Zoals uit het voorgaande blijkt verschillen partijen van mening over de vraag of aan [eiser] een ontslagvergoeding toekomt. Zoals [eiser] ook heeft aangegeven zondert de CAO niemand uit van de ontslagvergoeding. Dat betekent echter niet zonder meer dat aan [eiser] een ontslagvergoeding toekomt. De onderhavige bepalingen van de CAO dienen te worden uitgelegd. De kantonrechter volgt hierin grotendeels het betoog van Stichting Palet.
De Hoge Raad (HR) heeft in de loop der jaren criteria gegeven voor de uitleg van CAO bepalingen.
Bij de uitleg van CAO bepalingen is op basis van vaste jurisprudentie van de HR in beginsel de betekenis van de bewoordingen, mede in het licht van de gehele tekst doorslaggevend. De uitleg dient te geschieden aan de hand van objectieve maatstaven, waarbij aansluiting kan worden gezocht bij elders in de CAO gebruikte formuleringen. Dit criterium heeft de HR in het jaar 2002 nader uitgewerkt als volgt:
Indien de bedoeling van de partijen bij de cao naar objectieve maatstaven volgt uit de cao-bepalingen en de eventueel daarbij behorende schriftelijke toelichting en dus voor de individuele werknemers en werkgevers die niet bij de totstandkoming betrokken zijn geweest kenbaar is, kan ook daaraan bij de uitleg betekenis worden toegekend.
Tot slot heeft de HR met betrekking tot de uitleg van een CAO geoordeeld dat ook acht mag worden geslagen op de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen waartoe de verschillende, op zich zelf mogelijke tekstinterpretaties zouden leiden.
De betekenis van de bewoordingen van de CAO Welzijn is voldoende duidelijk. Allereerst vanwege het feit dat in de CAO het begrip
overgangsregelingwordt gehanteerd. Omdat er sprake is van een wijziging van een situatie als gevolg waarvan vooral oudere werknemers nadeel zouden ondervinden, hebben partijen bij de CAO afgesproken dat voor oudere werk- nemers een overgangsregeling moet gelden. De overgangsregeling houdt onder andere in dat er voor de oudste werknemers, de werknemers die op 1 januari 2009 de leeftijd van 55 jaar of ouder hadden bereikt, niets verandert, maar dat deze werknemers aanspraak blijven houden op de oude wachtgeldregeling.
Voor de werknemers die op 1 januari 2009 ouder dan 50 jaar, maar jonger dan 55 jaar waren, geldt dat de aanvulling op de WW niet beperkt is tot de WW- duur met een maximum van 38 maanden, maar dat deze aanvulling kan doorlopen tot maximaal 48 maanden. Voorts geldt voor alle werknemers dat, indien één van de acties als bedoeld in bijlagen 9.2
vóór 1 januari 2009heeft plaatsgevonden, de oude wachtgeldregeling van kracht blijft. Uit de bewoordingen van bijlage 9.2 lid 1 sub b van de CAO Welzijn kan worden afgeleid dat werknemers aanspraak maken op
ofwelde wachtgeldregeling
ofwelde financiële aanspraken als genoemd in artikel 11.6 van de CAO Welzijn. De tekst luidt:
“Voor de werknemer die op grond van de in artikel 3.2 van de CAO 2007-2008 (Uitvoeringsregeling L) genoemde redenen tot ontslag recht zou hebben op wachtgeld, die op 1 mei 2007 in dienst was en op 1 januari 2009 50 jaar en ouder maar jonger dan 55 jaar is, geldtin aanvulling op en in afwijking vanartikel 11.6 […].
Deze bepaling houdt dus in dat werknemers in de genoemde leeftijdscategorie, naast de aanspraken als bedoeld in artikel 11.6 van de CAO, een extra compensatie ontvangen. Deze extra compensatie bestaat eruit dat eventuele WW uitkering van de betreffende werknemer langer wordt aangevuld en dat de werknemer een extra ontslagvergoeding ontvangt ter hoogte van één maandsalaris. Uit deze tekst kan worden afgeleid dat de overgangsregeling waaronder [eiser] valt (het behoud van zijn aanspraak op de oude wachtgeldregeling) niet een
aanvullingis op artikel 11.6 van de CAO, maar daarvoor
in de plaatskomt. Immers als de partijen bij de CAO de formulering
“in aanvulling op en in afwijking van”in de overgangsregeling voor de ene groep werknemers opnemen en zich dus blijkbaar bewust waren van het onderscheid tussen de oude en de nieuwe regeling, dan ligt het voor de hand dat partijen dit, indien zij dit hadden gewild, ook in de overgangsregeling voor de andere groep werknemers zou hebben gedaan. Daarnaast geldt dat deze toevoeging, indien het standpunt van [eiser] zou moeten worden gevolgd dat beide regelingen naast elkaar zouden bestaan, overbodig en dus zinloos zou zijn geweest.
