school in Eindhoven een harde knal hoorde en hij daar erg van is geschrokken.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht het onder 1 primair, 2 primair en 3 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
Namens verdachte bepleit de raadsman verdachte vrij te spreken van alle primair en subsidiair tenlastegelegde feiten. Verdachte erkent weliswaar met het wapen meermalen te hebben geschoten, maar ontkent dat hij op mensen heeft geschoten en hij heeft ook niemand geraakt. Van medeplegen is geen sprake omdat verdachte vooraf met [verdachte2] geen afspraken heeft gemaakt over het schieten met het CO2-wapen/gasdrukpistool en ook niet overigens blijkt dat er sprake is geweest van een doelbewuste samenwerking.
De verklaring van medeverdachte [verdachte2] klopt niet en moet als niet betrouwbaar worden beschouwd. Er is geen reden te twijfelen aan de verklaring van verdachte.
Het oordeel van de rechtbank.
Medeplegen
De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of de gedragingen van verdachte [verdachte1] en de medeverdachte [verdachte2] kunnen worden gekwalificeerd als medeplegen, in
de zin van "tezamen en in vereniging met een ander begaan" zoals bij alle primaire en subsidiaire feiten ten laste is gelegd.
Voor beantwoording van die vraag dient de rechtbank eerst te beoordelen of de verklaring van verdachte [verdachte1] dan wel of de verklaring van de medeverdachte [verdachte2] betrouwbaar is. Verdachte heeft verklaard dat hij met het CO2-pistool niet op mensen heeft geschoten8 en medeverdachte heeft verklaard dat zij vooraf hebben afgesproken op de kinderen te schieten die op het veld bij de school stonden.9
Op basis van de processtukken en het verhandelde ter terechtzitting ziet de rechtbank geen aanleiding te concluderen dat de door medeverdachte [verdachte2] afgelegde bekennende verklaring niet betrouwbaar zou zijn. De rechtbank komt tot deze conclusie op basis van het feit dat [verdachte2] vanaf het begin openheid van zaken heeft gegeven en zichzelf daarbij heeft belast en niet valt in te zien noch is gebleken waarom hij dit valselijk zou doen. Bovendien wordt de verklaring van [verdachte2] op onderdelen ondersteund door de verschillende aangiften zoals die zijn gedaan. De verklaring van verdachte [verdachte1]10 acht de rechtbank minder betrouw- baar. De rechtbank is van oordeel dat zijn verklaring ongeloofwaardig is voor zover deze inhoudt dat [verdachte2] en hij niets tegen elkaar hebben gezegd op het balkon met betrekking tot het resultaat van het schieten met het CO2-pistool toen het wapen werd doorgegeven en dat zij van elkaar niet hebben gezien waarop werd geschoten.
Uitgaande van de verklaring van [verdachte2], dat zij vooraf hebben afgesproken met het CO2-pistool op de kinderen te schieten, vervolgens beiden met dat wapen vanaf het kleine balkon hebben geschoten en zij het wapen na elk schot aan elkaar hebben doorgegeven, is naar het oordeel van de rechtbank voldoende om aan te nemen dat er zo'n volledige en nauwe samenwerking in de voorbereiding en de uitvoering heeft plaatsgevonden tussen verdachte en de medeverdachte [verdachte2] gericht op het opzettelijk toebrengen van letsel, dat de gedragingen kunnen worden gekwalificeerd als medeplegen, in de zin van "tezamen en in vereniging met een ander begaan".
Bewijsbeslissing ten aanzien van feit 1 primair, feit 2 primair en feit 3 primair.
De rechtbank stelt vast dat er in deze zaak op de plaats delict geen deugdelijk technisch onderzoek is gedaan. Evenmin is het gebruikte CO2-wapen/gasdrukpistool onderzocht door een deskundige. Onduidelijk is nu wat de exacte afstand was vanaf het balkon tot de slachtoffers en wat de kracht van de afgeschoten kogeltjes was toen deze het lichaam van de slachtoffers [slachtoffer1] en [slachtoffer2] troffen.
Gelet hierop, is de rechtbank van oordeel dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten biedt om vast te kunnen stellen dat er een aanmerkelijke kans was op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij één of meerdere personen. Met name door het feit dat uit het dossier blijkt dat de slachtoffers [slachtoffer1] en [slachtoffer2] met hun rug naar het balkon stonden op het moment dat zij werden geraakt11/12, acht de rechtbank de kans zo klein dat de kogeltjes de slachtoffers zouden raken in ogen of oren, dat niet kan worden gesproken van een aanmerkelijk kans op zwaar lichamelijk letsel.
De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van een poging tot het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, zoals onder 1 primair, 2 primair en 3 primair ten laste is gelegd.
