ECLI:NL:RBSHE:2012:BV3050

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
9 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
799072
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst en vergoeding bij reorganisatie van Huis & Erf

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 9 februari 2012 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst van [verweerster] door de werkgever, Bouwvereniging Huis & Erf. Het verzoek is ingediend op basis van artikel 7:685 BW in het kader van een reorganisatie. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de functie van [verweerster] als P&O adviseur is komen te vervallen en dat Huis & Erf onvoldoende inspanningen heeft verricht om een passende functie voor haar te vinden. De kantonrechter heeft geoordeeld dat er voldoende grond is voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst, mede gezien de bedrijfseconomische noodzaak van de reorganisatie. De kantonrechter heeft daarbij een correctiefactor van 1,50 toegepast bij de berekening van de vergoeding die aan [verweerster] moet worden betaald. De totale vergoeding is vastgesteld op € 104.863,41 bruto. De uitspraak is gedaan na een mondelinge behandeling waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. De kantonrechter heeft de proceskosten aan de zijde van [verweerster] ook toegewezen, ter hoogte van € 1.200,- voor de gemachtigde. De beslissing van de kantonrechter is openbaar uitgesproken en de partijen zijn in de gelegenheid gesteld om het verzoek in te trekken, wat gevolgen zou hebben voor de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector kanton, locatie 's-Hertogenbosch
Zaaknummer : 799072
EJ verz. : 11-5461
Uitspraak : 9 februari 2012
in de zaak van:
De rechtspersoonlijkheid bezittende vereniging BOUWVERENIGING HUIS & ERF,
gevestigd te Schijndel,
verzoekster,
gemachtigde: mr. B.A.M. Dubois-van Kleef
t e g e n :
[verweerster],
wonende te [woonplaats],
verweerster,
gemachtigde: mr. K. Molenaar
Partijen worden hierna genoemd "Huis & Erf en "[verweerster]".
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit het volgende:
a. het verzoekschrift;
b. het verweerschrift;
c. de stukken die Huis & Erf bij fax van 25 januari 2012 alsmede de stukken die [verweerster] bij fax van 25 januari 2012 ten behoeve van de mondelinge behandeling hebben overgelegd;
d. de mondelinge behandeling die op 26 januari 2012 heeft plaatsgevonden, waarbij partijen de zaak hebben doen bepleiten door hun gemachtigden. Mr. Dubois heeft daartoe pleitaantekeningen gebruikt, welke aan de kantonrechter zijn overgelegd.
Ten slotte heeft de kantonrechter bepaald dat de beschikking vandaag wordt gegeven.
De feiten
De kantonrechter gaat uit van de navolgende, vaststaande feiten.
Tussen [verweerster] en Huis & Erf bestaat een arbeidsovereenkomst. [verweerster] is sedert 1 december 1999 in dienst van Huis & Erf, laatstelijk als P&O adviseur. Daarnaast bekleedt zij sinds maart 2010 de functie van Vertrouwenspersoon Integriteit. Naast een bruto maandsalaris ontvangt zij 8 % vakantiegeld en een vaste eindejaarsuitkering van 50% van een bruto maandsalaris. [verweerster] is thans 51 jaar oud.
Huis & Erf is door het Waarborgfonds Sociale Woningbouw ( hierna: WSW) aangemerkt als aandachtscorporatie. Bij brief van 4 juli 2010 heeft WSW Huis & Erf aangemaand tot forse bezuinigingen in de uitgaven, uit- en afstellen van investeringen en ingrijpen in de organisatie.
Na het ontslag van de toenmalige bestuurder, is op 15 februari 2011 mevrouw [X] door de Raad van Toezicht als interim-bestuurder benoemd. Zij heeft als opdracht gekregen om orde op zaken te stellen en in verband daarmee een aantal zaken met prioriteit op te pakken, waaronder de lopende financiële zaken. In verband daarmee heeft zij op 18 maart 2011 een rapport van bevindingen opgesteld. Op grond van de bevindingen heeft zij geadviseerd het aantal formatieplaatsen af te stemmen op de kerntaken teneinde hoge beheerskosten te verminderen. Tevens heeft zij aangedrongen op het opstellen van een organisatieplan en een plan van aanpak. Op 14 mei 2011 heeft [X] het plan van aanpak gepresenteerd. Daarin is een aantal bezuinigingsscenario's doorberekend.
