vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Parketnummer: 01/845276-11
Datum uitspraak: 28 december 2011
Vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] [[geboorteland]] op [geboortedatum] 1952,
wonende te [adres,woonplaats]
thans gedetineerd in p.i. Vught, locatie PPC, te Vught.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 4 november 2011 en van 14 december 2011.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 6 oktober 2011. Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1. hij op of omstreeks 25 juli 2011 te Boxmeer en/of Rotterdam door tussenkomst van de nieuwsdienst van het Algemeen Dagblad te Rotterdam deelnemers en/of organisatoren en/of bezoekers van de wielerronde van Boxmeer en/of de burgemeester en/of inwoners van Boxmeer (schriftelijk) met een terroristisch misdrijf heeft bedreigd, althans met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk een e-mail gestuurd aan de nieuwsdienst van het Algemeen Dagblad met de tekst: "hier is vanavond de wielerronde van Boxmeer, er zullen veel doden vallen in Boxmeer. dat hebben ze hier nodig die beerput hier moet open", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
(artikel 285 lid 1/285 lid 3 Wetboek van Strafrecht)
2. hij in of omstreeks de periode van 19 mei 2011 tot en met 21 juli 2011 te Boxmeer [slachtoffer 1], burgemeester van Boxmeer en/of de inwoners van Boxmeer één of meermalen schriftelijk heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling en/of met brandstichting, immers heeft verdachte telkens opzettelijk aan een medewerker van de gemeente Boxmeer één of meer brieven gestuurd met daarin (onder andere) de woorden: "eigenlijk, moest met de burgemeester van soest op een stoel binden, met een gasbrander behandelen" en/of "[slachtoffer 1] die Bandiet zal in de toekomst uit moeten kijken waar hij gaat en staat, vermoord word hij niet, alleen wel zijn ruggewervel kapot gestoken, zodat hij in de rolstoel komt, en hopelijk nog 100 jaren leefdt" en/of "ik stook heel boxmeer aan" en/of "ik verneil heeeel boxmeer als het meot, heb zo vuur gelegd, heb ook nog ergen 2 ton kalkkamon, met wat waterstof
peroxside en wat diesel en suiker kan er er wart moois van maken, en dat gaat gebeuren", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, welke brief en/of woorden in bovengenoemde periode ter kennis van voornoemde [slachtoffer 1] zijn gebracht;
(artikel 285 Wetboek van Strafrecht)
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit
Aan verdachte is onder meer ten laste gelegd dat hij de inwoners van Boxmeer zou hebben bedreigd door in een brief van 10 juli 2011, gericht aan een medewerker van de gemeente Boxmeer, te vermelden "ik stook heel boxmeer aan" en "ik verneil heeeel boxmeer als het meot, heb zo vuur gelegd, heb ook nog ergens 2 ton kalkkamon, met waterstof peroxside en wat diesel en suiker kan er er wart moois van maken, en dat gaat gebeuren".
De rechtbank is niet gebleken van feiten of omstandigheden waaruit volgt dat deze bedreiging ter kennis van de inwoners van Boxmeer is gekomen. Daarom zal de rechtbank verdachte van dit onderdeel van het ten laste gelegde vrijspreken.
De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan.
De door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen maken deel uit van een dossier van de politieregio Brabant Noord, district Maas en Leijgraaf, D3 - districtelijke opsporing, met registratienummer PL21ZO 2011 077916, afgesloten op 17 augustus 2011, aantal doorgenummerde bladzijden 84, [hierna te noemen: dossier]. Voorts heeft de rechtbank de verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 14 december 2011, als bewijsmiddel gebruikt.
ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit
Inleiding
Op 25 juli 2011 is bij de nieuwsdienst van het dagblad AD te Rotterdam een e-mail ontvangen, afkomstig van het e-mailadres [e- mail adres]. In het e-mailbericht stond de naam en het adres van verdachte als afzender vermeld. Daarnaast stond in dit bericht - onder meer - de tekst "hier is vanavond de wielerronde van Boxmeer, er zullen veel doden vallen in Boxmeer, dat hebben ze hier nodig die beerput moet hier open".1 Het AD heeft dit e-mail-bericht doorgezonden aan het gemeenschappelijk meldcentrum van de politie te 's-Hertogen-bosch, waarna de politie contact heeft gezocht met de burgemeester van Boxmeer. In overleg met de officier van justitie is besloten verdachte aan te houden.2 Verdachte heeft erkend dat hij dit e-mailbericht op zijn computer in zijn woning in Boxmeer heeft opgesteld en dat hij dit bericht met die computer heeft verzonden naar de nieuwsdienst van het AD.3
Het standpunt van de officier van justitie.
