vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Vonnis in hoofdzaak en vrijwaring van 25 januari 2012
in de zaak met zaaknummer / rolnummer: 110388 / HA ZA 04-1047 van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VARKENSBEDRIJF WELVAARTS BV,
gevestigd te Boxtel,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. J.C.B.C. Geerts te 's Hertogenbosch,
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PORKER FOODS BV,
gevestigd te Middelharnis,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GENUVA BV,
gevestigd te Best,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GENUVA HOLDING BV,
gevestigd te Best,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GENUBO BV,
gevestigd te Den Bommel,
5. [gedaagde sub 5],
wonende te [woonplaats],
gedaagden in conventie,
gedaagde sub 1 tevens eiseres in reconventie,
advocaat mr. G.W.A. Bernards te 's Hertogenbosch,
en in de zaak met zaaknummer / rolnummer 164110 / HA ZA 07-1797 van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PORKER FOODS B.V.,
gevestigd te Middelharnis,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GENUVA B.V.,
gevestigd te Best,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GENUVA HOLDING B.V.,
gevestigd te Best,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GENUBO B.V.,
gevestigd te Den Bommel,
5. [gedaagde sub 5],
wonende te [woonplaats],
eisers,
advocaat mr. G.W.A. Bernards te 's Hertogenbosch,
de naamloze vennootschap
DELTA LLOYD SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. Ph.C.M. van der Ven te 's Hertogenbosch.
Partijen zullen hierna Welvaarts BV, Porker Foods c.s. (individueel Porker Foods, Genuva, Genuva Holding, Genubo en [gedaagde sub 5]) en Delta Lloyd genoemd worden.
1. De procedure in de hoofdzaak
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 26 augustus 2009
- de akte houdende uitlating na tussenvonnis van Porker Foods c.s.
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 25 januari 2010
- het proces-verbaal van voortzetting van getuigenverhoor van 4 februari 2010
- het proces-verbaal van voortzetting van getuigenverhoor van 9 februari 2010
- de akte uitlating voortzetting getuigenverhoor/contra-enquête tevens akte uitlating na tussenvonnis van Welvaarts BV
- het proces-verbaal van voortzetting van getuigenverhoor van 18 juni 2010
- het proces-verbaal van voortzetting van getuigenverhoor tevens tegenverhoor van 10 november 2010
- het proces-verbaal van voortzetting van tegenverhoor van 9 februari 2011
- de conclusie na enquête van Porker Foods c.s.
- de antwoordconclusie na enquête van Welvaarts BV
- de akte ter rolle houdende uitlating n.a.v. overgelegde producties van Porker Foods c.s.
- de akte uitlating van Welvaarts BV.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De procedure in de vrijwaringszaak
2.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 26 augustus 2009.
2.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
3. De verdere beoordeling
in de hoofdzaak in conventie
3.1. In het tussenvonnis van 26 augustus 2009 (hierna “het tussenvonnis”) is aan Porker Foods zowel in conventie als in reconventie opgedragen tegenbewijs te leveren tegen de voorshands bewezen geachte stelling van Welvaarts BV, dat het door Porker Foods geleverde voormengsel met MPA besmet was.
3.2. De rechtbank heeft het bewijs voor de stelling van Welvaarts BV onder meer ontleend aan het feit dat drie op 2 juli 2002 door de AID genomen monsters uit opslagsilo’s van Porker Foods met MPA besmet bleken (prod. 12 Welvaarts BV). Porker Foods kon het tegenbewijs leveren door ofwel de bewijswaarde van die drie bij Porker Foods genomen monsters alsnog te ontkrachten ofwel aan te tonen dat Welvaarts BV van een derde suikerwater of een ander product heeft afgenomen dat met MPA besmet was.
3.3. Porker Foods heeft de volgende getuigen doen horen:
1) [getuige sub 1], toxicoloog (25 januari 2010)
2) [getuige sub 2], bedrijfsleider van Genubo (25 januari 2010)
3) [getuige sub 3], administrateur van Genuva (25 januari 2010)
4) [getuige sub 4], monteur (4 februari 2010)
5) [getuige sub 5], rechercheur AID (4 februari 2010)
6) [getuige sub 6], controleur AID (9 februari 2010)
7) [getuige sub 7], ambtenaar AID (9 februari 2010)
8) [getui[getuige sub 8], ondernemer (18 juni 2010)
9) [getuige sub 9], hoogleraar in de diergeneeskundige farmacologie en toxicologie (10 november 2010).