In een brief van 22 juni 2011 van het Centraal Fonds Volkshuisvesting ( hierna: CFV) aan Huis & Erf staat het volgende: "(...) het Fonds [concludeert] dat de voorgenomen activiteiten in financieel opzicht passen bij de vermogenspositie van uw corporatie, hetgeen tot een A1-oordeel leidt (...) Gezien de relatief sterke stijging van de netto beheerslasten (bedrijfslasten) van uw corporatie in de periode 2006-2009 vindt het Fonds het van belang dat de bezuinigingen ook daadwerkelijk worden gerealiseerd. Het niet realiseren van deze bezuinigingen heeft bovendien een negatief effect op het geprognotiseerde vermogen ultimo 2015(...)"
Op 11 juli 2011 heeft [X] een organisatieplan opgesteld. Daarin zijn de strategische doelstellingen van het plan van aanpak waaronder die betreffende personeelsontwikkeling nader uitgewerkt. Er is een nieuw organogram opgesteld en een nieuwe formatie, waarbij wordt uitgegaan van een inkrimping van 63,4 formatieplaatsen naar 47,1. Volgens het organisatieplan komt de huidige functie van [verweerster] te vervallen.
Het bestuur heeft op 13 juli 2011 aan de OR advies gevraagd over de voorgenomen reorganisatie, alsmede over het sociaal plan. Aangegeven is dat Huis & Erf voornemens is het besluit te nemen de organisatiestructuur en de daarmee samenhangende formatie aan te passen aan de organisatiestrategie, zoals verwoord in het organisatieplan, en conform de procedure en consequenties zoals omschreven in het sociaal plan, zoals dat door haar is opgesteld. Het bestuur heeft aangegeven de gewenste ingangsdatum van het voorgenomen besluit te stellen op 1 september , dan wel 1 oktober 2011.
De OR, bijgestaan door adviseur [Y], heeft op 19 september 2011 haar advies uitgebracht. Daarin wordt de noodzaak van een reorganisatie onderschreven. Verder staat in het advies het volgende: "We vinden dat u geen definitief besluit kunt nemen noch uitvoering kunt geven aan (onderdelen van) het voorgenomen besluit zolang er geen akkoord is over het sociaal plan met vakorganisaties". Daarnaast heeft de OR nog een aantal andere adviezen geformuleerd.
Bij brief van 6 oktober 2011 heeft [X] aan de OR meegedeeld het besluit te hebben genomen de organisatieaanpassing door te voeren zoals dat in de adviesaanvraag is voorgesteld. Zij heeft daarin geconstateerd dat dit besluit zo goed als zeker afwijkt van het advies van de OR.
Op 14 oktober 2011 heeft [verweerster] als vertrouwenspersoon en klokkenluider vermoedens van misstanden gemeld bij de Raad van Toezicht.
Op 24 oktober 2011 heeft de OR het vertrouwen in [X] opgezegd. Tevens heeft zij de bedrijfseconomische noodzaak van de gedwongen ontslagen in twijfel getrokken en gesteld dat zij wenst terug te komen op haar advies van 19 september 2011 waarin zij nog wel de bedrijfseconomische noodzaak van de reorganisatie had onderschreven. Ook heeft de OR afstand genomen van het rapport van haar oorspronkelijk adviseur [Y]. De OR heeft inmiddels forensisch accountant Contzé geconsulteerd om vast te stellen in hoeverre de financiële urgentie ten aanzien van het door Huis & Erf doorgevoerde reorganisatieplan daadwerkelijk van dien aard is dat het het tempo en omvang daarvan rechtvaardigt. Tevens heeft de OR aangekondigd het enquêterecht in te gaan zetten.
Bij brief van 31 oktober 2011 heeft het CFV aan Huis & Erf onder meer het volgende meegedeeld: "Wij vernamen van u dat de voorgenomen reorganisatie onder druk staat. Het Fonds maakt u erop attent dat het niet realiseren van de bezuinigingen uw financiële positie nadelig beïnvloedt. Ook heeft het niet op korte termijn realiseren van het Plan van Aanpak gevolgen voor uw financiële positie op termijn en de daarmee samenhangende financiële beleidsruimte."
