ECLI:NL:RBSHE:2012:BV2574

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
25 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
209193 - FA RK 10-1604 -2
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot gezamenlijk gezag en wijziging kinderalimentatie na relatiebreuk

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch op 25 januari 2012 uitspraak gedaan in een geschil tussen een man en een vrouw na het verbreken van hun relatie. De vrouw had het gezag over hun twee kinderen, en er was eerder kinderalimentatie vastgesteld in 2009. De man verzocht om gezamenlijk gezag, een zorgregeling en wijziging van de kinderalimentatie. In een tussenbeschikking werd het gezag gezamenlijk vastgesteld, de kinderalimentatie gewijzigd en een voorlopige zorgregeling vastgesteld. Partijen bereikten enige overeenstemming over de zorgregeling, maar niet over het ouderschapsplan.

De rechtbank stelde de zorgregeling vast voor zover partijen overeenstemming hadden bereikt. Het verzoek van de man om het ouderschapsplan vast te stellen werd opgevat als een verzoek tot vaststelling van een regeling volgens artikel 1:253a lid 2 BW. De rechtbank oordeelde dat, gezien de verschillen in inzicht tussen partijen, het in het belang van de minderjarigen noodzakelijk was om een informatie- en consultatieregeling vast te stellen. De rechtbank benadrukte dat de zorg- en opvoedingstaken een gezamenlijke verantwoordelijkheid zijn van beide ouders.