3.4. Bij wijze van tegenverhoor heeft Welvaarts BV de volgende getuigen doen horen:
1) [getuige XX], nutritionist bij CeHaVe (10 november 2010)
2) [getuige YY], dierenarts/universitair hoofddocent (9 februari 2011).
De drie bij Porker Foods genomen monsters
3.5. Porker Foods stelt dat de drie monsters van 2 juli 2002 niet bij Porker Foods zijn genomen maar bij Genubo. Zij wijst erop dat in het proces-verbaal van monsterneming (prod. 41 Porker Foods c.s.) de naam van Genubo is vermeld, zodat sprake moet zijn van verwisseling van identiteit. Naar het oordeel van de rechtbank is de eenmalige vermelding van de naam Genubo in dat proces-verbaal onvoldoende als bewijs dat de drie monsters niet van Porker Foods afkomstig waren. Bovenaan het proces-verbaal en op de laboratoriumstukken is steeds de naam Porker Foods vermeld. De monsters zijn volgens het proces-verbaal genomen op het adres [adres]. Dat is het adres van Porker Foods en niet van Genubo. In de stukken is vermeld uit welke silo’s en bunkers de monsters genomen zijn. Porker Foods heeft niet gesteld, laat staan bewezen, dat de bewuste silo’s en bunkers niet van haar waren maar van Genubo.
3.6. Porker Foods wijst erop dat de drie monsters pas op 2 en 4 juli 2002 zijn genomen en dat het toen aanwezige voormengsel niet de oorzaak kan zijn geweest van de problemen bij Welvaarts BV die zich al in de maand mei 2002 hebben voorgedaan. Hiermee miskent Porker Foods dat de rechtbank niet heeft beslist dat de besmetting op het bedrijf van Welvaarts BV veroorzaakt moest zijn door de porkermix die begin juli 2002 in de bunker van Porker Foods aanwezig was, maar het bewijs voor de stelling van Welvaarts BV heeft ontleend aan de tegenstrijdigheid in het standpunt van Porker Foods: indien het juist zou zijn dat het suikerwater van Bioland alleen op de bedrijven van Genubo en Genuva terecht is gekomen, had er geen MPA in de bewuste drie monsters kunnen worden aangetroffen.
3.7. Porker Foods heeft de getuige [getuige sub 9] doen horen in verband met de overwegingen van de rechtbank onder 5.10 en 5.11 van het tussenvonnis, waarna Welvaarts BV op haar beurt de getuige [YY] daarover heeft doen horen. Beide getuigen zijn het erover eens dat in het monster, dat op 27 juni 2002 door de AID is genomen uit een monster dat volgens de getuige [XX] eerder op het bedrijf van Welvaarts BV was genomen door de heer [ZZ], beëdigd monsternemer van CCL Nutricontrol, te weinig MPA zat om te kunnen leiden tot een meetbare hoeveelheid MPA in het niervet van varkens. Volgens Welvaarts BV betrof dit monster voer waarin het op 24 mei 2002 door Porker Foods geleverde voormengsel was verwerkt en zijn de problemen bij Welvaarts BV juist veroorzaakt door het op 8 mei 2002 door Porker Foods geleverde voormengsel. Dat voormengsel was niet meer op het bedrijf van Welvaarts BV aanwezig voor monstername door de AID, maar volgens Welvaarts BV was het nog wel aanwezig in voer dat door Welvaarts BV op 14 mei 2002 was verwerkt en op 21 mei 2002 aan de maatschap Welvaarts was geleverd. De AID heeft op 21 juni 2002 bij de maatschap Welvaarts een monster genomen waarin 51.100 ppb MPA is aangetroffen (prod. 45 en 46 Porker Foods c.s.). Dat gehalte is vergelijkbaar met de door de getuige [YY] aan de hand van bij Bioland genomen monsters (prod. 51 Welvaarts BV) berekende hoeveelheid van 54.000 ppb MPA die de varkens van Welvaarts BV binnen moeten hebben gekregen bij verwerking van 6% van de glucosesiroop in het varkensvoer, rekening houdend met de tijd die is verstreken tussen het binnen krijgen van de MPA en het slachten.
