vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Parketnummer: 01/849220-11
Datum uitspraak: 09 februari 2012
Vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte1],
geboren te 's-Hertogenbosch op [geboortedatum] 1984,
wonende te [woonplaats], [adres],
thans gedetineerd te: P.I. HvB Grave (Unit A + B).
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van de onderzoeken ter terechtzitting van 1 november 2011 en 26 januari 2012.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 3 oktober 2011.
De tenlastelegging is op vordering van de officier van justitie ter terechtzitting van 26 januari 2012 gewijzigd. Van deze vordering is een kopie aan dit vonnis gehecht [bijlage 1]. Met inachtneming van deze wijziging is aan verdachte ten laste gelegd dat
1.
hij, in of omstreeks de periode van 01 januari 2006 tot 15 juli 2011, te 's-Hertogenbosch en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, (telkens) een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
[artikel 2 onder B Opiumwet]
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren van cocaïne gedurende de ten laste gelegde periode.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft betoogd dat verdachte geen dealer, maar een gebruiker van cocaïne is en enkel weleens doorleverde aan vrienden en medegebruikers.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit, in ieder geval ten aanzien van een periode langer dan een half jaar. Hij heeft hiertoe betoogd dat de verklaringen van de verschillende afnemers onbetrouwbaar zijn, nu zij niet consistent hebben verklaard ten aanzien van verdachte en zijn vermeende drugshandel. Voorts heeft de verdediging aangevoerd dat er geen fotoconfrontatie heeft plaatsgevonden, zodat niet met zekerheid kan worden gesteld dat er door de afnemers ten aanzien van verdachte werd verklaard.
Het oordeel van de rechtbank.
De door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen maken deel uit van een eindproces-verbaal van de regiopolitie Brabant Noord, met dossiernummer 2011027930 (hierna te noemen: het dossier).
In het kader van het politieonderzoek is in de periode van 19 maart 2011 tot en met 5 april 2011 het telefoonnummer 06-84876765 getapt. Verdachte werd bij het uitluisteren van de taps door de politie aan zijn stem herkend, wat middels "SH" of "SK" werd aangegeven. Verdachte heeft verklaard dat voornoemd telefoonnummer sinds anderhalf jaar in zijn gebruik is en dat zijn bijnaam "[alias]" is.1 Naar aanleiding van deze taps zijn een aantal afnemers en getuigen gehoord met betrekking tot hun relatie met verdachte.
[Getuige1], geboren op [geboortedatum] 1985, heeft verklaard dat hij in de laatste twee jaar ongeveer 20 á 30 keer bij verdachte, bijgenaamd "[alias]", cocaïne heeft gekocht. De eerste keer dat hij cocaïne gebruikte, was hij 21 jaar oud (naar de rechtbank begrijpt: in het jaar 2006). Deze cocaïne had hij geregeld via verdachte. Van zijn 22ste tot zijn 24ste levensjaar heeft [getuige1] niet gebruikt, maar vanaf zijn 24ste levensjaar is hij weer gaan gebruiken en kwam hij weer in contact met verdachte. Verdachte had de cocaïne bij zich of haalde het uit zijn eigen huis. 2
[Getuige2] heeft verklaard dat hij en verdachte buren zijn en dat, als hij cocaïne nodig had, hij verdachte belde met de vraag of verdachte wat kon regelen. Soms gaf [getuige2] wat cocaïne aan verdachte en vice versa. [getuige2] heeft verklaard dat hij bij de politie naar waarheid heeft verklaard.3 Tegenover de politie heeft [getuige2] verklaard dat hij in de afgelopen 5 á 6 jaar 3 maal met verdachte heeft gebruikt en dat verdachte de drugs bij zich had en hij er nooit voor hoefde te betalen.4
[Getuige3] heeft verklaard dat hij sinds 2 á 3 jaar cocaïne kocht van [verdachte2], maar dat hij ook een keer cocaïne van de broer van [verdachte2], te weten verdachte, heeft betrokken, toen [verdachte2] op vakantie was.5
[Getuige4] heeft verklaard dat hij sinds 2009 bij verdachte cocaïne kocht en dat hij verdachte al zijn hele leven kent.6