De inhoud van het e-mailbericht van verdachte aan de nieuwsdienst van het AD is door de gezagsdragers in Boxmeer serieus genomen. Om te voorkomen dat verdachte zijn dreigement zou uitvoeren is hij aangehouden.
Gelet op de opmerking in het e-mailbericht dat er op 25 juli 2011 tijdens de wielerronde in Boxmeer, waar duizenden mensen werden verwacht, veel doden zouden vallen, concludeert de officier van justitie dat verdachte de aanwezigen bij die wielerronde heeft bedreigd met een terroristisch misdrijf.
Het standpunt van de verdediging.
Door en namens verdachte is erkend dat verdachte het hiervoor genoemde e-mailbericht van 25 juli 2011 aan de nieuwsdienst van het AD heeft verzonden.
Het oordeel van de rechtbank.
De feiten
Op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen die hiervoor onder het kopje "Inleiding" staan vermeld, acht de rechtbank bewezen dat verdachte op 25 juli 2011 via de computer in zijn woning in Boxmeer een e-mail aan de nieuwsdienst van dagblad het AD in Rotterdam heeft gezonden, waarin hij - kort en zakelijk weergegeven - heeft vermeld dat er die avond tijdens de wielerronde in Boxmeer veel doden zouden vallen. Deze vermelding kwalificeert de rechtbank als een bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Hierna zal de rechtbank ingaan op de vraag of verdachte deze bedreiging met een terroristisch oogmerk heeft geuit.
Wettelijk kader bedreiging met een terroristisch misdrijf.
In artikel 285 derde lid van het Wetboek van Strafrecht is de bedreiging met een terroristisch misdrijf strafbaar gesteld. Een bedreiging met een terroristisch oogmerk levert, op grond van het bepaalde in artikel 83 van het Wetboek van Strafrecht, een terroristisch misdrijf op. Het Wetboek van Strafrecht geeft geen nadere definitie van het begrip terroristisch misdrijf. In artikel 1 van het Kaderbesluit inzake terrorismebestrijding [hierna: Kaderbesluit] wordt wel een nadere uitleg aan het begrip terroristisch misdrijf gegeven.
Artikel 1 van het Kaderbesluit luidt:
Iedere lidstaat neemt de maatregelen die noodzakelijk zijn om ervoor te zorgen dat de onder a) tot en met i) bedoelde opzettelijke gedragingen, die door hun aard of context een land of een internationale organisatie ernstig kunnen schaden en die overeenkomstig het nationale recht als strafbare feiten zijn gekwalificeerd, worden aangemerkt als terroristische misdrijven, indien de dader deze feiten pleegt met het oogmerk om:
- een bevolking ernstige vrees aan te jagen, of
(...)
- de politieke, constitutionele, economische of sociale basisstructuren van een land of een internationale organisatie ernstig te ontwrichten of te vernietigen:
a) aanslag op het leven van een persoon, die de dood ten gevolge kan hebben;
b) ernstige schending van de lichamelijke integriteit van een persoon;
(...)
i) het bedreigen met een van de onder a) tot en met h) bedoelde gedragingen.
Aan het eerste vereiste, genoemd in artikel 1 van het Kaderbesluit, is voldaan. De bedreiging met een terroristisch misdrijf is immers in artikel 285, derde lid van het Wetboek van Strafrecht, strafbaar gesteld. Verder is vereist dat verdachte het feit moet hebben gepleegd met een terroristisch oogmerk. Hiervan is onder meer sprake als verdachte het oogmerk had een bevolking ernstige vrees aan te jagen. Uit de Memorie van Toelichting (MvT 2001/2002, 28 463, nr. 3) blijkt dat niet is vereist dat het aanjagen van vrees tot het daadwerkelijk geïntimideerd zijn van de bevolking moet hebben geleid.
In een e-mail van 25 juli 2011 aan de nieuwsdienst van een landelijk ochtendblad heeft verdachte aangekondigd dat er diezelfde avond tijdens de wielerronde in Boxmeer veel doden zouden gaan vallen. Ter terechtzitting van 14 december 2011 heeft verdachte verklaard dat de aanslag in Oslo, een terroristische aanslag die enkele dagen daarvoor op 22 juli 2011 had plaatsgevonden, voor hem de directe aanleiding was het e-mailbericht aan het AD te versturen, om zo aandacht voor zichzelf te genereren. Met het versturen van dit e-mailbericht heeft verdachte het oogmerk gehad de bevolking vrees aan te jagen. Daarbij is verdachte zich niet alleen van de [mogelijke] impact van het door hem verzonden e-mailbericht volledig bewust geweest, maar heeft hij dit effect ook beoogd. Hieruit volgt dat de in het e-mailbericht geuite bedreiging met een terroristisch oogmerk is gedaan.
Gelet op wat hiervoor is overwogen acht de rechtbank bewezen dat verdachte heeft gedreigd met het plegen van een terroristisch misdrijf.
ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit
Op grond van de door verdachte ondertekende brieven van 19 mei 2011 en 10 juli 2011, beide gericht aan de heer (naam medewerker), medewerker van de gemeente Boxmeer, die deze ter kennis van de burgemeester heeft gebracht6 en de erkennende verklaring die verdachte ter terechtzitting van 14 december 20117 heeft afgelegd, acht de rechtbank hetgeen hierna onder "de bewezenverklaring" als feit 2 nader is verwoord wettig en overtuigend bewezen.
Gelet op het bepaalde in artikel 359 derde lid van het Wetboek van Strafvordering zijn de hiervoor genoemde bewijsmiddelen niet uitgewerkt.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1. op 25 juli 2011 te Boxmeer door tussenkomst van de nieuwsdienst van het Algemeen Dagblad te Rotterdam deelnemers en/of organisatoren en/of bezoekers van de wielerronde van Boxmeer en/of inwoners van Boxmeer schriftelijk met een terroristisch misdrijf heeft bedreigd, immers heeft verdachte opzettelijk een e-mail gestuurd aan de nieuwsdienst van het Algemeen Dagblad met de tekst: "hier is vanavond de wielerronde van Boxmeer, er zullen veel doden vallen in Boxmeer. dat hebben ze hier nodig die beerput hier moet open".
2. in de periode van 19 mei 2011 tot en met 21 juli 2011 te Boxmeer [slachtoffer 1], burgemeester van Boxmeer schriftelijk heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte telkens opzettelijk aan een medewerker van de gemeente Boxmeer brieven gestuurd met daarin onder andere de woorden: "eigenlijk, moest met de burgemeester van soest op een stoel binden, met een gasbrander behandelen" en "[slachtoffer 1] die Bandiet zal in de toekomst uit moeten kijken waar hij gaat en staat, vermoord word hij niet, alleen wel zijn ruggewervel kapot gestoken, zodat hij in de rolstoel komt, en hopelijk nog 100 jaren leefdt", welke brief en woorden in bovengenoemde
periode ter kennis van voornoemde [slachtoffer 1] zijn gebracht.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzon-der betrekking hebben. Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten. Feit 1 is voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 285 derde lid van het Wetboek van Strafrecht. Feit 2 is voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 285 eerste lid van het Wetboek van Strafrecht.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
* een gevangenisstraf van twaalf maanden met aftrek van voorarrest, waarvan zeven maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar onder de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen van de reclassering, ook indien dit zou inhouden dat verdachte zich poliklinisch zal laten behandelen en dat hij een cognitieve vaardigheidstraining zal volgen. Verdachte dient zich na de uitspraak van het vonnis bij de Reclassering Nederland te melden.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de eis van de officier van justitie redelijk is. Daarbij heeft de verdediging de rechtbank verzocht rekening te houden met de door de deskundigen geconstateerde sterk verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte. Hij heeft de impact van de door hem verzonden berichten zwaar overschat.
Het oordeel van de rechtbank.
algemeen
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
strafverhogend
Verdachte heeft, via een e-mail aan de nieuwsdienst van een landelijk ochtendblad, aangekondigd dat er diezelfde avond, tijdens de wielerronde in Boxmeer, veel doden zouden gaan vallen. Bij dit evenement werden duizenden mensen verwacht. Verdachte was daarvan op de hoogte. Weliswaar heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij nooit de bedoeling heeft gehad zijn bedreiging uit te voeren - verdachte wilde de aandacht vestigen op zijn langdurig geschil met de gemeente Boxmeer - maar dat was anderen die de door verdachte verzonden e-mail onder ogen kregen, niet kenbaar. Bij hen was door die e-mail de gegronde vrees ontstaan dat tijdens de wielerronde van Boxmeer een aanslag zou plaatsvinden. In de huidige tijd leven de gevoelens van onveiligheid toch al sterker dan in het verleden het geval was. Dit is gekomen door onder meer de aanslagen in New York, Madrid, Londen en Oslo, maar ook door de dreigingen met terroristische aanslagen. Verdachte heeft met zijn handelen de bevolking in het algemeen en die van Boxmeer in het bijzonder, vrees willen aanjagen. Dit rekent de rechtbank hem zwaar aan.