3.8. Met de verklaringen van [getuige sub 9] en [YY] is op zich het bewijs geleverd dat het voer waaruit het op 27 juni 2002 genomen monster afkomstig was, niet verantwoordelijk kan zijn geweest voor de hoeveelheid MPA die in de varkens van Welvaarts BV is aangetroffen. Dit bewijs levert echter niet het van Porker Foods verlangde tegenbewijs op. De rechtbank heeft immers in 5.11 van het tussenvonnis geen enkel bewijs ontleend aan de op het bedrijf van Welvaarts BV genomen monsters. De rechtbank heeft in die overweging geen exacte berekening gemaakt met het doel om de hoeveelheid in de varkens van Welvaarts BV aangetroffen MPA te kunnen herleiden tot een specifiek monster, maar slechts een grove berekening die diende ter verwerping van de conclusies die Porker Foods c.s. getrokken had uit de verklaring van de deskundige [S] in de strafzaken. De rechtbank heeft vastgesteld dat [S] in die verklaring waarschijnlijk doelde op het gehalte van enkele miljoenen ppb MPA in voer waarvan door [YY] melding was gemaakt, zodat het beroep van Porker Foods c.s. op die verklaring neer kwam op het standpunt dat de varkens van Welvaarts BV voer met miljoenen ppb MPA moeten hebben gegeten. De verklaringen van [getuige sub 9] en [YY] doen niet af aan het oordeel van de rechtbank, dat in de varkens van Welvaarts BV een veel kleinere hoeveelheid MPA is aangetroffen dan waarvan sprake zou moeten zijn geweest indien die varkens voer zouden hebben gegeten met enkele miljoenen ppb MPA. De rechtbank heeft daarbij slechts ten overvloede overwogen dat de hoeveelheid MPA in de varkens van Welvaarts BV beter past bij de enige duizenden ppb MPA in de bij Welvaarts BV en Porker Foods genomen monsters.
3.9. De rechtbank merkt ten overvloede nog op dat het op 21 juni 2002 bij de maatschap Welvaarts genomen monster met 51.100 ppb MPA, een hoeveelheid die volgens [YY] de in de varkens van Welvaarts BV aangetroffen hoeveelheid MPA kan hebben veroorzaakt, op zichzelf geen bewijs in het voordeel van Welvaarts BV kan opleveren. De aanwezigheid van MPA in dat monster zegt immers niets over de wijze waarop die MPA in dat voer terecht is gekomen (via het op 8 mei 2002 door Porker Foods geleverde voormengsel dan wel via suikerwater dat door Welvaarts BV zelf aan het voer is toegevoegd).
Door Welvaarts BV van een derde afgenomen besmet suikerwater
3.10. Porker Foods stelt dat Welvaarts BV in haar voer 6% met MPA besmet suikerwater heeft verwerkt dat zij van een derde heeft afgenomen. Omdat Welvaarts BV de glucosesiroop toch ergens vandaan gehaald moet hebben, veronderstelt Porker Foods dat het ging om de zoekgeraakte “tiende vracht” die volgens de verklaring in de strafzaak van de heer [XXX], directeur van [TTT], (prod. 44 Porker Foods c.s.) op 13 mei 2002 door Zeeland Voeders B.V. is opgehaald uit de silo van [TTT] in Rips.
3.11. Porker Foods wijst voor het bewijs van deze stelling naar de verklaring die de getuige [getuige sub 4] in de strafzaak heeft afgelegd. De rechtbank heeft echter in 5.15 van het tussenvonnis al geoordeeld dat deze verklaring gelet op de gemotiveerde betwisting door Welvaarts BV vooralsnog niet kan dienen als tegenbewijs. [getuige sub 4] is in deze civiele zaak opnieuw als getuige gehoord, maar hij heeft verklaard dat hij zich niets meer herinnert over de inhoud van die verklaring en dat hij ook niet meer weet wat hij heeft verklaard. [getuige sub 4] heeft derhalve ook niet kunnen verklaren dat hij de brijvoedermachine van Welvaarts BV, waarin hij een roze gekleurd mengsel heeft zou hebben aangetroffen, heeft gecontroleerd op een datum waarin Welvaarts BV nog niet van tarwetzetmeel naar water was overgeschakeld als stuurmedium. Volgens Porker Foods heeft het er alle schijn van dat [getuige sub 4] onder druk is gezet en is het niet uitgesloten dat dit is gebeurd in samenspel tussen Welvaarts BV en de werkgever van [getuige sub 4]. Porker Foods heeft echter geen enkel bewijs geleverd voor die bewering. De stukken, waaronder de inmiddels door Welvaarts BV overgelegde stukken over de controle op 31 mei 2002, geven ook geen enkele reden voor een dergelijke verdenking. De rechtbank blijft daarom bij haar oordeel dat de verklaring van [getuige sub 4] in de strafzaak niet als tegenbewijs kan dienen.