Bij brief van 21 november 2011 heeft Huis & Erf aan [verweerster] onder meer het volgende bericht: "Deze brief is bedoeld om vast te leggen dat wij al geruime tijd ernstige klachten hebben over uw functioneren als Vertrouwenspersoon Integriteit.(...)Wij verzoeken u ons voor dinsdag a.s. 12 uur schriftelijk te bevestigen dat u zich in het vervolg als vertrouwenspersoon integriteit zult gedragen conform het functieprofiel en de Regeling melding misstand woningcorporaties. Dit betekent dat u zich niet meer tot derden of medewerkers van Huis & Erf wendt met ( vertrouwelijke) informatie over de organisatie, die de organisatie zou kunnen schaden of voor onrust zou kunnen zorgen. Mocht u hier niet toe bereid zijn of vernemen wij niet (tijdig) van u, dan kunnen en willen wij u niet langer handhaven in uw rol van vertrouwenspersoon en zullen wij ons tevens beraden op de gevolgen hiervan voor uw dienstverband." Hierop heeft [verweerster] gereageerd bij brief van 22 november 2011, waarin zij de kritiek bestreed en aangaf de functie van vertrouwenspersson steeds naar eer en geweten te hebben uitgevoerd.
Bij afzonderlijke brief van 21 november 2011 heeft [X] [verweerster] meegedeeld dat zij met onmiddellijke ingang de uitvoering van het bestuursbesluit van 6 oktober 2011 ter hand neemt, en dat zij in verband daarmee [verweerster] uitnodigt voor een persoonlijk gesprek over de gevolgen van de reorganisatie. Bij bedoeld gesprek heeft Huis & Erf aan [verweerster] een beëindigingvoorstel voorgelegd, waarmee [verweerster] niet akkoord is gegaan.
Op 24 november 2011 heeft [verweerster] bij het Meldpunt Integriteit voor Woningcorporaties van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een rapport melding vermoeden misstanden verstrekt, dat door een aantal medewerkers van Huis & Erf is opgesteld.
Door Huis & Erf is op 24 november 2011 eenzijdig de definitieve versie van het sociaal plan vastgesteld. Daarin is onder meer opgenomen een vergoeding op basis van factor C=1 en 6 maanden outplacement.
Uit het rapport "Corporatie in Perspectief" van het CFV blijkt het navolgende. De kosten per fte bedragen voor Huis & Erf € 69.171,-, terwijl die voor de referentie € 65.870.- bedragen en landelijk € 63.134,-. Het aantal beheerde woningen per FTE bedraagt voor Huis & Erf 55, voor de referentie 99 en landelijk 87. ( tabel 3.1.1., pag. 14) De ontwikkeling netto bedrijfslasten is voor Huis & Erf + 49%, voor de referentie + 14,7 % en landelijk + 8,4%. ( tabel 3.1.2., pag. 14). De netto kasstroom is bij Huis & Erf in 2010 teruggelopen naar 75, terwijl de referentie gestegen is naar 1.179 en landelijk naar 1.019. ( tabel 3.2., pag. 15).
Het verzoek en het verweer
Huis & Erf heeft de kantonrechter verzocht de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden op grond van veranderingen in de omstandigheden die een gewichtige reden in de zin van art. 7: 685 BW vormen onder toekenning van een vergoeding op basis van de kantonrechtersformule met een correctiefactor van 1. Zij voert daartoe het navolgende aan.
Huis & Erf is genoodzaakt op korte termijn kostenbesparende maatregelen te treffen, waaronder het laten vervallen van arbeidsplaatsen, teneinde nu en in de toekomst aan haar (financiële) verplichtingen te voldoen. De bestaande functie van [verweerster] als P&O adviseur op HBO niveau, ingedeeld in salarisschaal K en met een deeltijdpercentage van 86%, komt blijkens het organogram te vervallen. De functie van P&O adviseur is uniek zodat het afspiegelings- noch het lifobeginsel ( de kantonrechter gaat ervan uit dat met dit laatste het anciënniteitbeginsel bedoeld is) van toepassing is. Conform haar inspanningsverplichting zoals opgenomen in het Sociaal plan heeft Huis & Erf onderzocht of zich voor [verweerster] passende of geschikte functies zoals die zijn gedefinieerd in het Sociaal plan, voordoen, doch die zijn er niet. De nieuwe functie van medewerker P&O ligt drie salarisschalen lager en heeft een deeltijdpercentage van 50%. Bovendien gaat het om een functie op MBO niveau. De functie van Coördinator Algemene Zaken is ook niet passend of geschikt. Deze is weliswaar ingedeeld in schaal K, maar het betreft een fulltime dienstverband. Bovendien zijn andere vaardigheden vereist. Er zijn voor [verweerster] verder geen andere passende of geschikte functies voorhanden, mede gelet op het feit dat het personeelsbestand wordt verkleind. In het vorenstaande zijn gewichtige redenen gelegen voor een ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Het verzoek houdt geen verband met een opzegverbod. [verweerster] is weliswaar op dit moment arbeidsongeschikt, maar deze arbeidsongeschiktheid houdt geen verband met de gevraagde ontbinding. Dit alles aldus Huis & Erf.
