ECLI:NL:RBSHE:2012:BV3292

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
6 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
241640 KG ZA 12-16
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J.F.M. Strijbos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in kort geding over smaad en contactverbod

In deze zaak, die voor de Rechtbank 's-Hertogenbosch werd behandeld, hebben eisers, [eiser sub 1] en [eiseres sub 2], een kort geding aangespannen tegen gedaagden, [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2], wegens smaad en bedreiging. De eisers vorderden onder andere een contactverbod en een verbod op het uiten van negatieve uitlatingen over hen aan derden. De voorzieningenrechter heeft de zaak behandeld op 19 januari 2012, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. De eisers voerden aan dat gedaagden hen op een hinderlijke en bedreigende manier in hun persoonlijke levenssfeer hebben aangetast door beledigende e-mails te sturen en zich negatief uit te laten over hen in de zwemclub waar zij allen lid van zijn.

De rechter heeft vastgesteld dat er sprake was van een escalatie in de communicatie tussen partijen, waarbij gedaagden e-mails met kwetsende en bedreigende inhoud naar derden hebben gestuurd. De voorzieningenrechter oordeelde dat de e-mails een reële dreiging en intimidatie uitstraalden, vooral in de context van de spanningen tussen de partijen. Daarom werd een contactverbod opgelegd aan gedaagden, waarbij zij niet direct of indirect contact mochten opnemen met eisers of hun kinderen. Tevens werd hen verboden om zich negatief uit te laten over eisers aan derden.

De rechter heeft de vorderingen van eisers voor wat betreft het contactverbod en het verbod op negatieve uitlatingen toegewezen, maar de vordering tot een gebiedsverbod en smartengeld afgewezen. De voorzieningenrechter oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor een reële vrees voor bedreiging van fysieke aard en dat de vordering tot smartengeld niet voldoende aannemelijk was gemaakt. Gedaagden werden veroordeeld tot betaling van proceskosten en een dwangsom bij overtreding van het contactverbod. Dit vonnis is uitgesproken op 6 februari 2012.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 241640 / KG ZA 12-16
Vonnis in kort geding van 6 februari 2012
in de zaak van
1. [eiser sub 1],
wonende te [woonplaats] ,
2. [eiseres sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
eisers,
advocaat mr. K. Boerjan te [woonplaats],
tegen
1. [gedaagde sub 1],
wonende te Dordrecht,
2. [gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats],
gedaagden,
advocaat mr. M. de Vries te [woonplaats].
Partijen zullen hierna ook met hun roepnaam worden aangeduid,[eiser sub 1]te[eiseres sub 2]rs[gedaagde sub 1]geda[gedaagde sub 2]]
1. De procedure
1.1. De voorzieningenrechter heeft acht geslagen op:
- de dagvaarding,
- de mondelinge behandeling op 19 januari 2012, waarbij partijen zelf eveneens het woord hebben gevoerd,
- de pleitnota van de advocaat van eisers,
- pleitnota van de advocaat van gedaagden.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. Inleid[eiser sub 1]1. [[eiseres sub 2] zijn lid van de zwemver[AA]woonplaats]. [gedaagde sub 2] was eveneens lid van die vereniging tot 1 december 2011. Zij heeft op 5 november 2011 haar lidmaatschap opgezegd. [gedaagde sub 1] is bij de zwemsport betrokken en wordt af en toe ingezet als official bij wedstrijden.
2.2. Hoewel getrouwd met een ander heeft [eiser sub 1] in 2007 en 2008 een relatie gehad met [gedaagde sub 2]. Tijdens die relatie is hij in 2008 ook een relatie begonnen met [eiseres sub 2], die toen een kind verwachtte en daarna nog drie maanden getrouwd is geweest, waarna zij de relatie met [eiser sub 1] heeft verstevigd. Het huwelijk van [eiser sub 1] is geëindigd in een echtscheiding en ook de relatie van [eiser sub 1] met [gedaagde sub 2] is beëindigd. Vervolgens heeft [gedaagde sub 2] een relatie gekregen met [gedaagde sub 1], die (in elk geval toen) nog getrouwd was met [YY]. [eiser sub 1] heeft uit zijn huwelijk een dochter [RRR], [eiseres sub 2] is bevallen van een zoon genaamd [xxx], [gedaagde sub 2] heeft een tienerdochter [ZZZZ] en [gedaagde sub 1] heeft kinderen met [YY].