3.12. Porker Foods verwijst naar de verklaring van de getuige [getuige sub 8], die van [TTT] oranjeachtig gekleurd Serena tarwezetmeel geleverd heeft gekregen waarin glucosesiroop bleek te zijn verwerkt en waarin 43.000 ppb MPA is aangetroffen. De verklaring van [getuige sub 8] levert echter geen bewijs op voor de stelling van Porker Foods dat Welvaarts BV van [TTT] afkomstige glucosesiroop in haar voer moet hebben verwerkt. [getuige sub 8] heeft integendeel juist verklaard dat [JW] tegen hem heeft gezegd dat het door hem gebruikte Serena tarwezetmeel niet van [TTT] afkomstig was. Volgens Porker Foods had Welvaarts er belang bij om niet [TTT] of Zeeland Voeders maar de veel kapitaalkrachtiger Porker Foods te kunnen aanspreken. Uit de verklaring van [getuige sub 8] volgt echter dat [getuige sub 8] en Welvaarts elkaar hebben gesproken op een tijdstip waarop zij nog helemaal niet wisten waardoor de problemen bij hun varkens werden veroorzaakt. Zij waren juist met elkaar in contact gebracht om door vergelijking van het door hun varkens gegeten voer te achterhalen welk bestanddeel zij beiden aan hun varkens hadden gegeven, in de hoop dat het betreffende bestanddeel de oorzaak van de problemen zou blijken. Indien Welvaarts BV inderdaad door [TTT] geleverd suikerwater in haar voer zou hebben verwerkt, zou het in dat stadium derhalve in haar eigen belang zijn geweest om die gemeenschappelijke leverancier te vermelden.
3.13. Uit de verklaring van [getuige sub 8] over de oranjeachtige kleur concludeert Porker Foods dat in het door haar aan Welvaarts BV geleverde voormengsel geen MPA kan hebben gezeten, omdat toevoeging van de van Bioland afkomstige glucosesiroop een roze/oranje kleur van het voormengsel zou hebben veroorzaakt, terwijl het niemand is opgevallen dat het door Porker Foods aan Welvaarts BV geleverde voormengsel een afwijkende kleur had. De rechtbank acht de verklaring van [getuige sub 8] echter onvoldoende als bewijs voor die afwijkende kleur. [TTT] had alleen tarwezetmeel aan [getuige sub 8] geleverd, terwijl Porker Foods aan Welvaarts BV een mengsel van tarwezetmeel en bierbostel had geleverd, zodat niet zonder meer kan worden geconcludeerd dat toevoeging van een gekleurde siroop aan dat mengsel hetzelfde kleureffect moet hebben gehad als bij toevoeging aan puur tarwezetmeel. Bovendien was de glucosesiroop, die was vermengd met het aan [getuige sub 8] geleverde tarwezetmeel, volgens de verklaring van de directeur van [TTT] (prod. 44 Porker Foods c.s.) niet - zoals bij Porker Foods - rechtstreeks van Bioland afkomstig, maar geleverd door Zeeland Voeders B.V. en afkomstig van Sita Food Recycling B.V.. Niet uit te sluiten valt dat in die route op enig moment kleurstof aan de siroop is toegevoegd. Porker Foods heeft geen bewijs geleverd waaruit blijkt dat de door Bioland aan haar geleverde siroop een dermate sterke kleur had dat toevoeging aan een voormengsel van tarwezetmeel en bierbostel zonder meer een duidelijk herkenbare oranje of roze verkleuring zou hebben veroorzaakt. De bij de [gedaagde sub 5]-groep werkzame getuigen [sub 2] en [sub 3] hebben ook niet verklaard dat de van Bioland afkomstige siroop bij verwerking in een vergelijkbaar mengsel op de bedrijven van Porker Foods, Genubo en/of Genuva een oranje of roze kleur heeft veroorzaakt.
3.14. Ten slotte verwijst Porker Foods voor het bewijs van haar stelling naar de verklaring van de getuige [YY]. In het proces-verbaal van verhoor van deze getuige is vermeld:
“Destijds hebben wij navraag gedaan bij Welvaarts naar de samenstelling van het door hem gebruikte voer en hoe dit werd gemengd. Daarbij is vastgesteld dat het door Welvaarts gebruikte voer voor 6% bestond uit glucosesiroop.”
Welvaarts BV heeft een brief van de getuige [YY] in het geding gebracht (prod. 54 Welvaarts BV), waarin [YY] mededeelt dat hij niet heeft verklaard dat Welvaarts BV zelf 6% glucosesiroop als zesde component aan haar varkensvoer heeft toegevoegd, maar dat de 6% een afgeleide conclusie is uit gevonden waarden in het voer bij de maatschap Welvaarts, waarin een verontreiniging met ca. 6% besmette glucosesiroop is aangetroffen.