Bewijsbeslissing ten aanzien van feit 1 subsidiair en feit 2 subsidiair.
De rechtbank dient vervolgens de vraag te beantwoorden of wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte [verdachte1] en zijn mededader [verdachte2] de slachtoffers [slachtoffer1]
en [slachtoffer2] hebben mishandeld in de zin van artikel 300 Wetboek van Strafrecht zoals onder 1 subsidiair en 2 subsidiair ten laste is gelegd.
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van het medeplegen en de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte en zijn mededader het opzet hadden op het toebrengen van pijn en/of letsel door met een CO2-wapen/gasdrukpistool kogeltjes af te schieten in de richting van [slachtoffer1] en [slachtoffer2].
Bewijsbeslissing ten aanzien van feit 3 subsidiair.
Onder feit 3 zijn subsidiair aan verdachte in de kern dezelfde feitelijke gedraging ten laste gelegd als onder feiten 1 en 2 subsidiair, te weten het afschieten van kogeltjes met een CO2-wapen/gasdrukpistool in de richting van personen.
Zoals hierboven is weergegeven heeft de rechtbank geoordeeld dat verdachte en zijn mededader door aldus te handelen het opzet hadden op het toebrengen van pijn en/of letsel bij degenen op wie zij die kogeltjes afschoten.
Ten aanzien van [slachtoffer3] en [slachtoffer4] is dat niet anders, ook al zijn zij niet geraakt door de kogeltjes.
Naar het oordeel van de rechtbank sluiten voornoemd opzet en het voor bewezenverklaring van bedreiging vereiste opzet op het aanjagen van vrees elkaar in beginsel uit.
Daaraan doet niet af dat de door verdachte en zijn mededader verrichte handelingen bedreigend kunnen overkomen.
Derhalve zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het onder feit 3 subsidiair ten laste gelegde.
De bewezenverklaring.
(1 subsidiair)
op 20 oktober 2011 te Eindhoven tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk
een persoon (te weten [slachtoffer1]) heeft mishandeld, door met zijn mededader met een CO2-wapen/gasdrukpistool, een pellet/kogeltje/projectiel af te vuren/te verschieten tegen het lichaam van die [slachtoffer1], waardoor voornoemde [slachtoffer1] letsel heeft bekomen en pijn
heeft ondervonden.
(2 subsidiair)
op 20 oktober 2011 te Eindhoven tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk
een persoon (te weten [slachtoffer2]) heeft mishandeld, door met zijn mededader met een CO2-wapen/gasdrukpistool, een pellet/kogeltje/projectiel af te vuren/te verschieten tegen het lichaam van die [slachtoffer2], waardoor voornoemde [slachtoffer2] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Motivering van de beslissing.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het onder 1 primair, 2 primair
en 3 primair tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 6 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich tot het einde van de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen van de jeugdreclassering, ook als dat een ambulante begeleiding inhoudt bij een forensische polikliniek.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman vraagt voor het geval de rechtbank toch tot een bewezenverklaring komt van één of meer tenlastegelegde feiten, bij het bepalen van de strafmaat rekening te houden met de conclusie in het Pro Justitia psychologisch rapport dat de strafbare gedragingen in licht verminderde mate aan verdachte zijn toe te rekenen. In dat geval kan worden volstaan met een straf gelijk aan het voorarrest.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de door verdachte gepleegde
strafbare feiten en in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Het schieten met loden kogeltjes van een balkon op kinderen van een middelbare school is laf en levert ernstige angst- en onveiligheidsgevoelens op, niet alleen bij de kinderen zelf, maar ook bij de ouders, hun omgeving en de maatschappij in zijn algemeen.
Dat de verwondingen bij de kinderen zeer beperkt zijn gebleven, doet daaraan niet af.
Ten aanzien van de persoon van verdachte zal de rechtbank bij de beslissing over een
passende afdoening in het bijzonder rekening houden met de omstandigheid dat uit het
Pro Justitia psychologisch onderzoek van verdachte blijkt dat de gepleegde strafbare
gedragingen in licht verminderde mate aan verdachte kunnen worden toegerekend.
GZ-psycholoog drs. K.T.E. Zászlós constateert in haar rapportage van 6 januari 2012 dat bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in de zin van een gedragsstoornis NAO waaraan een reactieve hechtingsstoornis ten grondslag ligt. Hiermee samenhangend vertoont verdachte impuls- en agressieregulatieproblemen, een zelfbepalende houding, moeite met regels en gezag en een onrijpe gewetens-ontwikkeling. In zijn persoonlijkheidsontwikkeling laat hij borderlinetrekken zien, hieruit voortvloeiend is er sprake van een sterke gevoeligheid voor afwijzing, verlating en gedragsschommelingen. De kans op recidive wordt als hoog ingeschat indien verdachte geen adequate behandeling wordt geboden.
