vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Parketnummer: 01/889091-10
Parketnummer vordering: 01/849089-08
Datum uitspraak: 06 december 2011
Verkort vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats + land] op [geboortedatum] 1988,
wonende te [woonplaats], [adres]
thans gedetineerd te: P.I. HvB Grave (Unit A + B).
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 9 februari 2011, 16 maart 2011, 10 juni 2011, 5 september 2011 en 22 november 2011.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte/veroordeelde naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 18 januari 2011.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 22 november 2011 is gewijzigd is aan verdachte tenlastegelegd dat:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 31 december 2009 tot en met 15 maart 2010, te 's-Hertogenbosch en/of Den Haag en/of elders in Nederland en/of te Antwerpen en/of elders in België,
[slachtoffer1], door dwang, geweld of één of meer andere feitelijkheden, door dreiging met geweld of één of meer andere feitelijkheden, door misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie heeft gedwongen dan wel bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten, te weten het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling
[slachtoffer1] door dwang, geweld of één of meer andere feitelijkheden, door dreiging met geweld of één of meer andere feitelijkheden, door misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie heeft gedwongen dan wel bewogen hem, verdachte, te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handeling(en) van [slachtoffer1] met of voor een derde,
immers heeft/is hij, verdachte in voornoemde periode:
- een liefdesrelatie aangegaan en onderhouden met voornoemde [slachtoffer1] en/of
- voornoemde [slachtoffer1] onderdak verschaft en/of
- voornoemde [slachtoffer1] in een sociaal isolement gebracht en/of gehouden en/of
- voornoemde [slachtoffer1] verzocht/bewogen in de prostitutie te gaan werken dan wel te blijven werken en/of
- voornoemde [slachtoffer1] cocaïne geleverd en/of voornoemde [slachtoffer1] afhankelijk gemaakt/gehouden van cocaïne en/of
- tegen voornoemde [slachtoffer1] gezegd dat het door haar verdiende geld door hem, verdachte, gespaard zou worden en/of dat geld gedeeld zou worden en/of
- voornoemde [slachtoffer1] agressief en/of gewelddadig bejegend en/of
- voornoemde [slachtoffer1] geslagen en/of gestompt en/of
- voornoemde [slachtoffer1] (meermalen) naar een prostitutieplek vervoerd en/of
- (de werkzaamheden van) die [slachtoffer1] gecontroleerd althans haar verdiensten uit haar prostitutiewerkzaamheden gecontroleerd en/of
- voornoemde [slachtoffer1] gedwongen/bewogen (een groot deel van) haar verdiensten uit de prostitutie aan hem af te staan/af te dragen;
(artikel 273f lid 1 sub 4 en sub 9)
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 31 december 2009 tot en met 15 maart 2010, te 's-Hertogenbosch en/of elders in Nederland en/of te Antwerpen en/of elders in België, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [slachtoffer1] heeft medegenomen met het oogmerk die [slachtoffer1] in een ander land, te weten België, ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling;
(artikel 273f lid 1 sub 3)
hij op een of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 24 februari 2010 te 's-Hertogenbosch [slachtoffer2] en/of [slachtoffer3] en/of [slachtoffer4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend ten overstaan van voornoemde [slachtoffer2] en/of [slachtoffer3] en/of [slachtoffer4] zijn, verdachtes, arm en/of hand omhoog geheven en (vervolgens) een zogenaamde schietende beweging gemaakt;
(art. 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 15 september 2010 tot en met 25 oktober 2010, te 's-Hertogenbosch en/of Dordrecht en/of elders in Nederland en/of te Antwerpen en/of elders in België, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om een ander, genaamd [slachtoffer5], (geboren op [geboortedatum]), ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van een of meer seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling, terwijl die ander de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, immers heeft/is hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) in voornoemde periode:
