3.2. Tussen partijen staat het volgende vast.
[eiseres] is op 21 september 1998 bij (de rechtsvoorganger van) Em-Té in dienst getreden in de functie van caissière. Haar salaris bedroeg laatstelijk € 782,04 bruto per maand bij een dienstverband van 16 uur per week. Zij werkte (laatstelijk) in het filiaal van Em-Té te [plaats].
Op 8 juli 2008 is zij uitgevallen in verband met enkelproblemen. Na een operatie en revalidatie is zij volledig hersteld, echter met een blijvende beperking met lopen. Zij is niet meer in staat om trappen te lopen.
[eiseres] is volledig geschikt voor het verrichten van haar werk als caissière. Zij was echter in het filiaal van Em-Té te [plaats] niet in staat om het toilet en de kantine te bereiken, die beide op de eerste verdieping zijn gelegen. Deze verdieping is alleen bereikbaar middels een trap. Deze belemmering zou op te heffen zijn geweest door het plaatsen van een traplift. Dat is echter niet gebeurd.
In haar rapport van 22 februari 2010 heeft de arbeidsdeskundige mevrouw Th. Hulleman, verbonden aan Achmea Vitale, geadviseerd de re-integratie vorm te geven door plaatsing van [eiseres] te bevorderen in het eigen werk bij een andere werkgever. In het rapport geeft zij als visie van de werknemer weer: "Werknemer heeft werkgever verzocht om een traplift voor haar te plaatsen, zodat zij weer volledig kan functioneren." Als visie van de werkgever is daarin vermeld: "Werkgever ziet geen mogelijkheden, financieel gezien, om tegemoet te komen aan de wens van werknemer om een traplift te plaatsen." Als 'visie arbeidsdeskundige' is onder andere vermeld: "De oplossingsrichtingen zijn doorgenomen en werkgever en werknemer kiezen voor een traject gericht op het vinden van ander passend werk bij een andere werkgever."
In zijn rapport van 21 april 2010 naar aanleiding van het door [eiseres] en Em-Té aangevraagde deskundigenoordeel inzake de re-integratie-activiteiten, heeft de arbeidsdeskundige van het UWV, de heer R. Molders, geconcludeerd dat de re-integratie-inspanningen van de werkgever als voldoende zijn aan te merken. Als weergave van een gesprek met [eiseres] is onder andere vermeld: "Werknemer heeft verzocht om een aanpassing in de vorm van een traplift maar dit wordt door de werkgever tegengehouden (te duur, probleem met Gemeente i.v.m. vergunning)." Als weergave van een gesprek met Em-Té is onder andere vermeld: "Het is de werkgever bekend dat werknemer graag zou willen zien dat door werkgever een traplift wordt aangebracht in het winkelpand te [plaats] zodat werknemer op de eerste verdieping het toilet (plus garderobe en kantine) kan bereiken. De werkgever vindt dit te ver gaan en vraagt zich af of dit van een ondernemer verwacht mag worden. Dit staat los van het aantal te werken uren per week. Uit intern onderzoek is verder gebleken dat het aanbrengen van een traplift technisch niet mogelijk zou zijn. De ruimte zou ook te beperkt zijn."
De arbeidsdeskundige vermeldt in zijn beschouwing: "over deze kwestie is door ondergetekende intern uitvoerig overleg geweest. De konklusie is dat een dergelijke inspanning in het kader van de reintegratie niet van een werkgever verlangd mag worden." De deskundige concludeert dat de re-integratie-inspanningen van Em-Té als voldoende zijn aan te merken.
In zijn rapport van 28 april 2010, in verband met de beoordeling van het re-integratieverslag, heeft de heer Molders inhoudelijk dezelfde standpunten vermeld, zowel van [eiseres] als van Em-Té als van hemzelf, en heeft hij dezelfde conclusie verwoord.
Em-Té heeft op 13 september 2010 een ontslagvergunning voor [eiseres] gevraagd aan het UWV-Werkbedrijf. Namens [eiseres] is daartegen verweer gevoerd, waarin onder meer bezwaar is gemaakt tegen de beslissing van het UWV dat de re-integratie-inspanningen van Em-Té voldoende zijn geweest, nu zij het plaatsen van een traplift heeft afgewezen. Bij beslissing van 15 oktober 2010 heeft het UWV-Werkbedrijf de toestemming voor het ontslag verleend. Bij brief van 21 oktober 2010 heeft Em-Té de arbeidsovereenkomst met [eiseres] opgezegd per 13 januari 2011.
[eiseres] heeft bezwaar gemaakt tegen de beslissing van het UWV om haar geen WIA-uitkering toe te kennen. Bij beslissing van 14 oktober 2010 heeft het UWV de beslissing gehandhaafd, doch aangegeven dat, gelet op het rapport van de bezwaararbeidsdeskundige, een loondoorbetalingsverplichting aan Em-Té had moeten worden opgelegd, omdat de re-integratiemogelijkheden in het eerste spoor nog niet volledig waren benut. De betreffende arbeidsdeskundige, B. Altena, heeft in zijn rapport van 28 september 2010 geoordeeld dat de mogelijkheden in het eerste spoor nog niet volledig zijn benut, en dat daarvan pas sprake is als een traplift is geplaatst dan wel onomstotelijk is komen vast te staan dat dat niet mogelijk is. De arbeidsdeskundige is van oordeel dat het plaatsen van een traplift niet te ver voert en geen onevenredige belasting is voor de werkgever.