ECLI:NL:RBSHE:2012:BV3041

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
9 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
786997
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van factuur voor juridische advieswerkzaamheden

In deze zaak vordert een advocatenkantoor betaling van een factuur van € 750,18 van de gedaagde, die betwist opdracht te hebben gegeven voor de verrichte juridische werkzaamheden. De gedaagde heeft in maart of april 2011 contact opgenomen met het advocatenkantoor in verband met een bouwaanvraag. Na een aantal gesprekken en correspondentie heeft het advocatenkantoor een opdrachtbevestiging gestuurd, maar de gedaagde heeft deze niet ondertekend en stelt dat hij eerst wilde weten of hij een verdedigbare zaak had. De kantonrechter oordeelt dat de gedaagde, door het voeren van overleg en het verzenden van een e-mail met verzoek om advies, impliciet opdracht heeft gegeven voor de werkzaamheden. De rechter concludeert dat het advocatenkantoor recht heeft op betaling van de factuur, aangezien de gedaagde niet heeft aangetoond dat hij geen opdracht heeft gegeven. De kantonrechter wijst de vordering van het advocatenkantoor toe en veroordeelt de gedaagde tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector kanton, locatie 's-Hertogenbosch
Zaaknummer : 786997
Rolnummer : 11-9477
Uitspraak : 9 februari 2012
in de zaak van:
[advocatenkantoor],
gevestigd te [adres],
eisende partij,
gemachtigde: mr. C.H.J. Willemsen,
t e g e n
[gedaagde],
wonende te Oss,
gedaagde partij,
procederend in persoon.
Partijen zullen hierna "[advocatenkantoor]" en "[gedaagde]" worden genoemd.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding,
- de reactie van [gedaagde] (conclusie van antwoord),
- de conclusie van repliek,
- de conclusie van dupliek.
Vervolgens is vonnis bepaald op 16 februari 2012.
De feiten
Uit de overgelegde stukken blijkt het volgende.
[gedaagde] heeft omstreeks maart of begin april 2011 telefonisch contact opgenomen met mr. J.W. van der Linde, destijds als advocaat werkzaam bij [advocatenkantoor], in verband met de afwijzingen van een bouwaanvraag voor de verbreding van een dakkapel. Op 1 april 2011 hebben [gedaagde] en [mr. X] elkaar gesproken op de golfbaan in Heelsum. [mr. X] heeft stukken in ontvangst genomen van [gedaagde] en aangegeven dat hij een kantoorgenoot naar de zaak zou laten kijken en de beoordeling aan hem over zou laten.
Op 4 april 2011 heeft [mr. X] een opdrachtbevestiging aan [gedaagde] gezonden waarin wordt vermeld dat hij, althans een van zijn kantoorgenoten, bereid is om als advocaat van [gedaagde] op te treden. In de brief wordt melding gemaakt van het geldende uurtarief en de wijze van facturering. Verder is verzocht om betaling van een voorschot van € 250,00 met het oog op de te verrichten werkzaamheden, te voldoen binnen een week.
Bij e-mail van 5 april 2011 om 15.14 uur heeft [gedaagde] verdere informatie met betrekking tot de aanvraag van een bouwvergunning aan mr. [Y], kantoorgenoot van [mr. X], gezonden. Daarbij heeft hij enkele bijlagen bijgevoegd. Hij heeft de e-mail als volgt afgesloten: "Indien u juridische argumenten heeft die mij helpen, stel ik die zeer op prijs. Indien u van mening bent dat uw aanwezigheid hierbij dienstig kan zijn, zou ik graag hierover met u overleggen."
Bij e-mail van 8 april 2011 heeft mr. [Y] aangegeven dat geen bezwaar of beroep kan worden ingesteld tegen de afwijzing van het principeverzoek, maar dat het verstandig is om het met de gemeente te hebben over de toetsingscriteria van de welstandsnota omdat dat het enige obstakel is om geen vergunning te verlenen. Daarbij heeft mr. [Y] aangegeven dat hij graag bij dat gesprek met de gemeente aanwezig is en daarover op 11 april 2011 contact zal opnemen met [gedaagde].