[verweerster] heeft tegen het verzoek, zakelijk weergegeven, het volgende tot verweer aangevoerd. Zij meent dat Huis & Erf ten onrechte is overgegaan tot uitvoering van het plan van aanpak en daarmee tot reorganisatie met gedwongen ontslagen. De bedrijfseconomische noodzaak daartoe ontbreekt, althans is door Huis & Erf op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt nu de onderliggende cijfermatige informatie onjuist is althans op onjuiste wijze wordt geïnterpreteerd. De (toekomstige) financiële positie is immers volgens het WSW aantoonbaar goed, het volkshuisvestelijk vermogen is volgens het CFV zelfs relatief zeer goed te noemen en in het kader van haar continuïteitsbeoordeling heeft Huis & Erf van het CFV opnieuw de hoogste beoordeling gekregen. Eventuele bezuinigingen zouden kunnen plaatsvinden door natuurlijk verloop, bezuinigingen op overige bedrijfslasten zoals het verminderen van kosten voor inhuur van tijdelijk personeel (peperdure interimmanagers en -adviseurs) en door bezuinigingen op de torenhoge kosten van adviesbureaus en juridische kosten. Weliswaar heeft de OR aanvankelijk, daartoe geadviseerd door [Y], de noodzaak van de reorganisatie onderschreven, maar op dat advies is zij teruggekomen. De OR heeft ook afstand genomen van het rapport van [Y], omdat deze geen gesprekken met interne functionarissen heeft mogen voeren van [X] en zijn conclusies moest baseren op door de directie verstrekte informatie. Bovendien meent [verweerster] dat zij ten onrechte is voorgedragen voor ontslag, omdat de werkzaamheden behorende bij de functie van [verweerster] blijven bestaan. Het functieprofiel van de nieuwe P&O medewerker vermeldt dat er een HBO denk- en werkniveau vereist is. De functie is aangeboden aan de assistent-projectleider, terwijl haar oude functie geen enkele connectie daarmee had. Daarnaast zijn er voldoende alternatieven voorhanden. De functie van coördinator Algemene Zaken is uitermate geschikt. [X] heeft [verweerster] in augustus 2011 zelf nog gewezen op die functie als mogelijk alternatief. In het overzicht van de boventallige medewerkers en de potentiële functies ( productie 34 verweerschrift) dat rond juni 2011 is opgesteld, wordt wat betreft [verweerster] een verwijzing gemaakt naar deze functie. De functie was aanvankelijk aangeboden aan werkneemster [A], voor een dienstverband van 32 uur. Nadat deze had geweigerd, is de functie aangeboden aan [B], terwijl [verweerster] over betere kwalificaties beschikt. Ondanks haar uitgebreide kennis en ervaring en haar goede staat van dienst is haar de functie niet aangeboden. De plaatsingsprocedure volgens het Sociaal plan is niet gevolgd. De functie- en kwaliteitseisen zijn niet bekend gemaakt. [verweerster] is de eerste werknemer van Huis & Erf die wordt voorgedragen voor ontslag en zij kan zich niet aan de indruk onttrekken dat haar ontslag in direct verband staat met haar rol als klokkenluider en VPI. Daarnaast doet [verweerster] een beroep op de reflexwerking van het opzegverbod bij arbeidsongeschiktheid. Voorts dringt zich bij haar de vraag op of de reorganisatie wel uitgevoerd zal gaan worden, nu de OR een eventuele tocht naar de Ondernemingskamer in beraad houdt. Tegen die achtergrond meent [verweerster] dat het onderhavige verzoek nogal prematuur is.
De beoordeling
De kantonrechter is niet gebleken dat het verzoek verband houdt met de arbeidsongeschiktheid van [verweerster]. [verweerster] heeft weliswaar naar voren gebracht dat haar arbeidsongeschiktheid werkgerelateerd is en dat zij beperkingen op het gebied van persoonlijk en sociaal functioneren ondervindt als gevolg waarvan zij veel moeite heeft een andere werkkring te vinden, maar dit kan niet tot de conclusie leiden dat het verzoek verband houdt met het opzegverbod van art. 7: 670 BW. Evenmin is gesteld of gebleken dat het verzoek verband houdt met enig ander verbod tot opzegging van de arbeidsovereenkomst.