3.15. De rechtbank constateert dat de combinatie van de twee zinnen in het citaat uit de verklaring van [YY] tot verwarring heeft geleid. In de tweede zin heeft [YY] verklaard dat “is vastgesteld” dat het door Welvaarts gebruikte voer voor 6% bestond uit glucosesiroop. De verklaring bevat geen informatie over de wijze waarop dat is vastgesteld. [YY] heeft niet verklaard dat Welvaarts tegen hem zou hebben gezegd dat hij zelf 6% glucosesiroop aan het voer had toegevoegd. Dat leidt Porker Foods zelf af uit de combinatie van de twee zinnen. Deze uitleg is op zichzelf niet onbegrijpelijk, maar kan niet worden volgehouden nu [YY] schriftelijk heeft verklaard dat het bestanddeel van 6% glucosesiroop is vastgesteld door analyse van het bij de maatschap Welvaarts aanwezige voer. De getuigenverklaring van [YY] levert derhalve niet het van Porker Foods verlangde tegenbewijs op.
3.16. Porker Foods verwijst opnieuw naar de brief van het Productschap Diervoeder aan Welvaarts BV van 2 juli 2002 (prod. 3 Porker Foods c.s.). De rechtbank verwijst naar hetgeen zij in 5.13 van het tussenvonnis omtrent die brief heeft overwogen.
Oorzaak polycestueuze ovaria
3.17. De getuige [getuige sub 9] heeft verder nog verklaard dat hij vanuit farmacologisch standpunt van mening is dat polycestueuze ovaria niet het beeld is van een progesteron/MPA contaminatie, waarbij hij verwijst naar het artikel van [YY], waarin de aanwezigheid van polycestueuze ovaria mogelijk gekoppeld wordt aan 17 bèta - oestradiool. De rechtbank acht echter niet van belang of de polycestueuze ovaria nu zijn veroorzaakt door de MPA of door de 17 bèta - oestradiool. Voldoende voor de schadevordering is dat de varkens van Welvaarts BV en de maatschap Welvaarts zijn geruimd omdat MPA in het niervet was aangetroffen en de varkens om die reden volgens Europese regelgeving niet voor consumptie mochten worden gebruikt.
3.18. Op grond van het vorenstaande moet worden geconcludeerd dat Porker Foods niet is geslaagd in het van haar verlangde tegenbewijs. Dat betekent dat de in conventie door Welvaarts BV ingestelde schadevordering in beginsel toewijsbaar is.
3.19. In 5.28 van het tussenvonnis heeft de rechtbank Porker Foods c.s. in de gelegenheid gesteld toe te lichten waarom [K] het bedrag van € 35.827,88 niet meer meetelt en te reageren op het voorstel van Welvaarts BV om de schade te begroten op € 1.522.817, . Indien Porker Foods c.s. dat voorstel niet zou accepteren, zou Welvaarts BV moeten opgeven of zij een nader voorstel doet dat rekening houdt met het laatste rapport van [K], dan wel beide kritiekpunten van [K] ter beslissing aan de rechtbank wil voorleggen. In het laatste geval zouden partijen hun standpunten omtrent die kritiekpunten moeten toelichten.
3.20. Bij brief van 29 september 2009 (prod. 1 bij de brief van mr. Bernards van 26 januari 2010, overgelegd bij gelegenheid van de getuigenverhoren op 4 februari 2010) heeft [K] aangegeven dat hij het bedrag van € 35.827,88 niet heeft meegeteld omdat dat een taxatie voor biggen betrof en [K] er vanuit is gegaan dat die biggen geen deel uitmaakten van de opkoopregeling. In deze brief maakt [K] ook nog melding van een verschil dat veroorzaakt wordt doordat [K] de waarde van de geruimde dieren inclusief btw heeft berekend terwijl [K] die btw niet heeft meegerekend.
3.21. Bij brief van 2 februari 2010 (prod. 50 Welvaarts BV) heeft [K] erkend dat de biggen inderdaad niet zijn vernietigd en dat derhalve het eerder door [K] berekende bedrag met € 35.827,88 moet worden verminderd. Bij - pas na het tussenvonnis overgelegde - brief van 30 juni 2009 (prod. 55 Welvaarts BV) had [K] al aangegeven dat het standpunt van [K] over de btw juist is, en dat ook nog een kleine rekenfout van [K] moest worden gecorrigeerd.
3.22. Hiermee zijn de beide partijdeskundigen het feitelijk eens geworden over de waarde van de varkens bij ruiming en de door het PVV uitgekeerde vergoedingen. Zij verschillen alleen nog van mening over het eerste kritiekpunt in verband met de schade na ruiming, waardoor volgens [K] de door [K] berekende schade € 173.153, te laag uitvalt.
3.23. Porker Foods c.s. heeft geen gebruik gemaakt van de door de rechtbank geboden gelegenheid om te reageren op het eerdere voorstel van Welvaarts BV om [K] te volgen wat betreft het eerste kritiekpunt en [K] wat betreft het tweede kritiekpunt, zodat zij dat voorstel kennelijk verwerpt. Desondanks blijkt het niet nodig inhoudelijk te beslissen over het nog resterende eerste kritiekpunt van [K]. Welvaarts BV heeft in haar akte van 20 juli 2011 immers verklaard dat zij thans bereid is aan te sluiten bij de laatste schadebegroting van [K] en in te stemmen met de vaststelling van de schade op het bedrag van (de eigen schade van Welvaarts BV van € 1.038.727,30 plus de schade van maatschap Welvaarts van € 462.300, is) € 1.501.027,50. Hiermee geeft Welvaarts BV feitelijk haar standpunt over het eerste kritiekpunt van [K] prijs en volgt zij de beide partijdeskundigen wat betreft het tweede kritiekpunt. Nu Welvaarts BV hiermee de schadeberekening erkent die is gemaakt door de eigen partijdeskundige van Porker Foods c.s., is het niet nodig om Porker Foods c.s. de gelegenheid te bieden te reageren op dit nieuwe standpunt van Welvaarts BV, maar kan de rechtbank de schade van Welvaarts BV inclusief de schade van maatschap Welvaarts direct begroten op het door [K] gehanteerde bedrag van € 1.501.027,50.
3.24. In 5.35 van het tussenvonnis heeft de rechtbank geoordeeld dat het feit, dat Welvaarts BV en de maatschap Welvaarts een vergoeding van het PVV hebben ontvangen, niet betekent dat hun schade met het bedrag van de vergoeding moet worden verminderd.
In 5.36 van het tussenvonnis heeft de rechtbank geoordeeld dat de stelling van Porker Foods c.s., dat Welvaarts BV haar schade tweemaal vergoed zou krijgen indien de door het PVV bij de rechtbank Haarlem tegen Wyeth en/of Cara ingestelde vordering wordt toegewezen, naar Nederlands recht moet worden verworpen. Omdat Wyeth en/of Cara Ierse vennootschappen zijn, heeft de rechtbank in 5.37 van het tussenvonnis partijen in de gelegenheid stellen zich uit te laten over het recht dat van toepassing is op de hoofdelijke aansprakelijkheid en de onderlinge bijdrageplicht van een Nederlandse vennootschap wegens in Nederland gepleegde wanprestatie en een Ierse vennootschap wegens in Ierland gepleegd onrechtmatig handelen jegens een Nederlandse vennootschap die in Nederland schade lijdt als gevolg van deze wanprestatie en onrechtmatige daad. Indien partijen menen dat Iers recht van toepassing is, dienden zij zich ook uit te laten over de inhoud van het Ierse recht over hoofdelijke aansprakelijkheid en de onderlinge bijdrageplicht van hoofdelijk aansprakelijke schuldenaren.
3.25. Porker Foods heeft geen gebruik gemaakt van de geboden gelegenheid om zich uit te laten over het toepasselijke recht. Welvaarts BV stelt zich op het standpunt dat op de vordering uit hoofde van onrechtmatig handelen door Wyeth en/of Cara ingevolge de nog toepasselijke Wet conflictenrecht onrechtmatige daad Nederlands recht van toepassing is, omdat sprake is van een daad die schadelijk heeft ingewerkt in Nederland. De rechtbank sluit zich daarbij aan. De schade van Welvaarts BV is ontstaan doordat de eventueel onrechtmatig in het verkeer gebrachte glucosesiroop in Nederland aan varkens is gevoerd.