2.3. Op 23 januari 201[eiser sub 1]en[eiseres sub 2]s [gedaagde sub 2]daag[gedaagde sub 1] samen in een kantine koffie gedronken. Het gesprek is gekomen op [ZZZZ] en [eiser sub 1] heeft zich negatief over haar uitgelaten. Volgens [eiser sub 1] was [ZZZZ] gestoord en spoorde niet. Dat heeft [gedaagde sub 2] pijnlijk getroffen, waarop [gedaagde sub 1] het voor haar heeft opgenomen door de te zeggen dat hij dat respectloos vond van [eiser sub 1]. Daarna heeft [eiser sub 1] [gedaagde sub 2] gewaarschuwd voor [gedaagde sub 1] in die zin dat [gedaagde sub 1] gevaarlijk zou zijn en dat zij maar beter niet een relatie met hem zou kunnen aangaan. [gedaagde sub 2] heeft die mededelingen doorgegeven aan [gedaagde sub 1]. Sindsdien zijn verhoudinge[eiser sub 1]en [[eiseres sub 2] enerzijds en [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] anderzijds gespannen.
2.4. Er hebben zich tijdens zwemwedstrijden enkele incidenten tussen partijen voorgedaan. Met name op 18 april 2011 te [woonplaats] en op 25 september 2011 te [woonplaats]. De lezingen van partijen over wat er precies is voorgevallen, verschillen.
2.5. Na 23 januari 2011 heeft zich ook een e-mailwisseling ontsponnen, waarin partijen elkaar de les lezen. Hieronder volgt een korte (dus niet volledige) selectie uit relevante passages. (Het cursief afgedrukte is telkens een letterlijk citaat).
2.5.1. In een e-mail van 31 januari 2011 deelt [gedaagde sub 1] aan [eiser sub 1] onder meer het volgende mede:
(….)
Inderdaad je moet mij maar mijden. Als ik jouw zie ga ik jou niet mijden. Dus schrijf maar niet in voor wedstrijden.
(….)
2.5.2. In een e-mail van 3 september 2011 laat [gedaagde sub 1] via het mailaccount van [gedaagde sub 2] onder meer het volgende aan [eiser sub 1] laten weten:
(…)
Goed mijn gevoel heb ik heel kort beschreven, maar heeft voor jou vele gevolgen.
Ik zal aan een aantal masters (zwemmers, Vzr.) (niet allemaal) volledige openheid van zaken geven. Wanneer JIJ met [eiseres sub 2] aan intimiteit gehad hebt, jouw vele vriendinnen, jouw “trio” met [SSS] en [gedaagde sub 2] en daarbij jou mail dat je [SSS] als gebruiksvoorwerp ziet, jouw foto’s van [gedaagde sub 2],het volledige verhaal van [TTT], het volledige verhaal van [eiseres sub 2], jouw privé telfoonkosten, jouw verhaal over [TTT], jawel [TTT] zal dit ook lezen, enz. enz. enz.
(….)
Je schrijft dat je alles weet en je huis werk hebt gedaan maar in werkelijkheid weet je echt helemaal niets. Ik zal ook je werkgever(nog) niet de mails doorsturen die je aan [gedaagde sub 2] hebt gestuurd. Ik weet alles van jou jij weet niets van mij. Neem dat nu maar aan maar dat is nu eenmaal zo.
Nogmaals morgen in [UU] begin ik. Praten, mailen, alles. Wanneer jij [eiseres sub 2] ontmoet hebt, wanneer jij intimiteiten gedeeld hebt met haar, gedwongen sex met [gedaagde sub 2], “trio” met [SSS] en [gedaagde sub 2], alles over [TTT]. Ik open jij open.
Alle mails heb ik ook van [TTT].
Ik een vent jij een vent. Ik heb gekozen voor [gedaagde sub 2]! Alles open en eerlijk. Morgen in [UU] ga ik er mee beginnen. Iedereen komt het te weten wat jij gedaan hebt!!!!!!!!!!!!!!!.
[gedaagde sub 1].
2.5.3. Op 12 november 2011 heeft [gedaagde sub 1] aan een kleine dertigtal derden een e-mail gezonden met onder meer de navolgende tekst:
(....)
