ECLI:NL:RBSHE:2011:BV0419

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
23 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
225860 / FA RK 11-648
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van verzoek tot vaststelling van kinderalimentatie en proceskostenveroordeling

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 23 december 2011 uitspraak gedaan in een procedure waarin de vrouw een verzoek tot vaststelling van kinderalimentatie had ingediend. Het verzoek werd echter ingetrokken door de vrouw, wat leidde tot de niet-ontvankelijkheid van haar verzoek. De rechtbank oordeelde dat het enkele gevolg van de intrekking van het verzoek is dat dit verzoek niet meer kan worden onderzocht, en dat er een beschikking dient te volgen. De rechtbank kwam hierdoor niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van het verzoek en het daarop gevoerde verweer. De man had verzocht om een proceskostenveroordeling, maar dit verzoek werd afgewezen. De rechtbank overwoog dat in zaken tussen ex-partners doorgaans wordt besloten tot compensatie van kosten, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt. Dit is in lijn met de redelijkheid en billijkheid, vooral in familierechtelijke zaken waar emotionele en interpersoonlijke moeilijkheden een rol spelen. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was om af te wijken van de gebruikelijke proceskostenverdeling en dat de proceskosten tussen partijen gecompenseerd zouden worden, zodat elk van hen de eigen kosten draagt. De beslissing werd genomen door rechter mr. E. Boersma en in het openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK 's-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
Zaaknummer : 225860 / FA RK 11-648
Uitspraak : 23 december 2011
Beschikking in de zaak van
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
advocaat mr. H.H.C. van de Kerkhof,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
advocaat mr. J.J.J.M.D. Maas,
partijen, ook wel aan te duiden als respectievelijk de vrouw en de man.
De procedure
De rechtbank heeft kennisgenomen van:
- het verzoekschrift van de vrouw, ontvangen ter griffie op 02 februari 2011;
- het verweerschrift van de man;
- de brief (met producties) van mr. Maas van 9 augustus 2011;
- het F9 formulier (met producties) van mr. Van de Kerkhof van 17 augustus 2011 (zonder begeleidend schrijven);
- de brief van mr. Van de Kerkhof van 25 augustus 2011;
- de brief (met bijlagen) van mr. Maas van 29 augustus 2011;
- de brief van mr. Maas van 28 september 2011;
- de brief van mr. Van de Kerkhof van 14 december 2011.
De mondelinge behandeling van de zaak was bepaald op 31 augustus 2011.
De mondelinge behandeling heeft niet plaatsgevonden omdat de vrouw haar verzoek tot vaststelling van kinderalimentatie bij voornoemde brief van 25 augustus 2011 heeft ingetrokken.
In reactie op het verzoek van de man (gedaan bij voornoemde brief van 29 augustus 2011) om de vrouw in de proceskosten te veroordelen heeft de rechtbank partijen bij brief van 26 september 2011 bericht geen beschikking te zullen wijzen nu het verzoek door de vrouw was ingetrokken.
De advocaat van de man heeft hierop gereageerd in zijn brief van 28 september 2011. Hij stelt zich op het standpunt dat intrekking van het verzoek door de vrouw geen einde maakt aan de aanhangigheid van de zaak. Hij handhaaft het verzoek van de man de vrouw te veroordelen in de proceskosten.
De advocaat van de vrouw heeft hierop gereageerd bij voornoemde brief van 14 december 2011. Hij stelt dat de kwestie door het intrekken van het verzoek rechtens geëindigd is.
De beoordeling
De rechtbank is (in tegenstelling tot hetgeen verwoord in haar brief van 26 september 2011) van oordeel dat het enkele gevolg van de intrekking van het verzoek van de vrouw is dat dit verzoek niet meer kan worden onderzocht. Dat betekent dat na intrekking van een verzoek een beschikking dient te volgen.
Oorspronkelijk verzoek
Omdat de vrouw haar verzoek heeft ingetrokken zal de rechtbank de inhoud van haar verzoek niet weergeven.
Dit geldt evenzeer voor het door de man gevoerde verweer.
De rechtbank zal de vrouw vanwege de intrekking van haar verzoek niet-ontvankelijk verklaren.
Proceskosten
Nu partijen echter met betrekking tot de proceskosten van inzicht verschillen zal de rechtbank hun standpunten met betrekking tot dit deel van het geschil weergeven.
De man stelt zich op het standpunt dat de vrouw geen enkele goede grond had voor het indienen van haar verzoek. Hij stelt dat de vrouw vanwege het feit dat hij heeft aangetoond dat zij samenwoont eieren voor haar geld wil kiezen en daarom haar verzoek intrekt. Volgens de man dient de vrouw zich te realiseren dat hij geen rechtsbijstand geniet op basis van een toevoeging en dat hij de kosten van deze procedure zelf moet betalen. Hierdoor worden de schulden (naast de huwelijkse schulden) van de man alleen maar hoger. Volgens de man zou het in strijd met de redelijkheid en billijkheid zijn als de proceskosten in een situatie als deze zouden worden gecompenseerd. Hij hoopt dat een proceskostenveroordeling van de vrouw haar er in de toekomst van zal weerhouden om nog eens dergelijke lichtvaardige en ongemotiveerde verzoeken te doen. Volgens de man kan het niet zo zijn dat zonder enige goede grond een verzoek wordt ingediend, dat verzoeker vervolgens kijkt of en welk verweer zal worden gevoerd en dat daarna het verzoek bij gebleken kansloosheid straffeloos wordt ingetrokken.