strafverlagend
Op 22 november 2011 heeft drs. (naam psycholoog), GZ-psycholoog, een psychologisch rapport over verdachte opgemaakt. Op 22 november 2011 hebben (naam psychiater) psychiater en (naam psychiater in opleiding), psychiater in opleiding, een psychiatrisch rapport over verdachte opgemaakt. Alle hiervoor genoemde gedragsdeskundigen concluderen dat verdachte ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten leed aan een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens in de vorm van cognitieve functiestoornissen Niet Anders Omschreven en van een persoonlijkheidsverandering tengevolge van een CVA. Het gedrag van verdachte tijdens het plegen van de bewezen verklaarde feiten werd door die stoornis beïnvloed, zelfs zodanig dat verdachte als sterk verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd.
De deskundigen adviseren een behandeling van verdachte in een polikliniek voor Niet Aangeboren Hersenletsel, zoals bijvoorbeeld bij het Vincent van Gogh Instituut in Venray of bij de GGzE te Eindhoven.
De rechtbank neemt de hiervoor genoemde adviezen van de deskundigen over en zal daarmee bij de op te leggen straf rekening houden, met dien verstande dat de rechtbank op grond van de voorhanden zijnde gegevens geen grond ziet voor de conclusie dat verdachte sterk verminderd toerekeningsvatbaar zou zijn. De rechtbank beschouwt verdachte evenwel als verminderd toerekeningsvatbaar.
conclusie
In verband met een juiste normhandhaving kan niet worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden. De rechtbank acht het echter ook van belang dat verdachte een behandeling zal ondergaan en begeleiding van de reclassering zal krijgen. De rechtbank zal dan ook met betrekking tot een deel van de op te leggen gevangenisstraf bepalen dat dat deel van die straf niet ten uitvoer zal worden gelegd mits verdachte zich tot het einde van de hierna vast te stellen proeftijd aan de voorwaarde houdt dat hij zich niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken en de bijzondere voorwaarden naleeft. De rechtbank wil met een en ander enerzijds de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten tot uitdrukking brengen en anderzijds door invloed uit te oefenen op het gedrag van de verdachte het door verdachte opnieuw plegen van een strafbaar feit tegengaan.
De rechtbank zal de duur van de proeftijd vaststellen op twee jaren. Er zijn geen gronden gebleken die een langere proeftijd rechtvaardigen.
Alles tegen elkaar afwegend is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf, met uitzondering van de duur van de proeftijd, een passende straf is voor de hiervoor bewezen verklaarde feiten. De rechtbank zal vordering van de officier van justitie in zoverre volgen. Verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden met aftrek van voorarrest, waarvan zeven maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 57, 83 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Verklaart het onder 1 en onder 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde
* Bedreiging met een terroristisch misdrijf.
ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde
* Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf.
* Een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, groot zeven maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, of ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich gedurende voornoemde proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen hem te geven door of namens de Reclassering Nederland, Regio 's-Hertogenbosch, Eekbrouwersweg 6, 5233 VG te 's-Hertogenbosch, zolang deze instelling zulks noodzakelijk acht, ook indien zulks zou inhouden dat veroordeelde zich poliklinisch zal laten behandelen in de NAH-kliniek van het Vincent van Gogh instituut te Venray, de GGzE of een soortgelijke instelling.
Verleent aan de Reclassering voornoemd de opdracht als bedoeld in artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.B.M. Bruens, voorzitter,
mr. W. Schoorlemmer en mr. C.A. Mandemakers, leden,
in tegenwoordigheid van H.A. van Neerven, griffier,
en is uitgesproken op 28 december 2011.
1 het e-mailbericht afkomstig van [e- mail adres] aan E-mail Nieuwsdienst AD, gepost op 25 juli 2011, 11.34 uur,
pag. 50 van het dossier
2 het relaas van verbalisant, pag. 51 van het dossier
3 verklaring van verdachte ter terechtzitting van 14 december 2011
4 de brief van 19 mei 2011, pag. 81 van het dossier
5 de brief van 10 juli 2011, pag. 83, 84 van het dossier
6 de verklaring van [slachtoffer 1], burgemeester van de gemeente Boxmeer, pag. 77, 78 van het dossier
7 de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 14 december 2011 afgelegd