[K] en [p ] [eiseres sub 2]
Inmiddels weet ik alles uit het verleden van [gedaagde sub 2] en Koning [eiser sub 1]. [gedaagde sub 2] was “bewillemd”. Diverse malen heeft hij haar onder druk gezet. [gedaagde sub 2] durfde geen tegengas te geven anders zou [eiser sub 1] dit en dat doen. Op een gegeven moment ontmoette hij [p ] [eiseres sub 2]. [eiseres sub 2] was 8 weken zwanger en ze kregen een relatie. Toch is ze getrouwd, dat wilde [eiser sub 1] graag, en vervolgens na drie maanden gescheiden. Zij is nog steeds betoverd. [gedaagde sub 2] mocht niets zeggen anders zou hij ……
(…..)
2.5.4. Op 16 november 2011 heeft [gedaagde sub 2] de bovenstaande e-mail doorgestuurd aan de ex-man van [eiseres sub 2] met daarbij van haar kant commentaar met onder meer de navolgende inhoud:
Onderstaande mail is verzonden aan de masters van [AA]. Mijn man heeft deze verstuurd. Natuurlijk is niet de gehele inhoud voor jou bedoeld, maar alleen de laatste alinea. Mogelijk heeft [eiseres sub 2] na 4 jaar eindelijk het lef gehad eerlijk tegen je te zijn. Maar in december 2007 is [eiser sub 1] zich om haar gaan bekommeren. Hij maakte zich zorgen om de relatie van [eiseres sub 2] met jou. Ze werd maar niet zwanger, etc. Tijdens jullie wintersport vakantie waar [xxx] verwekt is, had ze al veelvuldig sms contact met [eiser sub 1]. In de beleving heeft hij er aan bijgedragen dat ze zwanger werd. Om haar verder te helpen de relatie te verbeteren heeft hij haar vele tips gegeven. Hoe ze haar sexleven met je kon verbeteren etc. En hoe hoe kun je dat beter verbeteren door het zelf voor te doen toch? Verdere details zal ik je besparen, die verteld ze je vast zelf.
(…..)
Kort gezegd: jouw ex [eiseres sub 2] was 8 weken zwanger en deelde het bed met [eiser sub 1]. Dit is de waarheid!!! Tijdens jouw schijnhuwelijk deed hij het ook.
(….)
2.5.5. Op 17 november 2011 en 14 december 2011 volgen nog e-mails met soortgelijke en nog verdergaande inhoud, waarin [eiser sub 1] onder meer wordt beschuldigd aan de kinderen van [gedaagde sub 1] en aan de kinderen van [gedaagde sub 2] “te hebben gezeten”.
2.6. [gedaagde sub 2] beschikt nog over een herenfiets en een Philips zonnebank, die eigendom zijn van [eiser sub 1].
3. Het gesch[eiser sub 1]1. [[eiseres sub 2] vorderen samengevat –
1. contact- en straatverbod
3.1.1. dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2], althans een van hen, wordt verboden zich te bevinden bunnen de grenzen van de gemeente [woonplaats] en de woonwijk [adres]
3.1.2. dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2], althans een van hen, wordt verboden deel te nemen althans aanwezig te zijn bij een groot aantal zwemwedstrijden in de jaren 2012 en 2013;
3.1.3. dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2], althans een van hen, wordt verboden zich te bevinden binnen een afstand van 30 meter in de nabijheid [eiser sub 1]n, [[eiseres sub 2], en zoontje [xxx] en dochtertje [RRR] (met uitzondering van bepaalde wedstrijden);
3.1.4. dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2], althans een van hen, wordt verboden op welke wijze dan ook (onder meer per e-mail, post, telefoon, sms, persoonlijk gesprek en/of aanraken) contact op nemen [eiser sub 1]n, [[eiseres sub 2], zoontje [xxx] en dochtertje [RRR];
3.1.5. dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2], althans een van hen, wordt verboden zich op welke wijze dan ook zich jegens derden o[eiser sub 1]n, [[eiseres sub 2], althans een van hen, negatief uit te laten;
3.1.6. alles op straffe van lijfsdwang ten bedrage van een maand, subsidiair verbeurte van een dwangsom van € 5.000,00 per overtreding;
2. afgifte zaken
3.1.7. dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2], althans een van hen, worden veroordeeld tot afgifte van de nader te noemen zonnebank, fiets en oorkonde Europees Master Record estafettezwemmen, subsidiair worden veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding ten bedrag van
€ 750,00;
3. smartengeld
3.1.8. dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2], althans een van hen, worden veroordeeld tot betaling van een “smartengeldvergoeding” van € 1.855,00;
4. proceskosten
3.1.9. dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] worden veroordeeld in de proceskosten, alsmede alle kosten van de tenuitvoerlegging.