Ter onderbouwing van de bedrijfseconomische noodzaak tot reorganisatie, heeft Huis & Erf onder meer gewezen op de analyse van CFV, zoals weergegeven in het rapport "Corporatie in Perspectief" ( aangehaald in r.o. 2.16). Daaruit blijkt dat Huis & Erf te kampen heeft met aanzienlijk hogere kosten per fte dan die van de vergeleken corporaties (dit betreffen zowel de corporaties uit de referentiegroep als de landelijke corporaties) terwijl per fte sprake is van een beduidend lager aantal beheerde woningen. Daarnaast blijkt van een fors hogere ontwikkeling netto bedrijfslasten. Tevens is sprake van een terugloop van de netto kasstroom, terwijl bij de vergeleken corporaties juist sprake is van een stijging daarvan. De juistheid van deze gegevens wordt door [verweerster] niet, althans niet voldoende gemotiveerd, betwist. Daarnaast heeft Huis & Erf onbestreden naar voren gebracht dat CFV en WSW diverse malen hebben aangedrongen op het ten uitvoer leggen van het voorgenomen reorganisatieplan. Het verweer van [verweerster] dat de huidige bedrijfseconomische toestand van Huis & Erf niet noopt tot de reorganisatie, acht de kantonrechter dan ook onvoldoende gemotiveerd. Haar betoog dat de OR in haar advies was uitgegaan van verkeerde of verkeerd geinterpreteerde financiële gegevens is door [verweerster], ondanks daartoe te zijn uitgenodigd door Huis & Erf, onvoldoende onderbouwd met concrete gegevens waaruit dat zou kunnen blijken. Op grond van het vorenstaande komt de kantonrechter tot de conclusie dat de bedrijfseconomische noodzaak tot reorganisatie voldoende is komen vast te staan.
Uit het organogram van de nieuwe formatie (productie 18 verzoekschrift) en de "was-wordt" tabel (productie 19 verzoekschrift) blijkt dat de huidige functie van [verweerster] is komen te vervallen. Door Huis & Erf is onweersproken naar voren gebracht dat hiervan reeds sprake was voordat [verweerster] in haar hoedanigheid als VPI/klokkenluider melding had gedaan van vermoedelijke misstanden, zodat niet valt in te zien dat er een causaal verband tussen dat optreden en het vervallen van haar functie bestaat. Het daarop gerichte verweer treft dan ook geen doel. Door [verweerster] zijn onvoldoende concrete feiten en omstandigheden naar voren gebracht op grond waarvan betwijfeld zou moeten worden of de reorganisatie daadwerkelijk doorgang gaat vinden. De enkele omstandigheid dat de OR in beraad houdt bij de Ondernemingskamer een procedure in te stellen, is, wat daar verder ook van zij, daartoe onvoldoende.
Hoewel het sociaal plan door Huis & Erf eenzijdig is opgesteld, en de kantonrechter zich daarom daaraan niet gebonden acht, blijkt uit dat plan wel dat Huis & Erf zich ertoe heeft verbonden om bij het vervallen van een bestaande functie te onderzoeken of er voor de overcomplete werknemer interne herplaatsing mogelijk is op vacante functies (art. 3.2.1.c). Voorts schrijft het Sociaal plan voor dat plaatsing in een nieuwe of vrijgekomen gewijzigde functie geschiedt op basis van matchen van gewenste functie-eisen aan (potentiële) capaciteiten van werknemers, rekening houdend met het functioneren van werknemers in het verleden. (art. 3.2.2.) Gelet daarop, mag van Huis & Erf verlangd worden dat zij voldoet aan de door haarzelf opgelegde verplichting om voor werknemers van wie de functie is komen te vervallen, serieuze pogingen in het werk te stellen een nieuwe geschikte functie aan te bieden. Huis & Erf heeft in dat verband gesteld dat er geen geschikte functies voor [verweerster] voorhanden waren, zodat zij deze ook niet kon aanbieden. Dit wordt door [verweerster] gemotiveerd betwist.
Hoewel Huis & Erf gesteld heeft dat de functie medewerker P&O mede vanwege het MBO niveau niet geschikt is, is door [verweerster] daartegen onweersproken in gebracht dat het blijkens de functieomschrijving gaat om een functie op HBO niveau. Ter zitting heeft zij aangegeven dat zij deze functie graag had willen vervullen, ondanks het lagere salaris en kortere dienstverband. Ook dit heeft Huis & Erf onweersproken gelaten.