Verdachte heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat hij een gebruiker is van cocaïne en dat het in de afgelopen periode met regelmaat voorkwam dat hij cocaïne regelde voor vrienden.7
Verdachte is tijdens zijn verhoor bij de politie geconfronteerd met de tapgesprekken, waarin "kleine" en "grote" worden besteld. Verdachte heeft verklaard dat "kleine coke" een halve gram betreft en "grote coke" een hele gram. "Kleine coke" kost 20,- á 25,- euro, terwijl "grote coke" 40,- tot 50,- euro kost, afhankelijk van de kwaliteit van de cocaïne (versneden of pure cocaïne).8
Tevens is aan verdachte het gesprek voorgehouden tussen hem en [getuige5]. [getuige5] noemt verdachte '[alias]' en vraagt of verdachte naar de Watertoren kan komen. Vervolgens wordt er afgesproken op een parkeerplaats. Verdachte zegt dan: "Ja, niet voor niks he?" en even later: "Moet je hele pure?".9 Verdachte heeft met betrekking tot dit gesprek verklaard dat het gesprek hier over cocaïne gaat.10
De rechtbank overweegt als volgt.
In het dossier bevinden zich verklaringen van afnemers die gedetailleerd hebben verklaard dat verdachte cocaïne aan hen verkocht en/of verstrekte. Verdachte heeft tegenover de politie en de rechter-commissaris verklaard dat hij cocaïne aan anderen heeft verstrekt, maar dat het een soort tussenhandel was. Hij zou zelf cocaïne gebruiken en dan voor anderen wat meegenomen hebben. Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte niet alleen cocaïne heeft heeft verstrekt maar ook cocaïne heeft verkocht.
Gelet op de verklaringen van [getuige1] en [getuige2] acht de rechtbank bewezen dat verdachte in 2006 is begonnen met het dealen van cocaïne. De rechtbank komt tot de conclusie dat verdachte gedurende de laatste 2 jaar intensiever heeft gedeald dan voordien.
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de voor het bewijs gebezigde verklaringen van de afnemers betrouwbaar zijn, nu voornoemde afnemers in essentie genoegzaam consistent en congruent hebben verklaard ten aanzien van de drugshandel van verdachte.
De rechtbank is ervan overtuigd dat de afnemers wisten over wie zij verklaarden, nu zij verdachte al geruime tijd kenden. Bovendien zijn de afnemers gehoord naar aanleiding van taps, waarbij stemherkenning heeft plaatsgevonden.
Uit de bewijsmiddelen kan niet worden afgeleid dat sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking met betrekking tot de handel in cocaïne tussen verdachte en zijn broer [verdachte2]. De rechtbank acht derhalve - met de officier van justitie en de raadsman - het medeplegen van de handel in cocaïne niet bewezen en zal verdachte in zoverre vrij spreken.
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit vorenstaande bewijsmiddelen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan als na te melden.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1.
in de periode van 01 juli 2006 tot 15 juli 2011, te 's-Hertogenbosch en/of elders in Nederland, meermalen, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt, (telkens) een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft een gevangenisstraf gevorderd voor de duur van 24 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met als bijzondere voorwaarde een verplicht reclasseringscontact, waarbij verdachte zich moet laten behandelen voor zijn cocaïnegebruik door Novadic Kentron Verslavingszorg.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft zich niet uitgelaten over de straftoemeting in het geval van een bewezenverklaring.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Verdachte heeft zich gedurende een periode van 5 jaar schuldig gemaakt aan het dealen van cocaïne, en heeft dit de laatste twee jaar geïntensiveerd. Cocaïne is een drug met een sterk verslavende werking en behoort niet voor niets tot de harddrugs. Door de verkoop en levering ervan heeft verdachte bijgedragen aan de verspreiding en het gebruik van cocaïne en heeft derhalve de gezondheid van personen in gevaar gebracht.