3.2. Zij voeren daartoe het volgende aan.
3.2.1. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] maken op hinderlijke en bedreigende wijze inbreuk op hun persoonlijk levenssfeer. De e-mails van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben een beledigende (immers verwijzend naar seksueel getinte aantijgingen en machtsmisbruik) en bedreigende inhoud. Daardoor voelen zij zich gegriefd en geïntimideerd.
3.2.2. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben e-mails aan derden gestuurd met belastende privé informatie over hen. Daardoor voelen zij zich aangetast in hun eer en goede naam.
3.2.3. Door de incidenten in de zwembaden, waarbij [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] zich zonder reden dicht in de buurt van [eiseres sub 2] ophielden, voelen zij zich bedreigd. Zij zijn bang dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] de fysieke confrontatie zullen zoeken en opvoeren tot zelfs in hun leefomgeving. In een zwembad te [woonplaats], waarbij partijen alle aanwezig waren, bleek de auto van [eiser sub 1] als enige gemolesteerd, nadat zij toevallig samen op de tribune hadden gezeten en [gedaagde sub 1] vroegtijdig was weggelopen. Door b[eiser sub 1]an [[eiseres sub 2] is de auto van [gedaagde sub 1] in de st[eiser sub 1]an [[eiseres sub 2] [woonplaats] gesignaleerd terwijl hij langzaam reed en af en toe stopte.
3.2.4. [gedaagde sub 2] heeft nog de genoemde eigendommen, evenals een oorkonde Europees Master Record estafettezwemmen, van [eiser sub 1] in haar bezit. Aan zijn verzoeken tot afgifte weigert [gedaagde sub 2] gevolg te geven.
3.3. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] voeren het volgende verweer. [eiser sub 1]1. [[eiseres sub 2] zijn niet ontvankelijk in hun vordering omdat zij rauwelijks hebben gedagvaard.[eiser sub 1]2. [[eiseres sub 2] hebben niet voldaan aan hun substantiëringsplicht, doordat zij het verweer van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] niet in de dagvaarding hebben vermeld. Daardoor zijn zij, [gedaagde sub 1] en [eiseres sub 2], in hun verdediging geschaad omdat zij nu niet op de hoogte zijn van het stand[eiser sub 1]an [[eiseres sub 2] op hun [eiser sub 1]r. [[eiseres sub 2] moeten daarom niet ontvankelijk worden verkaard of de proceskosten betalen.
3.3.3. Er is geen sprake van eenzijdig en stelselmatig contact zoeken van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] [eiser sub 1]ng [[eiseres sub 2]. Overigen[eiser sub 1]en [[eiseres sub 2] zelf zich ook niet onbetuigd gelaten in dat opzicht. Zo hebben zij tijdens zwemwedstrijden [gedaagde sub 1] en of [gedaagde sub 2] onheus aangesproken en uitgescholden, waarbij [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] dan weer als reactie een e-mail stuurd[eiser sub 1]ok [[eiseres sub 2] hebben informatie over [gedaagde sub 1] naar derden gestuurd (krantenartikel over opstelling van [gedaagde sub 1] naar een leerkracht in een geval dat zijn zoontje problemen had op school). Verder heeft [eiser sub 1] geprobeerd er voor te zorgen dat [gedaagde sub 1] niet werd opgesteld als jurylid tijdens een wedstrijd en heeft hij, [eiser sub 1], contact gezocht met de trainer van [gedaagde sub 2] bij haar nieuwe zwemclub "om eens een gesprekje over haar te hebben". Zij staan op het standpunt dat zij zich niet onrechtmati[eiser sub 1]ns [[eiseres sub 2] hebben gedragen.
3.3.4. De e-mailberichten die aan [eiser sub 1] en/of [eiseres sub 2] zijn gestuurd zijn weliswaar niet vriendelijk, maar tasten hen niet aan in hun goede naam. Deze zijn dus niet onrechtmatig.
3.3.5. De e-mails die aan derden zijn gestuurd, zijn alleen maar naar leden van de zwemclub gestuurd en dus maar zeer beperkt openbaar gemaakt. Evenmin is de inhoud van deze berichten wereldschokkend. Zij hebben een hoog “GTST gehalte” en kunnen moeilijk serieus genomen worden. Dat blijkt ook uit de manier waarop ze geschreven zijn, namelijk een soort sprookjesachtige vorm. Ook deze zijn dus niet onrechtmatig.