Op 11 april 2011 heeft mr. [Y] [gedaagde] gebeld met de mededeling dat zijn zaak kansrijk was en dat hij graag bij de bespreking met de gemeente wilde zijn. [gedaagde] heeft aangegeven eerst zelf het gesprek met de gemeente aan te willen gaan.
Op 30 april 2011 heeft [advocatenkantoor] een factuur aan [gedaagde] gestuurd voor een bedrag van € 750,18. De factuur heeft betrekking op werkzaamheden van mr. [Y]. Mr. [Y] heeft 3,2 uur aan werkzaamheden verricht. Het gaat om werkzaamheden op 4 april 2011 (1 uur: telefoongesprek met cliënt, lezen verslag van bevindingen, studie dossierstukken, lezen stukken en zoeken jurisprudentie omtrent welstand), 8 april 2011 (0,2 uur: correspondentie aan cliënt e-mail van 8-4-2011) en op 11 april 2011 (2 uur: studie dossierstukken, doornemen welstandsbeleid plus jurisprudentie aangaande sneltoetscriteria). [gedaagde] heeft de factuur niet betaald.
Bij e-mail van 17 mei 2011 heeft [gedaagde] aan mr. [Y] geschreven: "In het gesprek met de heer [X] op de golfbaan in Heelsum heb ik gevraagd of ik ten opzichte van de gemeente Oss een verdedigbare casus heb. Mij werd meegedeeld dat hij de beoordeling hiervan aan u zou overlaten. Toch mocht ik al op 4 april 2011 een opdrachtbevestiging ontvangen, voordat ik van uw kantoor informatie heb gekregen over het feit of ik überhaupt een casus had. Dat heb ik pas op 8 april vernomen. Toen deelde u mij mee dat u voor mij kansen zag en mij wilde vergezellen bij een bespreking met de burgemeester van Oss en enige ambtenaren."
Het geschil
[advocatenkantoor] vordert veroordeling van [gedaagde] tot betaling van een bedrag van € 757,47, te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 750,18 vanaf 1 september 2011 en met veroordeling van Koning in de kosten van de procedure, vermeerderd met de wettelijke rente daarover.
[advocatenkantoor] voert aan dat zij in opdracht van [gedaagde] juridische werkzaamheden heeft verricht, waarvoor zij een factuur van € 750,18 heeft verzonden. [gedaagde] heeft de factuur ondanks sommatie onbetaald gelaten. [advocatenkantoor] maakt naast deze hoofdsom aanspraak op vergoeding van de wettelijke rente over genoemd bedrag. De rente bedraagt berekend tot 1 september 2011 € 7,29.
[gedaagde] voert verweer. Hij stelt dat hij geen opdracht heeft gegeven en eerst wilde weten of hij een verdedigbare zaak had. Op 11 april 2011 heeft [gedaagde] mr. [Y] laten weten dat hij afzag van juridische stappen en begeleiding naar de gemeente. Hij stelt dat hij in de veronderstelling was dat hij geen zaak had en dat hij daarom de opdrachtbevestiging niet geretourneerd heeft.
Bij repliek heeft [advocatenkantoor] gesteld dat [gedaagde] door het voeren van overleg met [mr. X] en mr. [Y] en de verzending van de mail van 5 april 2011 (die is verstuurd na ontvangst van de opdrachtbevestiging) opdracht heeft gegeven om werkzaamheden te verrichten. Een getekende opdrachtbevestiging was daarvoor niet vereist. [gedaagde] heeft de opdrachtbevestiging ontvangen vóórdat mr. [Y] hem heeft geadviseerd. Daarmee was het voor [gedaagde] duidelijk, althans moest het hem duidelijk zijn, onder welke voorwaarden de opdracht is overeengekomen. Verder wijst [advocatenkantoor] er op dat de zaak, anders dan [gedaagde] in zijn antwoord stelt, niet kansloos was en dat er juridische argumenten in het voordeel van [gedaagde] waren.