- met voornoemde [slachtoffer5] gesproken over het werken in de prostitutie en/of
- aan voornoemde [slachtoffer5] gevraagd of zij voor hem, verdachte, wilde werken en/of
- tegen voornoemde [slachtoffer5] gezegd dat hij, verdachte, kamers, werkkleding en spullen zou regelen en/of betalen en/of dat hij, verdachte, 50% van het in de prostitutie verdiende geld zou krijgen en/of
- tegen voornoemde [slachtoffer5] gezegd dat hij, verdachte, wel mee zou gaan naar Antwerpen en/of dat hij haar wel kon helpen in Antwerpen en/of dat hij, verdachte, voornoemde [slachtoffer5] wel zou beschermen en/of
- voornoemde [slachtoffer5] meegenomen naar Antwerpen (het Schipperskwartier)
teneinde haar kennis te laten maken met de raamprostitutie aldaar,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 273f lid 1 sub 5 jo. 45 Wetboek van Strafrecht)
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 15 september 2010 tot en met 25 oktober 2010, te 's-Hertogenbosch en/of Arnhem, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer5] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer5], hebbende verdachte (telkens):
- zijn penis en/of vinger(s) in de vagina en/of anus van die [slachtoffer5] geduwd/gebracht en/of
- zijn penis in de mond van die [slachtoffer5] gebracht,
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte:
- die [slachtoffer5] stevig heeft vastgepakt/vastgehouden en/of
- de armen van die [slachtoffer5] (met kracht) tegen haar borsten heeft geduwd en/of
- die [slachtoffer5] bij de haren heeft vastgepakt en/of
- zijn, verdachtes, hand over de mond van die [slachtoffer5] heeft gehouden en/of
- misbruik heeft gemaakt van zijn fysieke en/of geestelijke overwicht op die [slachtoffer5] en met dit overwicht die [slachtoffer5] aan zijn, verdachtes, wil heeft onderworpen en/of
- signalen genegeerd heeft dat die [slachtoffer5] niet instemde met het ondergaan van (een) handeling(en) die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer5], bestaande die signalen uit het huilen door die [slachtoffer5] en/of het mededelen door die [slachtoffer5] dat hij, verdachte, moest stoppen en/of het mededelen door die [slachtoffer5] dat zij niet wilde;
(art. 242 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 15 september 2010 tot en met 30 september 2010 te 's-Hertogenbosch en/of Arnhem, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, met [slachtoffer5] (geboren op [geboortedatum]), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer5], hebbende verdachte,
- zijn penis en/of vinger(s) in de vagina en/of anus van die [slachtoffer5] geduwd/gebracht en/of
- zijn penis in de mond van die [slachtoffer5] gebracht;
(art. 245 Wetboek van Strafrecht)
hij in of omstreeks de periode van 15 september 2010 tot en met 25 oktober 2010 te 's-Hertogenbosch en/of te Arnhem en/of elders in Nederland, meermalen, althans eenmaal opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer5]) heeft geslagen en/of aan haar haren heeft getrokken en/of bij de keel heeft gepakt en/of een (verhitte) auto-aansteker tegen haar rug heeft geduwd;
(art. 300 Wetboek van Strafrecht)
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2010 tot en met 25 oktober 2010 te 's-Hertogenbosch, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, (een) hoeveelhe(i)d(en) heroïne en/of cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en/of cocaïne, zijnde heroïne en/of cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
(art. 2 onder B Opiumwet)
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De vordering na voorwaardelijke veroordeling.
De zaak met parketnummer 01/849089-08 is aangebracht bij vordering van 18 januari 2011. Deze vordering heeft betrekking op het vonnis van de meervoudige kamer te 's-Hertogen- Bosch d.d. 11 september 2008. Een kopie van de vordering is aan dit vonnis gehecht.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in haar vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte door misbruik te maken van de kwetsbare positie waarin [slachtoffer1] verkeerde en door misbruik te maken van het overwicht dat hij op haar had, [slachtoffer1] heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van sexuele handelingen tegen betaling en hem te bevoordelen uit de opbrengst van die sexuele handelingen.