3.26. In 5.38 van het tussenvonnis heeft de rechtbank Welvaarts BV in de gelegenheid gesteld te reageren op de stelling van Porker Foods c.s., dat het PVV inmiddels aan [gedaagde sub 5] bekend heeft gemaakt dat alle deelnemers aan de opkoopregelingen (en dus ook Welvaarts BV en de maatschap Welvaarts) niet meer hoeven te voldoen aan hun restitutieplicht bij verhaal op de vermoedelijke veroorzaker. Welvaarts BV reageert dat zij contact heeft opgenomen met de advocaat van het PVV, die deze stelling van Porker Foods c.s. betwist. Porker Foods merkt op dat het PVV aan haar geen informatie prijsgeeft over derden zoals Welvaarts BV. Zij meent daarom dat aan Welvaarts BV moet worden opgedragen om informatie over de relatie van het PVV te verstrekken, bijvoorbeeld in een getuigenverhoor.
3.27. De rechtbank constateert dat Porker Foods c.s. vóór het tussenvonnis bewijs had aangeboden over een bekendmaking door het PVV aan Porker Foods c.s. die voor alle deelnemers aan de opkoopregeling zou gelden, maar dat zij nu de bewijslast bij Welvaarts BV wil leggen. De rechtbank leidt hieruit af dat Porker Foods c.s. haar bewijsaanbod kennelijk niet langer handhaaft. Gelet op de gemotiveerde betwisting door Welvaarts BV en de omstandigheid dat de advocaat van Porker Foods c.s. bij de advocaat van het PVV had kunnen verifiëren of de volgens haar gedane mededeling van het PVV juist is, ziet de rechtbank evenmin reden om dat bewijs ambtshalve op te dragen. Daarom moet er vanuit worden gegaan dat het PVV niet heeft afgezien van de restitutieplicht van Welvaarts BV en de maatschap Welvaarts.
3.28. In 5.39 van het tussenvonnis heeft de rechtbank Welvaarts BV in overweging gegeven om zelf overleg te plegen met het PVV over uitstel van het verhaal door Welvaarts BV op Porker Foods. Welvaarts BV heeft met het PVV overlegd, maar het PVV bleek niet bereid voorlopig van de aanspraak op terugbetaling af te zien. Porker Foods heeft inmiddels aangegeven dat zij geen uitstel wenst.
3.29. Het voorgaande betekent dat de van het PVV ontvangen vergoedingen en de cessie aan het PVV geen beletsel zijn voor toewijzing van de volledige schadevordering van Welvaarts BV.
Het beroep op verrekening
3.30. In 5.43 van het tussenvonnis heeft de rechtbank al beslist dat de door Porker Foods te betalen schadevergoeding moet worden verminderd met de koopprijs van de leveringen van voormengsel in het eerste en tweede kwartaal van 2002 die zijn voorafgegaan aan de leveringen van 8 mei 2002 en 24 mei 2002 waarop de ontbinding van de tussen partijen gesloten overeenkomst betrekking had. De rechtbank berekent de koopprijs voor die eerdere leveringen aan de hand van de twee facturen (prod. 1 en 2 Porker Foods c.s.) op € 20.194,93, waarbij het op de factuur voor het tweede kwartaal van 2002 vermelde bedrag voor extra laad- en lostijd over alle op die factuur vermelde leveringen zijn omgeslagen. Bij de verrekening houdt de rechtbank geen rekening met de in reconventie gevorderde wettelijke handelsrente, omdat Welvaarts BV terecht een beroep op opschorting heeft gedaan.
3.31. Uit het voorgaande volgt dat Porker Foods zal worden veroordeeld tot betaling aan Welvaarts BV van een bedrag van (€ 1.501.027,50 min € 20.194,93 is) € 1.480.832,57.
De daarnaast gevorderde verklaring van recht zal bij gebrek aan belang worden afgewezen.
3.32. Porker Foods heeft verzocht het eindvonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. De rechtbank zal dat verzoek honoreren voor zover de schade van Welvaarts BV en maatschap Welvaarts door het PVV is vergoed, omdat Welvaarts BV voor dat deel van de schade zelf geen belang heeft bij een spoedige betaling door Porker Foods, zodat het belang van Porker Foods bij uitstel tot na een eventueel hoger beroep zwaarder moet wegen. Voor het niet vergoede deel van de schade moet echter het belang van Welvaarts BV bij spoedige betaling door Porker Foods zwaarder wegen, zodat de veroordeling tot betaling van dat deel van de schade wel uitvoerbaar bij voorraad zal worden verklaard.
