ECLI:NL:RBSHE:2012:BV3024

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
7 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
801220
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst Drukkerij Berne B.V. wegens bedrijfssluiting en vergoeding volgens Grafimedia CAO

In deze zaak verzoekt Drukkerij Berne B.V. de ontbinding van de arbeidsovereenkomst met een werknemer, [verweerder], vanwege de sluiting van het bedrijf. De werkgever biedt een vergoeding aan die overeenkomt met de Grafimedia CAO, waar de overige werknemers mee hebben ingestemd. De werknemer verzet zich tegen de aangeboden vergoeding en vraagt om een hogere vergoeding op basis van de kantonrechtersformule, met argumenten die zijn leeftijd, gebrek aan opleiding en taalachterstand benadrukken. De kantonrechter oordeelt dat de aangeboden vergoeding niet tot een evident onbillijke uitkomst leidt, aangezien de situatie van de werknemer niet wezenlijk verschilt van die van zijn collega’s die de aangeboden vergoeding wel hebben geaccepteerd. De kantonrechter ontbindt de arbeidsovereenkomst met ingang van 15 februari 2012 en kent de werknemer een vergoeding toe van € 13.251,-- bruto, waarbij de proceskosten worden gecompenseerd. De beslissing is genomen op 7 februari 2012 en de kantonrechter heeft in zijn overwegingen de noodzaak van de bedrijfsbeëindiging en de toepassing van de CAO-regeling uitvoerig besproken.

Uitspraak

RECHTBANK 's-HERTOGENBOSCH
Sector Kanton, locatie 's-Hertogenbosch
Zaaknummer : 801220
EJ verzoek : 12-7
Uitspraak : 7 februari 2012
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Drukkerij Berne B.V.,
gevestigd te Heeswijk Dinther,
verzoekster,
gemachtigde: mr. P.H. Louwers (Stationsplein 101, 5201 AJ 's-Hertogenbosch),
t e g e n :
[verweerder],
wonende te 's-Hertogenbosch,
verweerder,
gemachtigde: mr. M. Kokx (Postbus 8727, 5605 LS Eindhoven).
Partijen zullen hierna "Drukkerij Berne" en "[verweerder]" worden genoemd.
1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met bijlagen,
- het verweerschrift met bijlagen,
- de aantekeningen van de mondelinge behandeling op 31 januari 2012,
- de pleitaantekeningen van Drukkerij Berne.
De beschikking is bepaald op 13 februari 2012.
De feiten
Drukkerij Berne is een dochtermaatschappij van Beheersmaatschappij Grafische Bedrijven Berne BV (hierna: Beheersmaatschappij). De heren [X] en [Y], beiden medebroeders in de norbertijner Abdij van Berne, zijn directeur van de Beheersmaatschappij. De Abdij van Berne is de aandeelhouder van de Beheersmaatschappij.
Boekhandel Berne BV en Uitgeverij Abdij Van Berne BV zijn zustermaatschappijen van Drukkerij Berne.
[verweerder] is afkomstig uit Iran. Hij heeft na aankomst in Nederland enige tijd in een asielzoekerscentrum verbleven. De paters van de Abdij hebben [verweerder] in eerste instantie een plaats geboden als vrijwilliger. Later, op 1 december 1999, is hij in dienst getreden van Drukkerij Verberne in de functie van drukker. Zijn bruto maandsalaris bedraagt € 2.478,70 per maand exclusief 8 % vakantietoeslag. [verweerder] is 50 jaar oud.