De raadsman van verdachte stelt zich op het standpunt dat verdachte van het onder 1 tenlastegelegde feit dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt het volgende.
[slachtoffer1] was in december 2009 in Antwerpen en vervolgens in Den Haag werkzaam in de prostitutie en is (vrijwel) zonder onderbreking tot eind februari 2010 dan wel tot eind maart 2010 in de prostitutie werkzaam gebleven.
Verdachte heeft [slachtoffer1] enkele dagen voor de jaarwisseling 2009/2010 voor het eerst gezien en zij hebben elkaar leren kennen op 31 december 2009 op het dancefeest Extrema in Eindhoven. Aansluitend aan dit feest heeft [slachtoffer1] bij verdachte in 's-Hertogenbosch overnacht. Verdachte en [slachtoffer1] hebben tot mei/juni 2010 een relatie gehad. In voor-melde periode heeft verdachte voor [slachtoffer1] en zichzelf op verschillende adressen in
's-Hertogenbosch onderdak geregeld. Ook heeft verdachte cocaïne aan haar verstrekt. Hij heeft haar meerdere keren naar haar werkadressen in Antwerpen en Den Haag gebracht 1.
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat er sprake is geweest van dwang, geweld, bedreiging met geweld of misleiding als bedoeld in artikel 273f Wetboek van Strafrecht (Sr).
Verdachte dient hiervan derhalve te worden vrijgesproken.
Resteert de vraag of bewezen kan worden verklaard dat verdachte misbruik heeft gemaakt van -kort gezegd- zijn overwicht op [slachtoffer1] of van haar kwetsbare positie.
Uit de wetsgeschiedenis volgt dat met de woorden "misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht" een situatie van verminderde vrijheid tot het maken van eigen keuzes wordt aangeduid. Daarvan kan het bestaan worden afgeleid uit tal van omstandigheden van feitelijke aard.
Daarbij kan worden gedacht aan het niet kunnen beschikken over eigen financiële middelen, het aangegaan zijn van geldschulden of de invloed van verslaving aan middelen.
De wetsgeschiedenis bevat geen nadere uitleg van het begrip "misbruik maken van een kwetsbare positie". De rechtbank gaat ervan uit dat er geen wezenlijk verschil bestaat met het hierboven genoemde "misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht".
De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende bewijsmiddelen voorhanden zijn om te kunnen vaststellen dat [slachtoffer1] door verdachte's handelen een verminderde keuzevrijheid had ten aanzien van haar prostitutiewerkzaamheden. Of anders gezegd dat de situatie waarin [slachtoffer1] verkeerde niet vergelijkbaar zou zijn met de situatie waarin een mondige prostituee in Nederland pleegt te verkeren.
Weliswaar verklaart [slachtoffer1] onder andere dat zij door verdachte is opgesloten, agressief is bejegend en dat verdachte het door haar verdiende geld innam en zij daarvan (vrijwel) niets kreeg, doch haar verklaring wordt op die punten niet of onvoldoende ondersteund door andere, objectieve bewijsmiddelen.
Voorts heeft zij nog verklaard dat zij ten tijde van haar relatie met verdachte cocaïne van hem kreeg doch zij verklaart ook dat zij reeds vanaf haar achttiende - toen zij in de prostitutie ging werken - cocaïne gebruikt.
De rechtbank is van oordeel dat niet is gebleken dat de hierboven genoemde handelingen waarvan wel kan worden vastgesteld dat verdachte deze heeft verricht -een relatie aangaan met [slachtoffer1], onderdak regelen, cocaine verstrekken en meermalen vervoeren naar een prostitutieplek- de keuzevrijheid van [slachtoffer1] om al dan niet voort te gaan met haar prostitutiewerkzaamheden hebben beperkt.
Op grond van al het bovenstaande acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte door misbruik te maken van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht danwel van de kwetsbare positie waarin [slachtoffer1] zou verkeren haar heeft bewogen -kort gezegd- tot het verrichten van werkzaamheden in de prostitutie.
Verdachte zal derhalve worden vrijgesproken van het onder 1 tenlastegelegde.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het onder 2 tenlastegelegde feit bewezen kan worden verklaard. Er hoeft geen dwangmiddel te worden bewezen om handelen in strijd met artikel 273f, eerste lid onder 3 Sr te kunnen vaststellen en de term "ertoe brengen" heeft slechts een feitelijke betekenis.
De raadsman stelt zich op het standpunt dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 2 tenlastegelegde feit.
Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat het bepaalde in artikel 273 f lid 1 onder 3 Sr rechtstreeks is overgenomen uit artikel 250 a Wetboek van Strafrecht (oud). Het artikel komt voort uit verplichtingen die Nederland is aangegaan bij het Internationaal verdrag van Genéve uit 1933.
Nederland heeft het VN Verdrag tot bestrijding van handel in mensen en de bestrijding van prostitutie van 2 december 1949 niet geratificeerd omdat dat verdrag staten verplicht strafrechtelijk op te treden tegen exploitatie van prostitutie van volwassen onafhankelijke vrouwen die met die exploitatie uit vrije wil hebben ingestemd.
Uit het bovenstaande volgt dat het doel van Nederlandse wetgeving is, de bescherming van hen die onvrijwillig tot prostitutie komen of daarin blijven, waarbij de term "onvrijwillig" ruim wordt opgevat.
Met de invoering van artikel 273f lid 1 sub 3 Sr heeft Nederland voldaan aan haar verplichtingen ten aanzien van kwetsbare personen.
De strafbaarheid van de gedragingen in dat artikel hangt niet af van dwang of ongeoorloofde beïnvloeding.
Echter op grond van de hierboven weergegeven wetsgeschiedenis is de rechtbank -anders dan de officier van justitie- van oordeel dat de term "ertoe brengen" niet slechts een feitelijke betekenis heeft doch in het licht moet worden bezien van de door Nederland aangegane verplichting "kwetsbare personen" te beschermen.
Uit hetgeen hiervoor onder 1 is overwogen, volgt dat voor de rechtbank niet is komen vast te staan dat [slachtoffer1] iemand was die zich in een kwetsbare positie bevond.
Het verlenen van hulp aan een volwassen en onafhankelijke vrouw bij het verrichten van de door haar vrijwillig aangegane en voortgezette werkzaamheden in de prostitutie -zoals in casu het door verdachte brengen van [slachtoffer1] naar haar werkplek in Antwerpen- kan naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet worden beschouwd als het "meenemen naar een ander land met het oogmerk zich beschikbaar te stellen tot -kort gezegd- prostitutiewerk-zaamheden" in de zin van vorenbedoeld artikel.
Verdachte zal derhalve worden vrijgesproken van het onder 2 tenlastegelegde.
Ten aanzien van feit 4:
De offier van justitie stelt zich op het standpunt dat het onder 4 tenlastegelegde feit bewezen kan worden over de periode half september tot eind september 2010.
De raadsman van verdachte stelt zich op het standpunt dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 4 tenlastegelegde feit.
Vaststaat dat verdachte samen met [slachtoffer5], [slachtoffer1] en een ander naar Antwerpen is gereden en dat er onderweg in de auto over prostitutie is gesproken 2.
Aannemelijk is derhalve dat verdachte en/of [slachtoffer1], zoals in de tenlastelegging is beschreven ,"met voornoemde [slachtoffer5] heeft/hebben gesproken over het werken in de prostitutie" en "voornoemde [slachtoffer5] heeft/hebben meegenomen naar Antwerpen (het Schipperskwartier) teneinde haar kennis te laten maken met de raamprostitutie aldaar".
Dit betekent naar het oordeel van de rechtbank echter nog niet dat er sprake is van een begin van uitvoering als bedoeld in artikel 45 juncto artikel 273f lid 1 sub 5 van het Wetboek van Strafrecht.
De overige handelingen acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen aangezien de verklaring van [slachtoffer5] daarover niet danwel onvoldoende wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen.
Verdachte zal derhalve worden vrijgesproken van het onder 4 tenlastegelegde.
Ten aanzien van feit 5 primair:
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het onder 5 primair tenlastegelegde kan worden bewezen.
De raadsman van verdachte stelt zich op het standpunt dat verdachte van het onder 5 primair tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte is ten laste gelegd. Hiertoe overweegt de rechtbank het volgende.
[slachtoffer5] heeft meerdere verklaringen afgelegd. De rechtbank stelt net als de officier van justitie en de raadsman vast dat zij op diverse onderdelen tegenstrijdig en wisselend verklaart. Derhalve dienen haar verklaringen met de nodige behoedzaamheid te worden bezien en dienen er aan ondersteunend bewijs extra hoge eisen te worden gesteld. De rechtbank is van oordeel dat haar verklaringen voorzover zij inhouden dat zij op verschillende wijzen door verdachte is gedwongen tot het verrichten van sexuele handelingen, niet danwel onvoldoende worden ondersteund door andere bewijsmiddelen.
Verdachte dient derhalve te worden vrijgesproken van het onder 5 primair tenlastegelegde.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het onder 6 tenlastegelegde feit in de periode 15 september 2010 tot en met 25 oktober 2010 bewezen kan worden verklaard.
De raadsman van verdachte stelt zich op het standpunt dat verdachte van het onder 6 tenlastegelegde feit moet worden vrijgesproken.
Zoals hierboven bij de bespreking van feit 5 reeds is aangegeven dienen de verklaringen van [slachtoffer5] naar het oordeel van de rechtbank met de nodige behoedzaamheid te worden bezien en dienen aan ondersteunend bewijs extra hoge eisen te worden gesteld.
Uit het rapport van 9 november 2010 van de Forensische Polikliniek Kindermishandeling blijkt dat [slachtoffer5] op 28 oktober 2010 een forensisch-medisch onderzoek heeft ondergaan. In dat rapport staat beschreven dat er diverse bloeduitstortingen zijn aangetroffen bij [slachtoffer5] en twee ronde huidverkleuringen met een doorsnede van ongeveer twee centimeter op de rug.
Ten aanzien van al die verwondingen is geconcludeerd dat deze (zeer wel) kunnen passen bij de door [slachtoffer5] beschreven toedracht maar dat een andere toedracht niet valt uit te sluiten.
Nu de verklaringen van [slachtoffer5] naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende worden ondersteund door overige bewijsmiddelen en bovengenoemd rapport ook kan passen bij alternatieve scenario's, acht de rechtbank het onder 6 tenlastegelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen.
Daarbij wijst de rechtbank met name nog op de omstandigheid dat op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting kan worden geconcludeerd dat [slachtoffer5] een deel van de week doorbracht bij verdachte en dat zij de overige tijd elders verbleef.
Voorts geldt dat [slachtoffer5] op 26 oktober 20103 heeft verklaard dat verdachte haar de dag daarvoor had mishandeld doch bij het studioverhoor op 15 juni 2011 heeft zij verklaard dat zij twee of drie dagen bij haar ouders was, dat zij toen naar verdachte is gegaan en dat de politie de dag daarna is gekomen (rechtbank: 26 oktober 2010). Zij verklaart dat verdachte die tijd lief voor haar was en echt niks meer had gedaan4.
De rechtbank spreekt verdachte op grond van het bovenstaande vrij van het onder 6 tenlastegelegde feit.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het onder 3 tenlastegelegde feit bewezen kan worden verklaard.
De raadsman stelt zich op het standpunt dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 3 tenlastegelegde feit.
Verdachte heeft ter terechtzitting van 22 november 2011 verklaard dat hij boos was en dat hij naar het ziekenhuis was gekomen om verhaal te halen 5.
[slachtoffer2], coördinator beveiliging bij het Jeroen Bosch Ziekenhuis, locatie Groot Ziekengasthuis te 's-Hertogenbosch, heeft verklaard dat hij op 24 februari 2010 verdachte hoorde zeggen dat hij niet bang was voor de beveiliging. Hij zag toen dat verdachte met zijn hand een beweging maakte alsof hij een pistool na deed 6.
[slachtoffer4], beveiliger bij voormeld ziekenhuis, heeft verklaard dat verdachte heel indringend naar hem keek. Hij zag aan zijn houding van 'jullie kunnen mij toch niets maken'. Vervolgens zag hij dat verdachte een arm in de lucht hief en met zijn hand een pistool uitbeeldde 7.
[slachtoffer3], beveiligingsmedewerker bij voormeld ziekenhuis, heeft verklaard dat hij had gehoord dat verdachte niet bang was voor de beveiliging. Verder zag hij dat verdachte, voordat hij wegging, met zijn arm omhoog ging en met zijn hand een gebaar maakte alsof hij een schietende beweging maakte. Zijn hand hief verdachte op tot boven zijn hoofd en in een vloeiende beweging deed hij een pistool na 8.
Niet is uitdrukkelijk gebleken dat een van de beveiligingsmedewerkers zich bedreigd heeft gevoeld. Dit staat echter aan de bewezenverklaring van dit feit niet in de weg. Vereist is namelijk dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde redelijke vrees kon ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen (o.a. HR 7 juni 2005, NJ 2005,448).
Naar het oordeel van de rechtbank is van een situatie zoals hiervoor bedoeld sprake geweest. Immers verdachte heeft, terwijl bedoelde beveiligingsmedewerkers zich in zijn nabijheid bevonden, zijn arm opgeheven en met zijn hand een zogenaamde schietende beweging gemaakt.
De rechtbank acht derhalve het onder 3 tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen zoals hierna is aangegeven.
Ten aanzien van feit 5 subsidiair:
De raadsman van verdachte stelt zich op het standpunt dat verdachte ten aanzien van dit feit dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging op grond van afwezigheid van alle schuld ten aanzien van de omstandigheid dat [slachtoffer5] nog niet de leeftijd van zestien jaar had bereikt. Verdachte had zowel van [slachtoffer5] als van [slachtoffer1] vernomen dat [slachtoffer5] achttien jaar zou zijn.
Vaststaat dat verdachte in september 2010 seks heeft gehad met [slachtoffer5] 9. Verdachte was toen 22 jaar en [slachtoffer5], geboren op [geboortedatum], was toen nog geen 16 jaar.
De leeftijd van het slachtoffer is in artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht een geobjectiveerd bestanddeel en opzet of schuld omtrent de leeftijd is niet vereist.
De enkele omstandigheid dat verdachte van twee personen heeft gehoord dat [slachtoffer5] ouder dan 16 jaar zou zijn, kan naar het oordeel van de rechtbank niet een geslaagd beroep of afwezigheid van alle schuld opleveren. Het verweer van de raadsman wordt derhalve verworpen.
Voorts onderzoekt de rechtbank ambtshalve de vraag of er sprake is van ontuchtige handelingen.
Volgens het arrest van de Hoge Raad d.d. 24 juni 1997, NJ 1997,67 kan het ontuchtige karakter bij seksueel contact met een minderjarige ontbreken indien het gaat om een vrijwillig contact tussen personen die slechts in geringe mate in leeftijd verschillen en eventueel een affectieve relatie hebben.