Aan de overgelegde rapporten en brieven van de partijdeskundigen [K] en [K] ontleent de rechtbank dat Welvaarts BV van het PVV een vergoeding van € 486.689, heeft ontvangen in het kader van de ruiming van de varkens alsmede een vergoeding voor proefslachtingen van € 3.894, , derhalve totaal € 490.583, , en dat maatschap Welvaarts totaal € 251.159,04 vergoed heeft gekregen (inclusief het bedrag van € 163.183, dat door [K] aanvankelijk aan Welvaarts BV was toegerekend). Aan Welvaarts BV en maatschap Welvaarts is derhalve totaal € 741.742,04 vergoed. Van de door Porker Foods te betalen schadevergoeding van € 1.480.832,57 resteert na aftrek van die vergoeding een bedrag van € 739.090,53, waarvoor de veroordeling tot schadevergoeding uitvoerbaar bij voorraad zal worden verklaard.
3.33. Porker Foods zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten in de verhouding tussen Welvaarts BV en Porker Foods. De rechtbank begroot de proceskosten aan de zijde van Welvaarts BV op basis van het toegewezen bedrag op:
- dagvaarding € 70,40
- overige explootkosten 0,00
- griffierecht 4.535,00
- getuigenkosten 50,00
- deskundigen 0,00
- overige kosten 0,00
- salaris advocaat 25.688,00 (8,0 punten × tarief € 3.211,00)
Totaal € 30.343,40
3.34. In 5.18 van het tussenvonnis heeft de rechtbank al beslist dat de vorderingen tegen de overige gedaagden zullen worden afgewezen. Gelet op de omstandigheid dat alle gedaagden dezelfde advocaat hebben en het persoonlijke verweer van de overige gedaagden slechts een zeer gering deel uitmaakt van de processtukken, zal de rechtbank de proceskosten tussen Welvaarts BV en deze overige gedaagden compenseren.
in de hoofdzaak in reconventie
3.35. De vordering in reconventie zal worden afgewezen, wat betreft de leveringen van 8 mei 2002 en 24 mei 2002 omdat de koopprijs voor die leveringen vanwege de ontbinding van de overeenkomst niet verschuldigd is, en wat betreft de eerdere leveringen omdat de koopprijs is voldaan door verrekening met de in conventie ingestelde schadevordering van Welvaarts BV.
3.36. De rechtbank acht termen aanwezig om de proceskosten in reconventie tussen partijen te compenseren in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt.
in de vrijwaringszaak
3.37. De rechtbank heeft in 5.54 van het tussenvonnis al beslist dat de aansprakelijkheid van Porker Foods niet door Delta Lloyd is gedekt, zodat de vordering in de vrijwaringszaak niet toewijsbaar is. De rechtbank zal thans overgaan tot afwijzing van de vordering in het dictum.
3.38. Porker Foods c.s. zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Delta Lloyd worden begroot op:
- explootkosten € 0,00
- griffierecht 4.732,00
- getuigenkosten 0,00
- deskundigen 0,00
- overige kosten 0,00
- salaris advocaat 6.422,00 (2,0 punten × tarief € 3.211,00)
Totaal € 11.154,00
in de hoofdzaak in conventie
op de vorderingen tegen Porker Foods
4.1. veroordeelt Porker Foods tot betaling aan Welvaarts BV van een schadevergoeding van € 1.480.832,57 (één miljoen vierhonderdtachtig duizendachthonderdtweeëndertig euro en zevenenvijftig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag met ingang van 8 mei 2002 tot de dag van volledige betaling,
4.2. verklaart deze veroordeling zaak uitvoerbaar bij voorraad tot een bedrag van € 739.090,53 met de rente daarover,
4.3. veroordeelt Porker Foods in de kosten van de hoofdzaak en de incidenten voor zover betrekking hebbend op het geding tussen Welvaarts BV en Porker Foods, aan de zijde van Welvaarts BV tot op heden begroot op € 30.343,40,
4.4. wijst het meer of anders gevorderde af,
op de vorderingen tegen de overige gedaagden
4.5. wijst de vorderingen tegen Genuva, Genuva Holding, Genubo en [gedaagde sub 5] af,
4.6. compenseert de proceskosten tussen Welvaarts BV en deze gedaagden, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
in de hoofdzaak in reconventie
4.7. wijst de vorderingen af,
4.8. compenseert de proceskosten tussen partijen in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt,
in de zaak in vrijwaring
4.9. wijst de vorderingen af,
4.10. veroordeelt Porker Foods c.s. in de proceskosten, aan de zijde van Delta Lloyd tot op heden begroot op € 11.154,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de veertiende dag na dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
4.11. veroordeelt Porker Foods c.s. in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Porker Foods c.s. niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
4.12. verklaart dit vonnis in deze zaak wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Schoorlemmer en in het openbaar uitgesproken op 25 januari 2012.