ECLI:NL:RBSHE:2011:BU6798

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
1 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 11-1570
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het verzoek om verstrekking van AGH/SFB-statussen door het Uwv

Op 1 december 2011 heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in de zaak tussen Organon N.V. en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De zaak betreft een verzoek van Organon N.V. om gegevens te verkrijgen over de arbeidsgehandicapte (AGH) en de status van personen met structurele functionele beperkingen (SFB) van hun werknemers. Dit verzoek werd door het Uwv afgewezen, met als argument dat de wetgeving, met name artikel 5.13 van het Besluit SUWI, een limitatieve opsomming geeft van de gegevens die verstrekt mogen worden. De rechtbank oordeelde dat de AGH/SFB-statussen niet in deze opsomming zijn opgenomen en dat het Uwv derhalve niet bevoegd was om deze gegevens te verstrekken. De rechtbank benadrukte dat de wetgever met artikel 74 van de Wet SUWI heeft beoogd om de verstrekking van gegevens te beperken en dat er geen uitzonderingen van toepassing waren in dit geval. Eiseres, Organon N.V., voerde aan dat de wetgeving en de memorie van toelichting ruimte bieden voor verstrekking van deze gegevens, maar de rechtbank verwierp dit standpunt. De rechtbank concludeerde dat het belang van de werkgever niet opweegt tegen de privacybelangen van de werknemers en dat het Uwv op goede gronden heeft gehandeld door het verzoek af te wijzen. Het beroep van Organon N.V. werd ongegrond verklaard, en de rechtbank besloot geen proceskostenveroordeling toe te kennen.