Volgens de Hoge Raad mag ook een eventuele schriftelijke toelichting bij de CAO, indien deze voor de individuele werkgevers en werknemers kenbaar is, een rol spelen bij de uitleg van een CAO.
Partijen bij de CAO hebben na de totstandkoming daarvan een brochure verspreid waarin zij toelichting geven op de belangrijkste wijzigingen in de nieuwe CAO. Het doel van deze brochure was om een bijdrage te leveren aan het correct en zorgvuldig toepassen van de vernieuwingen in de CAO. Eén van de vernieuwingen was de vervanging van de wachtgeldregeling per 1 januari 2009. De brochure geeft aan dat de oude wachtgeldregeling is
vervangen door een nieuwe regeling.Dit is ook een aanwijzing dat beide regelingen niet naast elkaar staan, maar dat slechts één van beide van toepassing is.
In de brochure is verder een aantal voorbeelden uitgewerkt van verschillende situaties waarin werknemers komen te verkeren als gevolg van de beëindiging van het dienstverband. In het stroomdiagram wordt een en ander schematisch weergegeven. Als dit schema wordt toegepast op [eiser] dan volgt daaruit:
55 jaar en ouder → recht op wachtgeld en in dienst op 1 mei 2007 →ja → zie Uitvoeringsregeling L (CAO WMD 2007-2008) voor de voorwaarden.
Ook blijkt uit het schema van [eiser], indien hij geen recht op wachtgeld zou hebben gehad en/of niet in dienst was geweest op 1 mei 2007, recht zou hebben gehad op de financiële aanspraken als bedoeld in artikel 11.6 van de CAO. In dat geval zou immers de overgangsregeling niet op [eiser] van toepassing zijn geweest.
Over de inhoud van de brochure is uitgebreid gecommuniceerd binnen de organisatie van Stichting Palet. Deze heeft, naar zij onvoldoende weersproken heeft aangevoerd, bij Stichting Palet op het prikbord gehangen en tevens is de brochure toegelicht bij de gesprekken die Stichting Palet heeft gevoerd met de verschillende werknemers in het kader van de beëindiging van de activiteiten van Stichting Palet.
Daarnaast geldt dat [eiser] lid was van de ondernemingsraad (OR) van Stichting Palet.
Verder heeft de werkgeversorganisatie (partij bij de CAO) desgevraagd de volgende toelichting gegeven
In artikel 9.2 lid 1 onder c is vermeld dat op deze werknemers de wachtgeldregeling van toepassing blijft (dus: Uitvoeringsregeling L) indien aan de vermelde voorwaarden is voldaan. Deze werknemers hebben recht op wachtgeld enkrijgen daarnaast geen aparte ontslagvergoeding.( pagina 22 producties [eiser]).
Ook de heer Wagenaar, bestuurder van ABVKABO FNV (de andere bij de CAO betrokken partij) was duidelijk over de wijze van toepassing van de regeling:
“De teksten van artikel 11.6 en bijlage 9.2 zijn m.i. helder, maar de afspraken over de ontslagvergoeding en aanvulling op de WW dan wel wachtgeld zijn ook nog eens schematisch weergegeven in de (door werkgevers en werknemers gezamenlijk opgestelde) brochure over de veranderingen in de cao Welzijn. Het schema staat op pagina 14 en geeft in een stroomdiagram precies de rechten van allerlei groepen werknemers weer: In ieder geval kun je in de laatste kolom zien dat ergeen samenloop is van wachtgeld en ontslagvergoeding/aanvulling WWvoor de medewerkers die recht kunnen doen gelden op de oude wachtgeldregeling . Indien dit niet het geval is, dan ontvangen ook zij volgens de nieuwe regeling een ontslaguitkering en aanvulling op de WW”.