De bedrijfsactiviteiten van Drukkerij Berne zijn op 31 januari 2012 beëindigd omdat
het bedrijfsresultaat vanaf met name 2009 aanzienlijk is verslechterd, mede als gevolg van de verslechterde concurrentiepositie van Drukkerij Berne binnen de grafische branche. Er is sprake van een structureel verlies. Het handelsdrukwerk werd voorheen door Uitgeverij Berne uitbesteed aan Drukkerij Berne maar kon tot 75 % goedkoper worden ondergebracht bij derden. De accountant van Drukkerij Berne heeft in zijn rapport van 14 december 2011 aangegeven dat het eigen vermogen van Drukkerij Berne negatief is en dat Drukkerij Berne in technische zin failliet is. Er zijn, aldus de accountant, geen mogelijkheden om een afvloeiingsregeling aan het personeel aan te bieden omdat de middelen daartoe ontbreken. Voor zover daartoe op grond van moverende reden toch wordt besloten zal een beroep moeten worden gedaan op de Abdij, aldus nog steeds de accountant.
Bij Drukkerij Berne zijn 14 werknemers werkzaam, waaronder [verweerder]. Als Drukkerij Berne haar faillissement zou aanvragen, zouden de werknemers aanspraak kunnen maken op de regeling als vermeld in de artikelen 9.7 en 9.8 van de CAO Grafimedia. Zij zouden in die situatie recht hebben op een suppletie van 15 % gedurende een (afhankelijk van leeftijd en duur van het dienstverband) bepaald percentage van de periode waarop recht op een WW-uitkering bestaat, indien en zolang een WW-uitkering wordt ontvangen. De suppletie zou betaald worden door het Garantiefonds. In overleg met de aandeelhouder van de Beheersmaatschappij, de Abdij van Berne, is besloten geen faillissement aan te vragen maar de werknemers een vergoeding aan te bieden - beschikbaar te stellen door de Abdij van Berne - die overeenkomt met de vergoeding als vermeld in de artikelen 9.4 tot en met 9.6 van de Grafimedia CAO. Deze artikelen regelen een vergoeding voor die gevallen waarin de arbeidsovereenkomst wordt beëindigd buiten faillissement vanwege reorganisatie of om bedrijfseconomische redenen. In die situatie heeft de werknemer recht op een vergoeding in de vorm van een bedrag ineens. De hoogte van die eenmalige vergoeding komt overeen met 15 % van het laatstverdiende loon over een (afhankelijk van leeftijd en duur van het dienstverband) bepaald percentage van de periode waarop recht op een WW-uitkering bestaat of zou hebben bestaan.
Drukkerij Berne heeft op 6 december 2011 een bijeenkomst georganiseerd waarbij de werknemers zijn ingelicht over de situatie. Ook de betrokken vakbonden zijn uitgenodigd. FNV KIEM heeft de bijeenkomst bijgewoond. Op 22 december 2011 heeft een vervolgbijeenkomst plaatsgevonden, waarbij de werknemers zijn geïnformeerd over het aanbod van de Abdij van Berne.
Van de 14 werknemers zijn 3 werknemers herplaatst bij Uitgeverij Berne en 1 werknemer bij de Abdij van Berne. Aan de overige werknemers is een voorstel gedaan tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst met ingang van 1 februari 2012, onder aanbieding van de hiervoor genoemde vergoeding. Alle werknemers, met uitzondering van [verweerder], zijn met het voorstel akkoord gegaan. FNV KIEM heeft 3 werknemers bijgestaan en heeft geen aanvullende vergoedingen verlangd.
Het geschil
Drukkerij Berne vraagt ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [verweerder], onder toekenning van een vergoeding van € 13.251,-- bruto, uitgaande van een ontbinding per
1 februari 2012. Zij voert aan dat sprake is van een verandering in de omstandigheden. De bedrijfsactiviteiten zijn met ingang van 31 januari 2012 gestaakt vanwege aanhoudende verliezen. Omdat sprake is van een negatief eigen vermogen is Drukkerij Berne niet in staat enige vergoeding te betalen. Wel heeft de Abdij van Berne aangeboden om alle werknemers een vergoeding te betalen overeenkomstig de in de CAO opgenomen regeling. Het betreft voor [verweerder] een vergoeding van € 13.251,-- bruto. Drukkerij Berne stelt zich op het standpunt dat zij niet gehouden is een hogere vergoeding aan te bieden omdat de situatie van [verweerder] niet wezenlijk verschilt van de situatie van collega-werknemers, van wie sommigen ook al lang(er) in dienst zijn en ouder dan 50 jaar zijn en die de aangeboden vergoeding wel hebben geaccepteerd.