Nu het leeftijdsverschil van verdachte en de minderjarige [slachtoffer5] ten tijde van het seksuele contact 6 jaar was is die situatie naar het oordeel van de rechtbank niet aan de orde.
Op grond van het vorenoverwogene acht de rechtbank het onder feit 5 subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het tenlastegelegde onder 7 over de hele periode bewezen kan worden verklaard.
De raadsman van verdachte stelt zich op het standpunt dat dit feit bewezen kan worden verklaard over de maanden september en oktober 2010.
Verdachte heeft ter zitting erkend in de maand september en oktober 2010 te hebben gedeald in heroïne en cocaïne en dat de bij hem aangetroffen bolletjes van hem waren 10. Deze bolletjes bevatten heroïne 11.
[getuige1] heeft op 11 januari 2011 bij de politie verklaard dat het minder dan twee jaar geleden is dat hij bij verdachte drugs heeft gekocht en dat hij dat in oktober 2010 voor de laatste keer heeft gedaan 12.
[getuige2] heeft op 18 april 2011 verklaard dat hij het afgelopen anderhalf jaar, derhalve vanaf oktober 2009, drugs bij verdachte heeft gekocht en dat hij dat voor het laatst heeft gedaan in oktober/november 2010 13.
[getuige3] heeft verklaard dat zij bij verdachte zeker in de maanden september en oktober 2010 drugs heeft gekocht en dat verdachte bij haar thuis de drugs kwam afleveren 14.
Uit het afgetapte gegevensverkeer is gebleken dat verdachte diverse malen contact heeft gehad met afnemers van drugs, waaronder voornoemde getuigen 15.
Op grond van het vorenstaande in onderling verband en samenhang bezien acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 1 januari 2010 tot en met 25 oktober 2010 heeft gehandeld in heroïne en cocaïne.
De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
op 24 februari 2010 te 's-Hertogenbosch [slachtoffer2] en [slachtoffer3] en [slachtoffer4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend ten overstaan van voornoemde [slachtoffer2] en [slachtoffer3] en [slachtoffer4] zijn, verdachtes, arm en hand omhoog geheven en een zogenaamde schietende beweging gemaakt;
op tijdstippen in de periode van 15 september 2010 tot en met 30 september 2010 te 's-Hertogenbosch en Arnhem met [slachtoffer5] (geboren op [geboortedatum]), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer5], hebbende verdachte, zijn penis in de vagina van die [slachtoffer5] gebracht;
in de periode van 1 januari 2010 tot en met 25 oktober 2010 te 's-Hertogenbosch telkens opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en/of vervoerd een hoeveelheid heroïne en/of cocaïne, zijnde heroïne en cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
Ten aanzien van feit 1, feit 2, feit 3, feit 4, feit 5 primair, feit 6 en feit 7 een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Ten aanzien van feit 6:
Verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen verdovende middelen.
Ten aanzien van feit 7:
Onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen auto-aansteker.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op:
a. de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan,
b. de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen ten bezware van verdachte:
- de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- verdachte werd terzake van een strafbaar feit soortgelijk aan de door hem gepleegde feiten, vermeld onder 7 van de tenlastelegging, blijkens een hem betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie reeds eerder veroordeeld;
- verdachte heeft de onderhavige strafbare feiten gepleegd tijdens de proeftijd van een eerdere veroordeling en kort na een eerdere veroordeling;
- de (zeer) jeugdige leeftijd van slachtoffer [slachtoffer5];
- verdachte heeft drie personen bedreigd terwijl zich bezig waren met de uitoefening van hun functie;
- verdachte heeft welbewust gehandeld in harddrugs terwijl van algemene bekendheid is dat die verdovende middelen grote gevaren opleveren voor de gezondheid van de gebruikers ervan en die gebruikers hun drugsgebruik veelal door diefstal of ander crimineel gedrag bekostigen, waardoor aan de samenleving ernstige schade wordt berokkend.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank verdachte van meerdere tenlastegelegde feiten vrijspreekt en van oordeel is dat de op te leggen straf de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.