[eiser] heeft de juistheid van het stroomdiagram/schema weliswaar betwist, maar de kantonrechter kent doorslaggevende betekenis toe aan het standpunt van de bij de CAO betrokken partijen.
Er is nog een argument voor het standpunt van Stichting Palet. De uitleg van [eiser] zorgt voor onaannemelijke rechtsgevolgen, het volgende criterium van de Hoge Raad.
Het is immers onaannemelijk indien [eiser], naast de inkomensgarantie tot aan zijn
pensioenleeftijd en de mogelijkheid om zijn deelneming in de pensioenregeling met een forse financiële bijdrage van Stichting Palet voort te zetten (zie artikel 16 lid 3 van het Sociaal Plan, waardoor het pensioenverlies als gevolg van de beëindiging van het dienstverband bijna volledig door Stichting Palet wordt gecompenseerd) ook nog een ontslagvergoeding zou ontvangen. Dit is alleen al onaannemelijk omdat het onderscheid tussen werknemers die onder de oude wachtgeldregeling vallen en de werknemers die onder de nieuwe regeling vallen daarmee erg groot wordt. Dat de bedoeling van partijen bij de CAO was om de oudste werknemers te ontzien, zoals door [eiser] gesteld, moge zo zijn, maar het verschil met de werknemers van de leeftijdscategorie tussen 50 en 55 jaar is onevenredig groot.
Het is verder onaannemelijk dat een beëindigingsregeling in de huidige tijd zo ver zou gaan dat een werknemer als [eiser] tot aan zijn pensioenleeftijd vrijwel volledig in zijn inkomen zou worden gecompenseerd. De financiële consequenties voor de werkgever daarvan zijn niet redelijk te noemen.
Voorts het volgende. Op de beëindiging van het dienstverband van is, zoals eerder gemeld, een Sociaal Plan van toepassing. Ook de uitleg van een Sociaal Plan, ook al is deze niet als CAO aangemeld, dient te geschieden aan de hand van de door de HR geformuleerde criteria. Aangezien het Sociaal Plan voor wat betreft de financiële aanspraken aansluit bij de voorzieningen die zijn opgenomen in de CAO Welzijn, dient het Sociaal Plan op dat punt hetzelfde te worden uitgelegd als de CAO. In het Sociaal Plan zijn voorts nog meer aanwijzingen opgenomen op basis waarvan kan worden geconcludeerd dat [eiser] geen recht heeft op een ontslagvergoeding. De door Stichting Palet voorgestane uitleg wordt bevestigd door de artikelen 14 en 15 van het Sociaal Plan.
In artikel 14 van het Sociaal Plan, waarin een premie bij vroegtijdig vertrek is opgenomen wordt duidelijk onderscheid gemaakt tussen de werknemers die vallen onder artikel 11.6 van de CAO Welzijn en de werknemers die vallen onder de oude wachtgeldregeling. Voor alle werknemers geldt dat zij, indien zij zelf ontslag nemen voor 1 januari 2012, aanspraak maken op een ontslagvergoeding. Het onderscheid wordt duidelijk als wordt gekeken naar de gevolgen voor een werknemer van een vroegtijdig vertrek. Voor de werknemers die normaliter aanspraak zouden maken op de ontslagvergoeding van artikel 11.6 van de CAO geldt namelijk dat in beginsel het recht op vergoeding vervalt. Echter voor de werknemers die onder de oude wachtgeldregeling vallen (en dus geen aanspraak maken op de ontslagvergoeding) geldt dat de premie voor vroegtijdig vertrekt wordt gemaximeerd op 3 maandsalarissen. Op dit punt wordt dus wel onderscheid gemaakt tussen de verschillende groepen werknemers.
Ook uit artikel 15 volgt dat er een onderscheid wordt gemaakt tussen de werknemers die wel en geen recht hebben op een ontslagvergoeding. In lid 1 van dit artikel wordt immers bepaald dat iedere werknemer recht heeft op een
financiële tegemoetkomingen dat is iets anders dan
een ontslagvergoeding.
In lid 2 wordt vervolgens bepaald dat
De werknemer die recht heeft op een ontslagvergoeding ….de vergoeding binnen één maand na uitdiensttreding ontvangt. Deze formulering impliceert dat er ook werknemers zijn die geen recht hebben op een ontslagvergoeding maar op een andere wijze een financiële tegemoetkoming ontvangen.