[gedaagde] voert bij dupliek aan dat hij gevraagd heeft naar de mogelijkheden van juridische bijstand in het gesprek met de gemeente. Verder stelt hij dat hij direct na ontvangst van de opdrachtbevestiging heeft gebeld met de mededeling dat geen sprake was van een opdracht. Hij stelt dat hij op 5 april 2011 slechts opnieuw heeft verzocht een uitspraak te doen over de vraag of hij een zaak had. Dat betreft volgens hem geen opdrachtbevestiging omdat hij niet instemde met een juridisch traject tegen het welstandsbeleid van de gemeente Oss.
De beoordeling
[gedaagde] heeft niet weersproken dat hij de e-mail van 5 april 2011 aan mr. [Y] heeft gestuurd nadat hij de opdrachtbevestiging had ontvangen. Met die e-mail verzocht hij (opnieuw) om advies over de haalbaarheid van zijn zaak tegen de gemeente. Het had [gedaagde] duidelijk moeten zijn dat dit verzoek, mede gelet op de ontvangen opdrachtbevestiging en het verzoek tot betaling van een voorschot, had te gelden als een opdracht aan [advocatenkantoor] om hem te adviseren over de haalbaarheid van zijn zaak. Ook moest het [gedaagde] duidelijk zijn dat [advocatenkantoor] werkzaamheden zou moeten verrichten om tot advisering te kunnen komen. [gedaagde] heeft daartoe ook stukken aan [advocatenkantoor] gestuurd, die in ieder geval bestudeerd moesten worden. Gelet op al het voorgaande mocht [advocatenkantoor] er van uit gaan dat [gedaagde] opdracht heeft gegeven tot het verrichten van advieswerkzaamheden. In de opdrachtbevestiging is het uurtarief voor de te verrichten werkzaamheden kenbaar gemaakt. Daarbij geldt dat mr. [Y] een lager uurtarief in rekening heeft gebracht dan het voor mr. [mr. X] geldende uurtarief dat in de opdrachtbevestiging is genoemd. De hoogte van de factuur is door [gedaagde] niet zelfstandig betwist. [gedaagde] moet daarom de factuur betalen. Daaraan doet niet af dat [gedaagde] geen opdracht heeft gegeven om hem te vergezellen bij een gesprek met de gemeente. De gefactureerde werkzaamheden zien daar ook niet op.
Gelet op het voorgaande is het bedrag van € 750,18 toewijsbaar. Tegen de gevorderde wettelijke rente is geen zelfstandig verweer gevoerd. Daarom is ook het gevorderde bedrag van € 7,29 aan rente tot 1 september 2011 toewijsbaar.
Omdat de vordering van [advocatenkantoor] wordt toegewezen, zal [gedaagde] in de proceskosten worden veroordeeld. De gevorderde rente over de proceskosten zal worden toegewezen als hierna onder de beslissing opgenomen.
De beslissing
De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] om aan [advocatenkantoor] een bedrag van € 757,47 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 750,18 vanaf 1 september 2011 tot aan de dag van volledige betaling,
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de procedure, aan de zijde van [advocatenkantoor] tot aan deze uitspraak begroot op € 81,31 aan dagvaardingskosten en (informatie)kosten, € 426,00 aan griffierecht en € 200,00 als bijdrage in het salaris van de gemachtigde (niet met btw belast), te vermeerderen met de wettelijke rente over voornoemde proceskosten vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot aan de dag van volledige betaling,
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is bij vervroeging gewezen door mr. J. van der Weij, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 9 februari 2012.
Zaaknummer: 786997 blad 4
vonnis