De rechtbank legde een definitieve zorgregeling vast, waarbij de kinderen in de oneven weekenden bij de man verblijven en er regelmatig contact is. De rechtbank besloot dat partijen elkaar elke twee maanden schriftelijk moeten informeren over belangrijke zaken met betrekking tot de kinderen. De beslissing werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders verzochte werd afgewezen. De uitspraak werd gedaan door mr. A.E.M. Effting-Zeguers, rechter en kinderrechter, in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK 's-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
Zaaknummer : 209193 / FA RK 10-1604 -2
Uitspraak : 25 januari 2012
Beschikking in de zaak van
[de man],
wonende te [woonplaats]
advocaat mr. B.L.A. Ruijs,
tegen:
[de vrouw],
wonende te [woonplaats),
advocaat mr. M.A.M.L. van Osch.
Deze beschikking is een vervolg op de beschikking van deze rechtbank van 26 oktober 2010, waarvan de inhoud als hier herhaald en ingelast dient te worden beschouwd.
1. De verdere procedure
1.1. Bij voormelde beschikking van 26 oktober 2010 heeft de rechtbank bepaald dat het gezag voortaan aan partijen gezamenlijk toekomt en heeft zij de kinderalimentatie gewijzigd. Verder is er een voorlopige zorgregeling vastgesteld.
Bij herstelbeschikking van 7 december 2010 is voornoemde beschikking gewijzigd voor wat betreft de ingangsdatum van de wijziging van de kinderalimentatie.
1.2. De regeling inzake de definitieve verdeling van de zorg- en opvoedingstaken alsmede vaststelling van het ouderschapsplan is pro forma aangehouden in afwachting van berichten van partijen over het verloop van de contacten en het onderling overleg van partijen en hun advocaten inzake het ouderschapsplan.
1.3. De rechtbank heeft nadien kennis genomen van:
- het faxbericht, gedateerd 31 maart 2011 van mr. Ruijs;
- de brief, gedateerd 26 augustus 2011 van mr. Van Osch;
- het faxbericht, gedateerd 29 augustus 2011 van mr. Ruijs.
2. De verdere beoordeling
Uit de nadien binnengekomen correspondentie is de rechtbank het navolgende gebleken.
2.1. Verdeling zorg- en opvoedingstaken
2.1.1. De vrouw heeft schriftelijk laten weten dat de regeling zoals die voorlopig was vastgesteld, bevredigend verloopt. Het aanvangstijdstip van het contactweekend hebben partijen gewijzigd in 17.30 uur.
Zij verzoekt de regeling als volgt definitief vast te stellen:
- [minderjarige X] en [minderjarige y] verblijven in de oneven weekeinden vanaf vrijdag 17.30 uur (voor het eten) tot zondagavond 18.00 uur (na het eten) bij de man;
- iedere woensdag om 19.00 uur is er een belcontact tussen de man en de kinderen;
- gedurende de zomervakantie verblijven de kinderen in de even jaren in de eerste helft van de zomervakantie twee weken bij de man en in de oneven jaren twee weken in de tweede helft;
- de feestdagen volgen de weekeindregeling, dat wil zeggen dat - in het geval een feestdag bijvoorbeeld Pasen - in een oneven weekeind valt, de kinderen het gehele Paasweekeind bij de man verblijven.
2.1.2. De vrouw heeft verder bericht dat partijen afspraken hebben gemaakt over uitbreiding van het verblijf van de minderjarigen bij de man in de oneven weekends in de (overige) schoolvakanties en dat er nadere afspraken zijn gemaakt over de zomervakantie.
2.1.3. De man kan instemmen met de voorlopig vastgestelde regeling met het gewijzigd aanvangsuur, maar hij betwist de gestelde uitbreiding en nadere afspraken.
De man stelt dat hij, waar mogelijk, in de vakanties extra zorg voor de kinderen voor zijn rekening zal nemen. Vanwege zijn werk moet echter de mogelijkheid voor ruiling of overslaan van een weekeind open blijven.
2.1.4. De rechtbank overweegt dat partijen - na een kleine aanpassing - overeenstemming hebben bereikt over de voorlopige vastgestelde zorgregeling, maar dat zij er niet in zijn geslaagd om afspraken te maken over uitbreiding van de regeling.
2.1.5. De rechtbank overweegt verder dat de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken - ook tijdens de vakantieperiodes - een gezamenlijke verantwoordelijkheid van partijen is.
Beide partijen werken en beide partijen beschikken over een (gelimiteerd) aantal vakantiedagen. De zorg tijdens de vakanties ligt thans grotendeels bij de vrouw.
De rechtbank gaat ervan uit dat de man zich zal inspannen om ook in de vakanties meer de zorg voor de kinderen te delen gelet op zijn toezegging ter zitting.
2.1.6. Nu partijen echter verdeeld blijven over uitbreiding van de zorgregeling, acht de rechtbank de voorlopige en aangepaste regeling thans het hoogst bereikbare. In het belang van de minderjarigen zal zij deze regeling definitief vastleggen.
3. Ouderschapsplan
3.1. De man heeft bij zijn verzoekschrift een concept ouderschapsplan overgelegd en hij verzoekt de rechtbank voornoemd plan vast te stellen.
3.2. De vrouw kan hiermee deels instemmen doch zij wenst een aantal wijzigingen door te voeren. Het ouderschapsplan kan in haar visie worden vastgesteld met inachtneming van de door haar voorgestelde aanpassingen.
3.3. De man stemt hiermee niet in. Hij wenst dat de tekst van het ouderschapsplan met uitzondering van de aanpassing van de verdeling van de zorgtaken, gehandhaafd blijft.
3.4. De rechtbank overweegt het navolgende.
3.4.1. Partijen zijn er - ook nadat zij hiertoe in de gelegenheid zijn gesteld - niet in geslaagd om over het ouderschapsplan overeenstemming te bereiken.
De rechtbank acht hen gelet op de over en weer ingenomen standpunten en stellingen ook redelijkerwijs niet in staat hier alsnog in te voorzien. Nu partijen gezamenlijk het gezag over hun minderjarige kinderen uitoefenen en zij beiden vaststelling van een ouderschapsplan wensen, zoekt de rechtbank aansluiting bij de geschillenregeling van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW).
De rechtbank zal het verzoek van de man om het ouderschapsplan vast te stellen, opvatten als een verzoek tot vaststelling van een regeling als bedoeld in het tweede lid van artikel 1:253a BW.
3.4.2. De regeling als daar bedoeld kan omvatten:
a. een toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken (...),
b. de beslissing bij welke ouder het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft;
c. de wijze waarop informatie omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van het kind wordt verschaft aan de ouder bij wie het kind niet zijn hoofdverblijfplaats heeft dan wel de wijze waarop deze ouder wordt geraadpleegd;
d. de wijze waarop informatie door derden overeenkomstig artikel 377c, eerste en tweede lid, wordt verschaft.
3.4.3. Nu de rechtbank hiervoor onder 2.1. een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken heeft vastgesteld, omtrent de hoofdverblijfplaats van de kinderen en de door de man verschuldigde bijdrage in hun levensonderhoud reeds is beslist bij de beschikking van 26 oktober 2010 dient alleen nog te worden voorzien in de informatie- en consultatieregeling.
3.4.4. Partijen verschillen van inzicht over de wijze waarop zij elkaar over en weer op de hoogte stellen omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van [minderjarige X] en [minderjarige Y] en met elkaar daarover zullen raadplegen.
3.4.5. De rechtbank acht het in het belang van de minderjarigen dat partijen elkaar over en weer tenminste elke twee maanden schriftelijk informatie verstrekken over belangrijke aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van [minderjarige X] en [minderjarige Y]. Daaronder vallen in ieder geval de (leer)prestaties en vorderingen op school en in de vrije tijdsbesteding; belangrijke gebeurtenissen in het gezin, op school en in de vrije tijd en de gezondheidssituatie van de kinderen.
Daarnaast acht de rechtbank het in het belang van de kinderen dat de ouders vooraf met elkaar overleg plegen inzake belangrijke beslissingen voor de kinderen, zoals schoolkeuze, verhuizing en medische ingrepen of behandelingen.
De rechtbank zal beslissen als na te melden.
De beslissing
De rechtbank:
stelt inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken de navolgende definitieve regeling vast:
- [minderjarige X] en [minderjarige Y] verblijven in de oneven weekeinden vanaf vrijdag 17.30 uur (voor het eten) tot zondagavond 18.00 uur (na het eten) bij de man;
- iedere woensdag om 19.00 uur is er een belcontact tussen de man en de kinderen;
- gedurende de zomervakantie verblijven de kinderen in de even jaren in de eerste helft van de zomervakantie twee weken bij de man en in de oneven jaren twee weken in de tweede helft;
- de feestdagen volgen de weekeindregeling, dat wil zeggen dat - in het geval een feestdag bijvoorbeeld Pasen - in een oneven weekeind valt, de kinderen het gehele Paasweekeind bij de man verblijven;
stelt de informatie- en consultatieregeling vast zoals deze is opgenomen onder punt 3.4.5. van deze beschikking;
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.E.M. Effting-Zeguers, rechter, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 25 januari 2012 in aanwezigheid van de griffier.
conc: EdB
Tegen deze beschikking kan -uitsluitend door tussenkomst van een advocaat- hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch
a. door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak
b. door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.