Uitspraak

RECHTBANK ’s-HERTOGENBOSCH
Sector bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 11/1570
Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 december 2011
inzake
Organon N.V.,
te Oss,
eiseres,
gemachtigde: mr. B. van Bekkum
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv),
te Amsterdam,
verweerder,
kantoor te Amsterdam,
gemachtigde: mr. E. Kuipers
<b>Procesverloop</b>
Bij besluit van 14 februari 2011 heeft verweerder het namens eiseres ingediende verzoek strekkende tot het verkrijgen van gegevens van de werknemers van eiseres omtrent het al dan niet beschikken over de status van arbeidsgehandicapte (AGH-status) dan wel de status persoon met structurele functionele beperkingen (SFB-status), afgewezen.
Het hiertegen door eiseres gemaakte bezwaar heeft verweerder bij besluit van 28 april 2011 ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 september 2011, waar partijen zich hebben doen vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
<b>Overwegingen</b>
In artikel 73, tweede lid, onderdeel a, van de Wet Structuur Uitvoeringsorganisatie Werk en Inkomen (hierna: Wet SUWI) is - samengevat - bepaald dat verweerder bevoegd is om op verzoek alle gegevens en inlichtingen te verstrekken aan werkgevers in de zin van de Wet financiering sociale verzekeringen (Wfsv), voorzover die noodzakelijk zijn voor de informatieverstrekking bij onder meer de aanvraag van overeenkomsten tot verzekering van het risico van betalingen als gevolg van het eigenrisicodragen als bedoeld in de Wfsv.
In gevolge artikel 73, zevende lid van Wet SUWI wordt bij algemene maatregel van bestuur bepaald welke gegevens op grond van het tweede lid mogen worden verstrekt.
In artikel 5.13, eerste lid, van het Besluit SUWI (zoals die luidde ten tijde in geding) is bepaald dat verweerder bevoegd is op verzoek van een werkgever in verband met het aangaan van overeenkomsten tot verzekering van de risico’s van het eigenrisicodrager zijn of van betaling van premie, gegevens te verstrekken op grond waarvan die werkgever kan bepalen:
a. de instroom, bedoeld in artikel 80a van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) en artikel 40 van de Wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), over de periode van drie jaar voorafgaande aan het verzoek;
b. de ontwikkeling van het totale bedrag aan loon in de zin van artikel 16 van de Wfsv per jaar over de periode van vijf jaar voorafgaande aan het verzoek;
c. het aantal werknemers naar leeftijd en geslacht in de periode van vijf jaar voorafgaand aan het verzoek;
d. het arbeidsverleden van de werknemers die ten tijde van het verzoek bij de werkgever in dienst zijn, zoals dit in de arbeidsverledenbeschikking, bedoeld in artikel 83i van de Wet SUWI wordt vermeld of zou worden vermeld,
voorzover die werkgever dat niet op basis van gegevens in zijn loonadministratie kan bepalen.
In artikel 74, eerste lid, Wet SUWI is - samengevat - bepaald dat het verboden is meer of andere gegevens bekend te maken dan voor de uitvoering van Wet SUWI is voorgeschreven of toegestaan. Dit verbod is niet van toepassing als een wettelijk voorschrift dat bepaalt, toestemming is verkregen van betrokkene dan wel de gegevens niet herleidbaar zijn tot individuele personen.
Namens eiseres is bij verweerder een verzoek ingediend strekkende tot het verkrijgen van gegevens van de werknemers van eiseres omtrent het al dan niet beschikken over de status van arbeidsgehandicapte (AGH-status) dan wel de status persoon met structurele functionele beperkingen (SFB-status).
Verweerder heeft dit verzoek afgewezen en heeft zich bij het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat niet gesteld of gebleken is dat er sprake is van een uitzondering, op grond waarvan het in artikel 74, eerste lid, Wet SUWI gegeven verbod om andere gegevens bekend te maken dan voor de uitvoering van Wet SUWI is voorgeschreven of toegestaan, in het onderhavige geval niet van toepassing is.
Voorts heeft verweerder aangegeven dat de wetgever met artikel 5.13 van het Besluit SUWI een limitatieve opsomming heeft gegeven van gegevens die verstrekt mogen worden en dat artikel 5.13 Besluit SUWI geen grondslag biedt voor verstrekking van gegevens betreffende AGH-statussen, nu deze niet in dat artikel worden benoemd als gegevens die verstrekt mogen worden.
Namens eiseres is in beroep aangevoerd dat artikel 5.13 Besluit SUWI een grondslag biedt voor het verstrekken van de AGH/SFB-statussen van de werknemers van eiseres en heeft gesteld dat verweerder een te stringente toepassing hanteert van de artikel 73, tweede lid onder a en artikel 5.13 Besluit SUWI. Daartoe verwijst eiseres naar de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel Invoering en financiering Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (30118, nr. 3), waarin is vermeld dat de verzekeraar ondermeer dient te beschikken over de in artikel 5.13, eerste lid Besluit SUWI vermelde gegevens.
Voorts heeft eiseres gesteld dat het bepaalde in artikel 38b, eerste lid, van de Ziektewet (ZW), namelijk dat de werknemer zijn werkgever op verzoek informeert over zijn mogelijke aanspraak op ziekengeld, het belang van de werkgever onderstreept en tevens aangeeft dat het privacybelang van de werknemer ondergeschikt is aan dit belang, hetgeen betekent dat niets verweerder in de weg staat om deze gegevens zonder toestemming van de werknemer te leveren.
In dit verband is tevens gesteld dat de wetgever, met het oog op de belangen van de werkgevers in het kader van de keuzevrijheid voor een publieke of een private verzekering, transparantie van belang acht (verwezen is naar TK 2010-2011, 32 716, nr 1, p.14) en dat verweerders besluitvorming hieraan niet voldoet.
De rechtbank overweegt als volgt.
In navolging van verweerder moet worden vastgesteld dat de strekking van artikel 74 Wet SUWI in verbinding met artikel 5.13 van het Besluit SUWI is dat gegevens restrictief worden verstrekt en dat artikel 5.13 een in beginsel limitatieve opsomming kent van gegevens die verstrekt kunnen worden zonder toestemming van de werknemer. De gegevens over de AGH/SFB-statussen van werknemers zijn niet in deze opsomming opgenomen.
Naar het oordeel van de rechtbank kan op grond van de passage in de kamerstukken, waarin is vermeld dat de verzekeraar <i>ondermeer</i> dient te beschikken over de in artikel 5.13, eerste lid Besluit SUWI vermelde gegevens, niet worden aangenomen dat verweerder op verzoek van de werkgever óók AGH/SFB-statussen dient te verstrekken, reeds omdat niet gebleken is dat de betreffende werknemers de daartoe vereiste toestemming hebben verleend. Aan de verwijzing naar het bepaalde in artikel 38b, eerste lid, ZW en de strekking daarvan, kan de rechtbank evenmin de betekenis toekennen die eiseres daaraan gehecht wil zien, aangezien deze bepaling uitsluitend de werknemer verplicht tot informatieverstrekking op verzoek van de werkgever en - gelet op de tekst en de wetsgeschiedenis van deze bepaling - niet een aan verweerder toekomende bevoegdheid biedt om de door eiseres verzochte gegevens te verstrekken. Met situaties waarbij verweerder de werkgever, na de in artikel 38b ZW genoemde periode van twee maanden dient te informeren over de arbeidsgehandicaptenstatus van de werknemer, heeft de wetgever blijkens de wetgeschiedenis (kamerstukken TK 2004-2005, nr. 3, pp. 83-84) niet het oog gehad op het door eiseres bepleite belang.
Aan het streven naar transparantie door de wetgever, zoals namens eiseres is gesteld, kan in het kader van deze beoordeling, gelet op de geldende en ondubbelzinnige wet- en regelgeving, evenmin beslissende betekenis worden toegekend.
De rechtbank concludeert dat verweerder bij het bestreden besluit op goede gronden en voldoende gemotiveerd het standpunt heeft ingenomen dat hem niet de bevoegdheid was gegeven om de namens eiseres gewenste gegevens te verstrekken. Aan dit oordeel kan niet afdoen dat eiseres een groot financieel belang heeft bij verstrekking van die gegevens, zoals zij heeft bepleit.
Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of om verweerder op te dragen het griffierecht te vergoeden.
Beslist wordt als volgt.
<b>Beslissing</b>
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan door mr. H.M.H. de Koning als rechter in tegenwoordigheid van mr. B.H.M. Moonen als griffier en in het openbaar uitgesproken op 1 december 2011.
<HR>
<i>Belanghebbenden kunnen tegen deze uitspraak binnen zes weken na de datum van toezending hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep, postbus 16002, 3500 DA Utrecht.</i>
Afschriften verzonden: