ECLI:NL:RBSHE:2012:BV2227

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
2 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/820210-11
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. S. van Lokven
  • mr. E.C.P.M. Valckx
  • mr. P.J. Appelhof
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van seksueel binnendringen en ontuchtige handelingen met een onmachtige persoon

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 2 februari 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van seksueel binnendringen en ontuchtige handelingen met een onmachtige persoon. De tenlastelegging betrof een incident dat plaatsvond op 19 december 2010 in Valkenswaard, waarbij de verdachte handelingen zou hebben verricht met een aangeefster die zich in een staat van bewusteloosheid of verminderd bewustzijn bevond. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaringen van de verdachte, afgelegd tijdens het verhoor door de politie, uitgesloten moesten worden van het bewijs op grond van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering, omdat de verdachte niet op zijn recht op consultatiebijstand was gewezen. Dit vormverzuim leidde tot de conclusie dat de enige belastende verklaring van de verdachte niet als bewijs kon dienen.

De rechtbank heeft ook geconstateerd dat de verklaring van de aangeefster onvoldoende bewijswaarde had, omdat zij enkel kon verklaren over de gebeurtenissen direct voor en na het tenlastegelegde feit. Hierdoor was er onvoldoende bewijs om tot een bewezenverklaring te komen. De officier van justitie had een werkstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf geëist, maar de rechtbank oordeelde dat er geen wettig en overtuigend bewijs was voor de tenlastelegging. De verdachte werd dan ook vrijgesproken van alle beschuldigingen.

Dit vonnis is gewezen door een meervoudige kamer van de rechtbank, die de vordering van de officier van justitie en de verdediging in overweging heeft genomen. De rechtbank heeft de geldigheid van de dagvaarding en de bevoegdheid van de officier van justitie bevestigd, maar concludeerde dat er geen gronden waren voor een veroordeling.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/820210-11
Datum uitspraak: 02 februari 2012
Vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988,
wonende te [woonplaats, adres]
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 19 januari 2012.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 13 december 2011.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 19 december 2010 te Valkenswaard, met [slachtoffer 1], van wie hij, verdachte, wist dat die [slachtoffer 1] in staat van
bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dan
wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van
zijn/haar geestvermogens leed dat die [slachtoffer 1] niet of onvolkomen in
staat was zijn/haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of
daartegen weerstand te bieden, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die
bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het
lichaam van die [slachtoffer 1], hebbende verdachte
- zijn tong in de mond van die [slachtoffer 1] gebracht en/of
- over de borsten en/of tepels van die [slachtoffer 1] gewreven en/of
- (over de onderbroek) over en/of ter hoogte van de vagina van die [slachtoffer 1] gewreven en/of
- zichzelf één of meermalen afgetrokken;
(artikel 243 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 december 2010 te Valkenswaard, met [slachtoffer 1], van wie hij, verdachte, wist dat die [slachtoffer 1] in staat van
bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dan
wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van
zijn/haar geestvermogens leed dat die [slachtoffer 1] niet of onvolkomen in
staat was zijn/haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of
daartegen weerstand te bieden, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft
gepleegd, bestaande uit
- het wrijven over de borsten en/of tepels van die [slachtoffer 1] en/of
- het wrijven (over de onderbroek) over en/of ter hoogte van de vagina van die
[slachtoffer 1] en/of
- het zichzelf één of meermalen aftrekken en/of
- het tongzoenen met die [slachtoffer 1];
(artikel 247 Wetboek van Strafrecht)
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft het primair tenlastegelegde bewezen geacht op grond van de bekennende verklaring van verdachte en de aangifte door [slachtoffer 1]
Vanwege de omstandigheid dat verdachte lijdt aan een autistische stoornis heeft de officier van justitie een werkstraf van 80 uur gevorderd en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand met een proeftijd van twee jaren.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
Namens verdachte is aangevoerd dat de politie het recht op consultatiebijstand zoals dat volgt uit het Salduz-arrest willens en wetens heeft omzeild door [verdachte] als getuige te horen. Dit verzuim dient volgens de verdediging te leiden tot bewijsuitsluiting.
De politie heeft daarnaast in strijd met de Aanwijzing auditief en audiovisueel registreren van verhoren van aangevers, getuigen en verdachten, het verhoor van verdachte niet auditief geregistreerd.
Subsidiair is door de verdediging betoogd dat aan het vereiste van artikel 342 Sv niet is voldaan omdat de verklaring van [verdachte] de enige belastende verklaring is.
De bewijsbeslissing.
Aangeefster heeft verklaard dat ze op 19 december 2010 wakker werd in een bed in een voor haar onbekende woning. In het bed lag ook een jongen, die ze niet kende. Aangeefster was slechts gekleed in een onderbroek. Het laatste dat zij zich kon herinneren voordat ze wakker werd, is dat zij op stap was in een kroeg in Valkenswaard.1 Nadat aangeefster aan de politie de betreffende woning had aangewezen, is verdachte als een van de bewoners van die woning op 28 december 2010 als getuige gehoord. Voorafgaande aan het verhoor werd hem de cautie gegeven. Bij dit verhoor heeft verdachte - als getuige - verklaard dat aangeefster van uit de kroeg met hem mee naar huis was gegaan, dat hij merkte dat ze gedronken had, dat ze zichzelf in zijn slaapkamer heeft uitgekleed, dat hij seksuele handelingen met haar heeft verricht en dat zij later die nacht heeft gebraakt.2 Op 10 januari 2011 is verdachte aangehouden en opnieuw gehoord. Voorafgaande aan dat verhoor werd verdachte gewezen op het recht een advocaat te raadplegen, waarvan hij heeft afgezien. Verdachte heeft in dat verhoor zijn eerder als getuige afgelegde verklaring min of meer herhaald.3
Voorafgaand aan het eerste verhoor van verdachte (als getuige) is door de vader en de broer van verdachte aan de verhorend ambtenaar meegedeeld dat verdachte autistisch was en in de afgelopen week meerdere epileptische aanvallen had gehad. Ter terechtzitting heeft de rechtbank waargenomen dat verdachte moeizaam communiceert. De rechtbank is van oordeel dat de verdachte aldus tijdens zijn verhoor in een bijzondere, kwetsbare positie verkeerde, die vereiste dat de politie daarmee rekening hield (zie EHRM 31 maart 2009, nr. 20310/02, in de zaak Plonka versus Polen). Tijdens het verhoor van verdachte als getuige is een redelijk vermoeden van schuld in de zin van art. 27 Sv ontstaan. Desondanks is verdachte niet gewezen op zijn recht om voorafgaand aan zijn (verdere) verhoor een raadsman te raadplegen. Naar het oordeel van de rechtbank is hier sprake van een onherstelbaar vormverzuim in de zin van art. 359a Sv, waarvan de consequentie dient te zijn dat de door verdachte afgelegde verklaring van het bewijs dient te worden uitgesloten. De omstandigheid dat verdachte niet was aangehouden leidt niet tot een ander oordeel, mede omdat de door verdachte afgelegde verklaring uitermate belastend voor hem was. Ten aanzien van het tweede verhoor van verdachte brengt de bijzondere, kwetsbare positie van verdachte met zich mee dat de politie zonder meer via de piketcentrale een raadsman had moeten oproepen, ook al verklaarde verdachte dat hij afstand deed van zijn recht op consultatiebijstand. De politie heeft dit onherstelbaar verzuimd in de zin van art. 359a Sv en ook hiervan dient de consequentie te zijn dat de door verdachte afgelegde verklaring van het bewijs moet worden uitgesloten.
Verdachte heeft ter terechtzitting opnieuw verklaard dat hij in de nacht van 19 december 2010 seksuele handelingen heeft verricht met aangeefster.4
Artikel 341 lid 4 Sv bepaalt dat -kort gezegd- bewezenverklaring niet kan volgen op grond van uitsluitend de (bekennende) verklaring van een verdachte.
Verdachte heeft ter terechtzitting het tenlastegelegde bekend. Aangeefster weet enkel dat zij 's avonds in het betreffende café is geweest en 's morgens in het bed van verdachte wakker is geworden. Zij legt derhalve uitsluitend een verklaring af over hetgeen direct voor en hetgeen direct na het tenlastegelegde heeft plaatsgevonden, zodat haar verklaring geen bewijswaarde kent ten aanzien van (een deel van) de tenlastelegging.
Uit het dossier en het verhandelde ter zitting blijkt dat sprake is van slechts één bewijsmiddel, zijnde de verklaring van verdachte, zodat verdachte op grond van bovengenoemd wetsartikel dient te worden vrijgesproken van het primair en subsidiair tenlastegelegde.
DE UITSPRAAK
De rechtbank acht het tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. S. van Lokven, voorzitter,
mr. E.C.P.M. Valckx en mr. P.J. Appelhof, leden,
in tegenwoordigheid van mr. H.J.G. de Bruijn-van der Sluijs, griffier,
en is uitgesproken op 2 februari 2012.
1 Een dossier van de regiopolitie Brabant Zuid-Oost, met registratienummer 2010189033-1, afgesloten d.d. 7 februari 2011, aantal doorgenummerde bladzijden: 66, inhoudende een relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] p. 18-19, alsmede inhoudende een proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4], p. 21.
2 De verklaring van verdachte, p. 34-39.
3 De verklaring van verdachte, p. 51-60.
4 Proces-verbaal van terechtzitting d.d. 19 januari 2012