De rechtbank heeft in strafmatigende zin rekening gehouden met het feit dat verdachte in enige mate heeft meegewerkt aan het onderzoek en met zijn proceshouding blijk heeft gegeven van inzicht in de ernst van het door hem gepleegde delict.
Tevens heeft de rechtbank meegewogen dat blijkens het Uittreksel Justitiële Documentatie verdachte niet eerder werd veroordeeld voor een Opiumwetdelict.
Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de reclasseringsrapportage van 28 oktober 2011, waaruit naar voren komt dat verdachte gemotiveerd is om aan zijn (verslavings)problematiek te werken en open lijkt te staan voor reclasseringstoezicht. De reclassering adviseert de rechtbank een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, waarbij in het kader van de bijzondere voorwaarde verdachte zich moet melden en een behandeling moet volgen bij Novadic Kentron Verslavingszorg.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat, conform de eis van de officier van justitie, aan verdachte een gevangenisstraf dient te worden opgelegd voor de duur van 24 maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan 8 maanden voorwaardelijk. De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straffen, dan een gevangenisstraf. gevangenisstraf dient te worden opgelegd.
Met betrekking tot een deel van de op te leggen gevangenisstraf zal de rechtbank aldus bepalen dat dit deel niet zal worden ten uitvoer gelegd mits verdachte zich tot het einde van de hierna vast te stellen proeftijd aan de voorwaarde houdt dat hij zich niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken en de hierna te melden bijzondere voorwaarde naleeft. De rechtbank wil met een en ander enerzijds de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit tot uitdrukking brengen en anderzijds door invloed uit te oefenen op het gedrag van de verdachte het door verdachte opnieuw plegen van een strafbaar feit tegengaan.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d en 27 van het Wetboek van Strafrecht en artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.
verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 aanhef en onder B, van de
Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
legt op de volgende straf:
- gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren;
bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, groot 8 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, of ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden, dan
wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
stelt als bijzondere voorwaarde:
* dat veroordeelde zich gedurende voornoemde proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen hem te geven door of namens de Reclassering Nederland, Regio 's-Hertogenbosch, Eekbrouwersweg 6, 5233 VG te 's-Hertogenbosch, zolang deze instelling zulks noodzakelijk acht, ook indien dit inhoudt dat verdachte:
- een behandeling moet volgen bij Novadic-Kentron Verslavingszorg;
verleent aan de reclassering voornoemd de opdracht als bedoeld in artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. S.J.O. de Vries, voorzitter,
mr. N.M. Spelt en mr. M.Th. van Vliet, leden,
in tegenwoordigheid van mr. Z. Berkouwer, griffier,
en is uitgesproken op 9 februari 2012.
1 Verklaring verdachte, d.d. 4 augustus 2011, dossier p. 841.
2 Verklaring [getuige1], afgelegd bij de rechter-commissaris, d.d. 16 december 2011.
3 Verklaring [getuige2], afgelegd bij de rechter-commissaris, d.d. 16 januari 2012.
4 Verklaring [getuige2], d.d .20 juli 2011, dossier p. 247 en 248.
5 Verklaring [getuige3], afgelegd bij de rechter-commissaris, d.d. 16 december 2011.
6 Verklaring [getuige4], afgelegd bij de rechter-commissaris, d.d. 16 januari 2012 en bij de politie d.d. 29 juli 2011, dossier p. 580 en 581.
7 Verklaring verdachte, afgelegd bij de rechter-commissaris, d.d. 18 juli 2011.
8 Verklaring verdachte, d.d. 4 augustus 2011, dossier p. 841 en 842.
9 Tapgesprek tussen verdachte en [getuige5], d.d.4 april 2011, dossier p. 74.
10 Verklaring verdachte, afgelegd bij de rechter-commissaris, d.d. 18 juli 2011.
2
Parketnummer: 01/849220-11
[verdachte1]