3.3.6. Er is geen enkele grond voor een gebiedsverbod of een verbod om deel te nemen aan of aanwezig te zijn bij zwemwedstrijden. [RRR] en [xxx] zijn bij [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] volslagen onbekend en dat zij die kinderen zouden lastig vallen is niet eens gesteld.
3.3.7. De vordering tot betaling van smartengeld is niet toewijsbaar omdat zij zich niet onrechtmatig hebben gedragen, er geen schade is en bovendien geen spoedeisend belang bij deze vordering bestaat.
3.3.8. Zij zijn bereid de eigendommen aan [eiser sub 1] af te geven en zij zijn dat ook altijd geweest. Voor wat betreft de oorkonde is het zo dat [gedaagde sub 2] die niet meer heeft. [eiser sub 1] kan de fiets en de zonnebank komen ophalen na het werk van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2].
4. De beoordeling
4.1. De omstandigheid dat een gedaagde rauwelijks wordt gedagvaard is alleen dan relevant wanneer de gedaagde zich tijdens de behandeling bereid verklaart aan de gehele vordering te voldoen en dat ook al zou hebben gedaan indien er vóór het uitbrengen van de dagvaarding om was gevraagd. Nu zich die situatie hier niet voordoet, snijdt het verweer onder 3.3.1. geen hout zodat het wordt gepasseerd.
4.2. Gedaagden zijn zelf verantwoordelijk voor het door hen te voeren verweer. Dat eiser dat verweer niet in de dagvaarding hebben vermeld en dus ook niet hun reactie daarop, kan als zodanig niet tot niet ontvankelijkheid leiden of tot een (gedeeltelijke) afwijzing van de proceskostenveroordeling die ten laste van gedaagden zou worden uitgesproken. Het verweer onder 3.3.2. faalt, voor zover dat een dergelijke conclusie inhoudt.
4.3. Aan een dergelijk gebrek in de dagvaarding kan de rechter wel de gevolgtrekkingen verbinden die hem geraden voorkomen. Dat zal in kort geding met name kunnen neerkomen op een ten nadele van de eisers niet voldoende aannemelijk achten van door eiser aangevoerde feiten, indien het debat van partijen op bepaalde punten (die eigenlijk de dagvaarding hadden moeten zijn vermeld) onvoldoende uitgekristalliseerd blijft om stellingen van eisers (voor wat betreft de grondslag van de vordering of als reactie op het verweer door gedaagde aangevoerd) als onvoldoende betwist te kunnen aannemen. Indien namelijk door eisers hun reactie in de dagvaarding zou zijn vermeld dan zouden gedaagden hun betwisting daarvan beter hebben kunnen voorbereiden. Dat zij dat nu niet hebben gedaan en dus hun betwisting niet van voldoende onderbouwing hebben kunnen voorzien, kan hen dat tijdens de behandeling wellicht niet worden tegengeworpen. In dat geval zal die kale betwisting als voldoende kunnen worden beschouwd.
4.4. Dat zich een dergelijk omstandigheid voordoet is door gedaagden niet aangevoerd. Zij hebben niet gewezen op een stelling van eisers waarop zij zich niet goed hebben kunnen voorbereiden en dus alleen maar bij gebrek aan wetenschap kunnen betwisten. Het verweer faalt.
4.5. Een gebiedsverbod vormt een inbreuk op het aan een ieder toekomend recht om zich vrijelijk te verplaatsen. Voor het toewijzen van een zo ingrijpende maatregel moet sprake zijn van in hoge mate aannemelijke feiten en omstandigheden die zo'n inbreuk kunnen rechtvaardigen. Daarvan is hier geen sprake. De teksten van e-mails geven onvoldoende grond voor het kunnen aannemen van een reële vrees voor bedreiging van fysieke aard. Weliswaar hebben zich enkele “nabijheidsincidenten” voorgedaan maar die zijn van een dermate gering gewicht dat zij een gebiedsverbod niet rechtvaardigen. Het voorkomen van een scheldpartij en of het naast iemand gaan zitten, kan uiteraard wel als intimiderend worden opgevat maar daarmee is die gedraging nog niet meteen als – voldoende zwaarwegend - onrechtmatig te beschouwen, laat staan een gebiedsverbod te rechtvaardigen. De vorderingen onder 3.1.1., 3.1.2. en 3.1.3. worden reeds daarom afgewezen.
4.6. Het contactverbod zal worden toegewezen en wel in de vorm zoals hieronder zal worden omschreven. De e-mails zoals hierboven weergegeven zijn bedreigend en beledigend en dienen geen enkel redelijk doel. Zeker in de context van de spanningen tussen partijen gaat er een reële dreiging en intimidatie van uit. Zoals al aangegeven bestaat die dreiging niet zozeer uit gebeurtenissen van fysiek aard maar meer uit de aantasting van de persoonlijk levenssfeer door smaad. Die dreiging wordt reëel in samenhang met de aan derden gezonden e-ma[eiser sub 1]at [[eiseres sub 2] zelf zich ook niet onbetuigd hebben gelaten doet daaraan niet af; de acties van hun kant staan bovendien in geen verhouding tot de kwaadwillende en venijnige beschuldigingen van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2]. Zowel [gedaagde sub 1] als [gedaagde sub 2] hebben zich daarmee onrechtmatig gedrag[eiser sub 1]en [[eiseres sub 2]. Tevens laten de volledige e-mails zien dat vanaf de periode januari 2011 de teksten scherper en dramatischer worden. De dreiging is dus steeds zwaarder geworden hetgeen het spoedeisend belang bij een voorziening onderstreept. De voorziening zal worden gegeven zoals de voorzieningenrechter hem hieronder zal formulere[eiser sub 1]en [[eiseres sub 2] is overigens geen vordering van gelijke aard ingesteld, maar de voorzieningenrechter gaat er wel vanuit dat zij zich eveneens richting [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] zullen inhouden.
4.7. Het gevraagde verbod ten opzichte van mededelingen naar derden zal eveneens worden toegewezen, voor zover dat door de voorzieningenrechter om redenen van uitvoerbaarheid voldoende concreet wordt geacht. De teksten van de e-mails dienen geen enkel redelijk doel en hebben de uitsluitende s[eiser sub 1]ng [[eiseres sub 2] en zelfs hun kinderen te beschadigen. Zowel [gedaagde sub 1] als [gedaagde sub 2] hebben daarmee onrechtmatig gehandeld. Zij hebben aangegeven daarmee verder te gaan en ter terechtzitting geen afstand van genomen, zodat een verbod opportuun is.
4.8. Anders dan [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] stellen kan de inhoud van de berichtgeving van hun kant niet met een schouderophalen worden afgedaan. Daarvoor is de inhoud van de beschuldiging c.q. onthulling te ernstig. Het sprookjesachtig karakter is niet ludiek of cabarettesk, maar beledigend en stemmingverziekend.
4.9. Hoewel er geen concrete aanwijzingen zijn die er op wijzen dat [gedaagde sub 1] en/of [gedaagde sub 2] zich rechtstreeks tot de kinderen [xxx] en [RRR] zullen wenden, komt het de voorzieningenrechter geraden voor ter bescherming van die kinderen hen in de verbodbepalingen op te nemen. Daarbij weegt mee dat een verbod zal worden opgelegd om con[eiser sub 1]et [[eiseres sub 2] op te nemen, zodat contact met de kinderen als mogelijkheid zou kunnen worden geb[eiser sub 1]om [[eiseres sub 2] te treffen. Dit klemt te meer nu de kinderen in de berichtgeving zijn betrokken en dus kennelijk de aandacht van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben gekregen.
4.10. Aan de veroordelingen zal een dwangsomsanctie worden verbonden en wel in voege als hieronder zal worden omschreven. De vordering tot het opleggen van de sanctie van lijfsdwang is, wat daar overigens in een geding als het onderhavige ook van zij, zwaar overtrokken en wordt daarom afgewezen. Er is geen enkele aanwijzing dat een dwangsomsanctie niet effectief zou zijn.
4.11. De vordering onder 3.1.8. (smartengeld) strekt tot het verkrijgen van een veroordeling tot betaling van een geldsom. Een dergelijke vordering kan in kort geding slechts worden toegewezen indien de vordering voldoende aannemelijk is en er door eiser een bepaaldelijk spoedeisend belang aannemelijk wordt gemaakt. Dat is hier niet het geval. Van spoedeisendheid is geen enkele sprake. De vordering zal reeds daarom worden afgewezen.
4.12. Nu de vordering tot afgifte niet is betwist, behoudens de oorkonde omdat [gedaagde sub 2] stelt die niet meer te hebben en [eiser sub 1] onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat [gedaagde sub 2] die oorkonde nog wel in haar bezit heeft, zal die voor wat betreft de fiets en de zonnebank worden toegewezen. De stelling dat zij altijd bereid is geweest om de spullen aan [eiser sub 1] af te geven wordt weerlegd door de e-mail van 27 oktober 2011; [eiser sub 1] is nog één keer welkom in de voortuin, maar uitsluitend onder de voorwaarde dat hij zijn excuus aan [gedaagde sub 1] zal hebben aangeboden (welke voorwaarde niet in verband met de spullen en/of de verplichting tot afgifte is te brengen). De voorzieningenrechter neemt verder in aanmerking dat hij heeft begrepen dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] thans samenwonen en [gedaagde sub 1] het dus ook in zijn macht heeft of de spullen aan [eiser sub 1] worden afgegeven of niet.
4.13. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] zullen als de overwegend in het ongelijk te stellen partij in de kosten van het geding worden veroordeeld, zij het dat de voorzieningenrechter termen aanwezig acht, nu de vordering voor een deel wordt afgewezen, die kostenveroordeling ten voordele van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] te matigen tot een bedrag zoals dat hieronder zal worden bepaald.
4.14. De voorzieningenrechter merkt tenslotte op dat kosten van ten uitvoerlegging niet tot de proceskosten behoren.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. verbiedt zowel [gedaagde sub 1] als [gedaagde sub 2], te samen of ieder afzonderlijk, op welke wijze dan ook (onder meer per e-mail, post, telefoon, sms, persoonlijk gesprek en/ aanraken) rechtstreeks of indirect – anders dan door middel van de advo[eiser sub 1]an [[eiseres sub 2] - contact op nemen met [eiser sub 1] en/of [eiseres sub 2] en/of haar zoontje [xxx] en/of [eiser sub 1]s dochtertje [RRR];
5.2. bepaalt dat dit verbod niet geldt inzoverre contact nodig is voor de uitvoering van de afgifte van de spullen van [eiser sub 1] aan hem, waarbij de voorzieningenrechter er overigens van uit gaat dat afspraken daartoe door de beide advocaten worden gemaakt;
5.3. bepaalt dat dit verbod eveneens niet geldt voor contacten in het kader van de beoefening van de zwemsport in uitgebreide zin (waaronder organisatorische werkzaamheden en deelname aan wedstrijden) voor zover die contacten beperkt blijven tot een zakelijke en neutrale inhoud;
5.4. bepaalt dat dit verbod vervalt na een periode van achttien maanden na de dag van betekening van dit vonnis;
5.5. bepaalt dat [gedaagde sub 1] een dwangsom verbeurt van € 500,00 per keer hij in strijd handelt met het onder 5.1. gegeven verbod;
5.6. bepaalt dat [gedaagde sub 2] een dwangsom verbeurt van € 500,00 per keer zij in strijd handelt met het onder 5.1. gegeven verbod;
5.7. verbiedt zowel [gedaagde sub 1] als [gedaagde sub 2], te samen of ieder afzonderlijk, op welke wijze dan ook zich jegens derden over [eiser sub 1] en/of [eiseres sub 2], zowel te samen als over elk afzonderlijk, uit te laten aangaande hun vermeende gedragingen en mededelingen betreffende hun sexleven, door hen onderhouden relaties met elkaar en/of derden (inclusief de leden van de zwemclub [AA] of ander clubs en hun positie in die clubs en aanverwante organisaties) en/of hun kinderen;
5.8. bepaalt dat [gedaagde sub 1] een dwangsom verbeurt van € 500,00 per keer hij in strijd handelt met het onder 5.7. gegeven verbod;
5.9. bepaalt dat [gedaagde sub 2] een dwangsom verbeurt van € 500,00 per keer zij in strijd handelt met het onder 5.7. gegeven verbod;
5.10. bepaalt dat alle hierboven bepaalde dwangsomsancties vatbaar zijn voor matiging door de rechter voor zover onverkorte handhaving daarvan, de ernst en aard van de overtreding en de omstandigheden van het geval in aanmerking genomen, naar eisen van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn;
5.11. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.12. veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] in de kosten van het geding, bij wijze van matiging bepaald op € 600,00;
5.13. wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.F.M. Strijbos en in het openbaar uitgesproken op 6 februari 2012.