De vrouw geeft aan dat de man uit het oog verliest dat de man niet heeft gereageerd op verzoeken van de vrouw om inzage te bieden in zijn financiële positie aan de hand van stukken. In een dergelijk geval is het indienen van een verzoekschrift een logisch gevolg, dit kan niet op de vrouw worden afgewenteld. De man heeft pas enkele dagen voorafgaande aan de mondelinge behandeling financiële stukken overgelegd. Zelfs ten tijde van de indiening van het verweerschrift waren deze stukken nog niet beschikbaar voor de vrouw. Pas toen de vrouw beschikking kreeg over de financiële stukken voor de man werd haar duidelijk dat er geen ruimte was voor betaling van kinderalimentatie, waardoor zij besloot tot intrekking.
Ten aanzien van de verzochte proceskostenveroordeling overweegt de rechtbank als volgt.
Zoals bekend wordt in zaken tussen ex-partners in het algemeen besloten tot compensatie van kosten. Dit betekent dat iedere partij de eigen kosten dient te dragen. De gedachte daarachter is dat de afwikkeling van een scheiding tussen de partners dikwijls met vele persoonlijke en inter-relationele moeilijkheden gepaard gaat. De redelijkheid en billijkheid brengen mee dat niet te snel tot een kostenveroordeling ten laste van een der partijen wordt overgegaan. Een zakelijk "gelijk" van de een op een of meer onderdelen van de rechtsstrijd tussen partijen betekent immers niet zonder meer dat de ander, de aard van de geschilpunten in aanmerking genomen, de zaak zonder behoorlijke gronden aanhangig heeft gemaakt of verweer heeft gevoerd tegen de verzoeken van de ander. Die gronden kunnen deels gelegen zijn in de emotionele geladenheid van de problematiek. De rechter in familierechtelijke aangelegenheden zou zijn taak miskennen, indien hij uitsluitend toegankelijk zou zijn voor een zakelijke en juridische argumentatie. Om die reden behoren geen te hoge drempels te worden opgeworpen voor de toegang tot de rechter. Dit brengt onder meer mee dat bij de beslissing omtrent de kosten in het algemeen niet kan worden volstaan met de vaststelling dat het zakelijke gelijk geheel of in overwegende mate bij een van de partijen ligt. De noodzakelijke terughoudendheid van de rechter wordt ook ingegeven door de overweging dat partijen in vele gevallen nog met elkaar verder moeten, al was het maar omdat zij gezamenlijke kinderen hebben. Een kostenveroordeling ten laste van de een ten gunste van de ander kan de verdere relatie belasten, omdat deze veroordeling als prestigewinst kan worden opgevat.
Ook in familierechtelijke zaken kunnen zich echter gevallen voordoen waarbij het juist in strijd met de redelijkheid en billijkheid zou zijn de kosten te compenseren.
Wil sprake zijn van een dergelijke situatie, dan dient zeer evident sprake te zijn van (bijvoorbeeld) het nodeloos in rechte betrekken van de wederpartij. Vanwege het feit dat het verzoek in deze procedure is ingetrokken komt de rechtbank niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van het verzoek en het daarop gevoerde verweer. Dit betekent dat de rechtbank inhoudelijk niet kan beoordelen of het verzoek al dan niet terecht is ingediend. Overigens merkt de rechtbank op dat de door de man geschetste gang van zaken (dat zonder enige goede grond een verzoek wordt ingediend, dat verzoeker vervolgens kijkt of en welk verweer zal worden gevoerd en dat daarna het verzoek bij gebleken kansloosheid straffeloos wordt ingetrokken) geenszins zonder meer strijd met de redelijkheid en billijkheid oplevert. De overige door de man aangevoerde argumenten (geen rechtsbijstand en hoge (huwelijkse) schulden) leiden evenmin tot het oordeel dat sprake is van strijd met de redelijkheid en billijkheid.
Gelet op het bovenstaande ziet de rechtbank geen aanleiding om af te wijken van de gebruikelijke proceskostenverdeling in familiezaken.
De proceskosten zullen worden gecompenseerd als na te melden.
De beslissing
De rechtbank:
verklaart de vrouw niet ontvankelijk in haar verzoek;
compenseert de proceskosten tussen partijen in die zin dat elk van hen de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. E. Boersma, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 23 december 2011 in aanwezigheid van de griffier.
Conc: ivo
Tegen deze beschikking kan -uitsluitend door tussenkomst van een advocaat- hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch:
a) door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
b) door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.