[verweerster] heeft voorts onweersproken gesteld dat zij eveneens over de geschikte capaciteiten beschikte voor de functie van Coördinator Algemene Zaken. Ter zitting is door Huis & Erf erkend dat [X] in augustus 2011 van mening was dat [verweerster] een potentieel geschikte kandidaat voor de functie was. Niet aannemelijk is dat de functie alleen fulltime vervuld kan worden, nu blijkens de onweersproken stellingen van [verweerster] Huis & Erf bereid was deze functie op parttime basis aan te bieden aan [A], die de functie evenwel om haar moverende redenen geweigerd heeft.
De kantonrechter komt tot de slotsom dat er in ieder geval sprake is geweest van twee functies die geschikt of passend hadden kunnen zijn voor [verweerster]. Huis & Erf heeft, in het licht van wat daar door [verweerster] onweersproken tegenover is gesteld, haar stelling dat deze functies niet geschikt of passend waren, onvoldoende gemotiveerd gehandhaafd. De kantonrechter houdt het er dan ook voor dat Huis & Erf zich onvoldoende heeft ingespannen om voor [verweerster] een geschikte of passende functie te vinden.
Voornoemde functies zijn inmiddels vervuld door andere medewerkers. Mede gelet daarop, met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen over de bedrijfseconomische noodzaak van de reorganisatie en het vervallen van de huidige functie van [verweerster], is de kantonrechter van oordeel dat voldoende is gebleken van een grond om de arbeidsovereenkomst op korte termijn te beëindigen. Het verzoek tot ontbinding zal daarom ook worden toegewezen.
Huis & Erf heeft aangeboden aan [verweerster] een vergoeding toe te kennen op basis van de kantonrechtersformule met correctiefactor C=1. Nu de kantonrechter van oordeel is dat Huis & Erf onvoldoende inspanningen heeft verricht om aan [verweerster] een geschikte functie aan te bieden zal bij de bepaling van de omvang van de vergoeding evenwel een hogere correctiefactor worden toegepast. Alle omstandigheden tegen elkaar afwegend moet een correctiefactor C= 1,50 billijk worden geacht. Daarbij gaat de kantonrechter uit van een brutomaandloon van € 4.021,03 nu [verweerster] onweersproken gesteld heeft dat dit het salaris is waar zij per 1 januari 2012 volgens de CAO recht op heeft. Het brutoloon bedraagt dan inclusief vakantietoeslag ad € 321,68 en eindejaarsuitkering ad € 167,54 = € 4.510,25. Het gewogen aantal dienstjaren bedraagt 15,5. De vergoeding komt uit op € 104.863,41 bruto.
Gelet op het voornemen om de arbeidsovereenkomst te ontbinden en aan [verweerster] een vergoeding als voornoemd toe te kennen, wordt Huis & Erf eerst nog in de gelegenheid gesteld haar verzoek desgewenst in te trekken.
Bij intrekking van het verzoek zal Huis & Erf worden veroordeeld in de proceskosten.
In de onder r.o. 4.7. genoemde omstandigheden ziet de kantonrechter aanleiding om verzoekster bij handhaving van het verzoek tevens te veroordelen in de proceskosten.
De beslissing
De kantonrechter:
stelt Huis & Erf in de gelegenheid om uiterlijk tot en met 29 februari 2012 haar verzoek in te trekken door middel van een schriftelijke verklaring aan de griffier, alsmede aan (de gemachtigde van) [verweerster];
bij handhaving van het verzoek:
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 maart 2012,
kent aan [verweerster] ten laste van Huis & Erf een vergoeding toe van € 104.863,41 bruto en veroordeelt Huis & Erf
voor zover nodig om deze vergoeding aan [verweerster] te betalen;
veroordeelt Huis & Erf in de kosten van de procedure, aan de zijde van [verweerster] begroot op
€ 1.200,- als bijdrage in het salaris van de gemachtigde (niet met btw belast);
en bij intrekking van het verzoek:
veroordeelt Huis & Erf in de kosten van de procedure, aan de zijde van [verweerster] begroot op
€ 1.200,- als bijdrage in het salaris van de gemachtigde (niet met btw belast);
Deze beschikking is gegeven door mr. M.E. Bartels en in het openbaar uitgesproken op 9 februari 2012.
Zaaknummer: 793213 EJ verz. 11-4968 blad 7
beschikking