Daarnaast zal de rechtbank rekening houden met het strafadvies zoals dat uit het 'Plan van Aanpak Jeugdreclassering' van Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant van 27 januari 2012 naar voren is gekomen. Ter terechtzitting hebben jeugdreclasseringswerker mevrouw [naam jeugdreclasseringswerker] en de jeugdbeschermer [naam jeugdbeschermer] het Plan van Aanpak en het gegeven strafadvies nader toegelicht.
Verder zal de rechtbank rekening houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals die uit het rapport Raadsonderzoek strafzaken van de Raad voor de Kinderbescherming van 27 januari 2012 naar voren zijn gekomen.
Tot slot zal de rechtbank bij een passende afdoening in het voordeel van verdachte rekening houden met de nog jeugdige leeftijd van verdachte en de omstandigheid dat uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld.
Alles overziend en om verdachte het verkeerde van zijn handelen te laten inzien en hem en anderen duidelijk te maken dat de samenleving dit gedrag niet tolereert, is de rechtbank van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een jeugddetentie gelijk aan het voorarrest.
Dat deze straf lager uitpakt dan door de officier van justitie is geëist, is omdat de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie en de rechtbank van oordeel is dat de duur van de op te leggen jeugddetentie de ernst van het bewezenverklaarde
voldoende tot uitdrukking brengt.
Daarnaast acht de rechtbank het noodzakelijk dat verdachte zich nog geruime tijd houdt aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering en zich ambulant laat behandelen. Om dat te verzekeren zal de rechtbank ook een voorwaardelijke jeugddetentie opleggen met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank wil met een en ander enerzijds de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten tot uitdrukking brengen en anderzijds door invloed uit te oefenen op het gedrag van de verdachte het door verdachte opnieuw plegen van een strafbaar feit tegengaan.
De toegepaste wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen 27, 47, 77a, 77g, 77h, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa,
77gg en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing op de voorlopige hechtenis.
Tijdens de beraadslaging in raadkamer heeft de rechtbank, gelet op de aan verdachte op te leggen jeugddetentie beslist tot opheffing van de voorlopige hechtenis op grond van artikel 67a lid 3 van het Wetboek van Strafvordering met ingang van 3 februari 2012 te 09.00 uur. Van deze beslissing is in een aparte beschikking opgemaakt.
DE UITSPRAAK
De rechtbank.
- Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder feit 1 primair, feit 2 primair, feit 3 primair en feit 3 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
- Verklaart het onder feit 1 subsidiair en 2 subsidiair tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
t.a.v. feit 1 subsidiair:
medeplegen van mishandeling.
t.a.v. feit 2 subsidiair:
medeplegen van mishandeling.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf.
- Jeugddetentie voor de duur van 90 dagen, met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht waarvan 26 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de aanwijzingen hem in het kader van jeugdreclassering te geven door of namens het Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant, Wal 20, 5611 GG Eindhoven, ook als dat een ambulante begeleiding inhoudt bij een forensische polikliniek.
Verleent opdracht aan voornoemd Bureau om aan de veroordeelde terzake van de naleving van deze bijzondere voorwaarde hulp en steun te verlenen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.H.P.G. Wielders, voorzitter,
mr. J.M.P. Willemse en mr. N.I.B.M. Buljevic, leden,
in tegenwoordigheid van M.P.M. van Goethem, griffier,
en is uitgesproken op 13 februari 2012.
De rechter mr. N.I.B.M. Buljevic is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1 In de voetnoten wordt verwezen - tenzij anders vermeld - naar het proces-verbaal van de regiopolitie Brabant Zuid-Oost,
Gezamenlijke Recherche Eindhoven, dossiernummer 2011157274, afgesloten op 6 december 2011, aantal doorgenummerde
bladzijden 1-103.
2 Proces-verbaal verhoor verdachte, blz. 43-45
3 Proces-verbaal verhoor [verdachte2], blz. 25-28
4 Proces-verbaal aangifte [slachtoffer1], blz. 53-55
5 Proces-verbaal aangifte [slachtoffer2], blz. 56-58
6 Proces-verbaal aangifte [slachtoffer3], blz. 60-62
7 Proces-verbaal aangifte [slachtoffer4], blz. 63-64
8 Proces-verbaal verhoor [verdachte1], blz. 44
9 Proces-verbaal verhoor verdachte, blz. 26
11 Proces-verbaal sporenonderzoek, blz. 88
12 Foto's 5 t/m 9 in de fotomap van het forensisch Technisch Onderzoek, blz. 93-95.