[verweerder] voert verweer. Hij betwist niet dat het noodzakelijk is dat de bedrijfsactiviteiten gestaakt worden, maar stelt dat de aangeboden vergoeding in zijn concrete situatie - die volgens hem verschilt van zijn collega werknemers - niet als billijk kan worden aangemerkt. Hij wijst er in dat verband op dat hij vanwege zijn leeftijd, zijn taalachterstand en zijn gebrek aan diploma's weinig kans heeft om ander werk te vinden. Verder stelt hij dat Drukkerij Berne hem geen ondersteuning heeft geboden bij het vinden van ander werk en hem gedurende de arbeidsovereenkomst ook geen verdere opleidingen of cursussen heeft laten volgen om zijn arbeidsmarktpositie te versterken. Tot slot stelt [verweerder] dat drie collega's zijn herplaatst bij Uitgeverij Berne terwijl hem is verteld dat er geen herplaatsingsmogelijk-heden waren. [verweerder] acht een vergoeding volgens de kantonrechtersformule met correctiefactor 1 (€ 40.154,94 bruto) billijk. Hij wijst er op dat de in de CAO genoemde regeling heeft te gelden als een minimumregeling, die toekenning van een hogere vergoeding niet uitsluit.
De beoordeling
Niet is gebleken dat het verzoek verband houdt met een van de opzegverboden van artikel 7:647, 648, 670 en 670a BW of met enig ander verbod tot opzegging van de arbeidsovereenkomst.
De noodzaak tot staking van de bedrijfsactiviteiten van Drukkerij Berne is onderbouwd met stukken en niet betwist door [verweerder]. Daarmee staat die noodzaak voldoende vast. Omdat de bedrijfsactiviteiten met ingang van 31 januari 2012 zijn beëindigd, zal de arbeidsovereenkomst met [verweerder] ontbonden worden, en wel met ingang van
15 februari 2012.
Partijen zijn het over eens dat [verweerder] een vergoeding toekomt bij ontbinding van de arbeidsovereenkomst maar verschillen van mening over de hoogte daarvan. De aangeboden vergoeding komt overeen met de regeling als opgenomen in de artikelen 9.4 tot en met 9.6 van de Grafimedia CAO. Deze regeling is overeengekomen tussen werkgevers- en werknemersbonden en als zodanig aan te merken als een sociaal plan. De kantonrechter kent
- op grond van de Aanbevelingen van de Kring voor Kantonrechters, meer in het bijzonder op grond van Aanbeveling 3.7 - ingeval van ontbinding wegens reorganisatie een vergoeding toe overeenkomstig een sociaal plan, tenzij onverkorte toepassing daarvan leidt tot een evident onbillijke uitkomst voor de betrokken werknemer. Het moet dan gaan om een uitzonderlijke situatie, bijvoorbeeld de situatie waarin sprake is van een zeer lang dienstverband of een lichamelijke handicap van de werknemer.
Uit de stukken blijkt dat vijf collega werknemers aanzienlijk ouder zijn (10 tot 12 jaar ouder) dan [verweerder]. Een van hen, werkzaam op een tijdelijk contract, is overigens herplaatst bij Uitgeverij Berne. Verder blijkt uit de stukken dat 3 collega werknemers langer in dienst zijn dan [verweerder], waarvan 1 aanzienlijk langer (vanaf 1988). Geen van hen is herplaatst. Ook voor
deze werknemers (voor zover ze niet herplaatst zijn) geldt de vergoeding overeenkomstig de artikelen 9.4 tot en met 9.6 van de Grafimedia CAO. De hoogte van die vergoeding is (onder meer) afhankelijk van de leeftijd van de werknemer. [verweerder] valt vanwege zijn leeftijd en de duur van het dienstverband in de categorie van "50 jaar of ouder en 10 jaar of langer in dienst", waarmee hij recht heeft op 15 % van het laatstverdiende loon over de volledige periode waarop recht op een WW-uitkering bestaat of zou hebben bestaan. Aldus is bij de aangeboden vergoeding al rekening gehouden met de leeftijd van [verweerder]. Zijn leeftijd wijkt ten opzichte van de genoemde werknemers niet in negatieve zin af. Op grond daarvan kan niet geoordeeld worden dat de aangeboden vergoeding tot een evident onbillijke uitkomst leidt.
[verweerder] stelt dat hij alleen een certificaat heeft en geen diploma's. Verder stelt hij dat Drukkerij Berne hem gedurende de arbeidsovereenkomst ook geen verdere opleidingen of cursussen heeft laten volgen om zijn arbeidsmarktpositie te versterken. Drukkerij Berne wijst er op dat op 13 oktober 2010 met de drie drukkers, waaronder [verweerder], is gesproken over het feit dat de werkzaamheden afnamen en dat de drukkers bereid moesten zijn om ook andere werkzaamheden uit te voeren binnen de Berne Groep. Verder stelt zij dat de drukkers er met klem op gewezen zijn om om zich heen te kijken naar ander werk omdat de verwachtingen in de grafische branche ook toen al slecht waren. Dit is volgens Drukkerij Berne ook schriftelijk bevestigd aan de drukkers. Zij heeft ter zitting de betreffende brief getoond. [verweerder] stelt deze brief niet te hebben ontvangen. Hij heeft evenwel niet betwist dat in oktober 2010 een gesprek heeft plaatsgevonden. Hij heeft evenmin weersproken dat hij vanaf dat moment naast zijn drukkerswerkzaamheden ook ander werk heeft moeten doen omdat te weinig drukkerswerk beschikbaar was. Gelet hierop en gelet op de ontwikkelingen in de grafische branche moest het [verweerder], ook los van de gestelde bevestigingsbrief, duidelijk zijn dat hij er niet op kon rekenen dat zijn werkzaamheden voor altijd zouden blijven bestaan. Hij heeft niet aangegeven welke cursussen hij had willen volgen en heeft ook niet gesteld dat hij Drukkerij Berne gevraagd heeft om cursussen te mogen volgen. Verder is gesteld noch gebleken dat zijn collega drukkers wel cursussen hebben gevolgd. Aldus is de positie van [verweerder] ten opzichte van zijn collega drukkers niet slechter of uitzonderlijk te noemen. Daarom kan niet geoordeeld worden dat de aangeboden vergoeding tot een evident onbillijke uitkomst leidt.
[verweerder] stelt dat hem geen ondersteuning is geboden bij het vinden van ander werk.
Drukkerij Berne wijst er op dat het personeel in december 2011 is gewezen op de mogelijkheid om gebruik te maken van de diensten van Mobiliteitscentrum C3, bekostigd uit de werkgeversbijdragen van onder meer Drukkerij Berne. Deze mogelijkheid blijft ook na beëindiging van de arbeidsovereenkomst bestaan. [verweerder] heeft ter zitting aangegeven dat hij zich heeft ingeschreven bij het mobiliteitscentrum. Verder heeft hij nog geen gebruik gemaakt van de diensten van dit centrum. Omdat [verweerder] evenals zijn (niet herplaatste) collega werknemers gebruik kan maken van de diensten van het centrum, ook na beëindiging van de arbeidsovereenkomst, is de positie van [verweerder] ten opzichte van zijn collega werknemers niet slechter of uitzonderlijk te noemen. Aldus kan niet geoordeeld worden dat de aangeboden vergoeding tot een evident onbillijke uitkomst leidt.
[verweerder] wijst er op dat drie collega's zijn herplaatst bij Uitgeverij Berne terwijl hem is verteld dat er geen herplaatsingsmogelijkheden waren. Uit de stukken blijkt dat naast [verweerder] nog twee andere drukkers werkzaam waren bij Drukkerij Berne. Geen van deze drukkers is herplaatst. De herplaatsing heeft betrekking op de functie van administratrice, schoonmaakster, inpakker en inkoper/calculator. Drukkerij Berne heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat herplaatsing van drukkers binnen de Berne Groep niet mogelijk was. De positie van [verweerder] is ten opzichte van zijn collega drukkers dus niet slechter of uitzonderlijk te noemen. Daarbij geldt dat de heer Van de Wiel ongeveer even lang in dienst is als [verweerder] en 10 jaar ouder is dan [verweerder]. Op grond daarvan kan niet geoordeeld worden dat de aangeboden vergoeding tot een evident onbillijke uitkomst leidt.
[verweerder] wijst ten slotte nog op zijn taalachterstand. Ter zitting is gebleken dat [verweerder] de Nederlandse taal zodanig beheerst dat hij in staat is zich in voldoende begrijpelijke mate uit te drukken. Omdat [verweerder] geen specifieke opleiding heeft genoten, is hij aangewezen op ongeschoold werk. Enige taalachterstand acht de kantonrechter, naast de leeftijd van [verweerder] en de afwezigheid van diploma's, niet een zodanige op zichzelf staande belemmerende factor van betekenis dat op grond daarvan geoordeeld moet worden dat de aangeboden vergoeding tot een evident onbillijke situatie leidt en een uitzondering rechtvaardigt ten opzichte van de overige collega's.
Gelet op al het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat het aanbod van een vergoeding overeenkomstig de Grafimedia CAO niet tot een evident onbillijke uitkomst voor [verweerder] leidt. De kantonrechter zal daarom aan [verweerder] een vergoeding van € 13.251,-- bruto toekennen. Drukkerij Berne heeft ter zitting aangegeven dat zij ingeval van ontbinding per uiterlijk 1 maart 2012 onder toekenning van de aangeboden vergoeding, afziet van het recht op intrekking van het verzoek. Dat betekent dat Drukkerij Berne geen gelegenheid hoeft te worden geboden het verzoek in te trekken. De proceskosten zullen gecompenseerd worden.
Drukkerij Berne wijst er op dat [verweerder] naast de aangeboden vergoeding geen aanspraak meer kan maken op de vergoeding op grond van de Grafimedia CAO omdat het een aanbod tegen finale kwijting betreft en de regeling van de CAO secundair is aan de voorzieningen die overigens mochten worden getroffen. Zij verzoekt om dit tot uitdrukking te laten komen in de uitspraak. De kantonrechter overweegt in dat verband dat in artikel 9.4.2 van de CAO is bepaald dat op een uitkering door het Garantiefonds in mindering worden gebracht de geldelijke vergoedingen die de werkgever in verband met het ontslag aan de werknemer heeft betaald of zal moeten betalen, tenzij partijen individueel andere afspraken hebben gemaakt. Omdat de toe te kennen vergoeding gelijk is aan de vergoeding op grond van de artikelen 9.4 tot en met 9.6 van de Grafimedia CAO en partijen geen individuele andere afspraken hebben gemaakt, zou een eventuele door het Garantiefonds te betalen uitkering na aftrek van de toe te kennen vergoeding uitkomen op nihil. Daarmee bestaat geen aanleiding voor [verweerder] om aanspraak te maken op een uitkering door het Garantiefonds.
De beslissing
De kantonrechter:
- ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 15 februari 2012,
- kent aan [verweerder] ten laste van Drukkerij Berne een vergoeding toe van € 13.251,-- bruto,
- compenseert de proceskosten, in die zin dat beide partijen de eigen kosten dragen,
- wijst het meer of anders verzochte af.
Aldus bij vervroeging gegeven en in het openbaar uitgesproken op 7 februari 2012 door
mr. J. van der Weij, kantonrechter, in tegenwoordigheid van de griffier.
Zaaknummer: 801220 blad 5
beschikking