Beslag.
De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting - dit voorwerpen zijn met betrekking tot welke de feiten zijn begaan en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de auto-aansteker aan verdachte nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van dit inbeslaggenomen goed, nu verdachte is vrijgesproken voor het feit waaronder dit goed in beslag is genomen.
Motivering van de beslissing na voorwaardelijke veroordeling 01/849089-08.
De vordering voldoet aan alle wettelijke eisen. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd tot behandeling van deze vordering. Uit onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd aan strafbare feiten heeft schuldig gemaakt.
Bijzondere omstandigheden die aan de tenuitvoerlegging in de weg staan zijn niet aanwezig. De rechtbank zal dan ook de gevorderde tenuitvoerlegging gelasten.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 14g, 14h, 14i, 14j, 27, 33, 33a, 57, 63, 245, 285
Opiumwet art. 2,10.
T.a.v. feit 1, feit 2, feit 4, feit 5 primair, feit 6:
Vrijspraak, achtende de rechtbank het tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen.
Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 3:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd
T.a.v. feit 5 subsidiair:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd
T.a.v. feit 7:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf(fen) en/of maatregel(en).
T.a.v. feit 3, feit 5 subsidiair en feit 7:
Een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
T.a.v. feit 7:
Onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen goederen, te weten 10 bolletjes, bevattende heroïne.
T.a.v. feit 6:
Teruggave van het inbeslaggenomen goed, te weten een auto-aansteker, afkomstig uit auto met kenteken LS-FH-86, aan verdachte.
Beslissing na voorwaardelijke veroordeling:
Last tot tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de meervoudige kamer te 's-Hertogenbosch d.d. 11 september 2008,
gewezen onder parketnummer 01/849089-08, te weten: Een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. N.M. Spelt, voorzitter,
mr. J.M.P. Willemse en mr. A.M. de Koning, leden,
in tegenwoordigheid van F.H.M. Klerkx, griffier,
en is uitgesproken op 6 december 2011.
1 de door [slachtoffer1] op 22 februari 2011 bij de rechter-commissaris afgelegde verklaring en de door verdachte ter terechtzitting van 22 november 2011 afgelegde verklaring;
2 de door verdachte ter terechtzitting afgelegde verklaring en de door [slachtoffer5] op 26 oktober 2010 afgelegde verklaring (Eindproces-verbaal van de regiopolitie Brabant-Noord, Divisie Informatie en Opsporing, nummer 29-328315, d.d. 31 januari 2011, hierna Eindpv, pagina 403)
3 Eindpv., verklaring [slachtoffer5] d.d. 26 oktober 2010, pagina 403
4 verslag verbatim studioverhoor d.d. 15 juni 2011, pagina 76
5 de door verdachte ter terechtzitting van 22 november 2011 afgelegde verklaring;
6 Eindpv., verklaring [slachtoffer2] d.d. 22 maart 2010, pagina 202;
7 Eindpv., verklaring van [slachtoffer4] d.d. 6 juli 2010, pagina 210;
8 Eindpv., verklaring [slachtoffer3] d.d. 22 maart 2010, pagina 220;
9 de door verdachte ter terechtzitting van 22 november 2011 afgelegde verklaring, alsmede de verklaring van [slachtoffer5] d.d. 26 oktober 2010 (Eindpv., pagina 401 en 403);
10 de door verdachte ter terechtzitting van 22 november 2011 afgelegde verklaring;
11 de rapportage van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 26 januari 2011;
12 de verklaring van [getuige1] d.d. 11 januari 2011 (Eindpv., pagina 1406)
13 de op 18 april 2011 door [getuige2] bij de rechter-commissaris afgelegde verklaring;
14 de door [getuige3] op 24 augustus 2011 bij de rechter-commissaris afgelegde verklaring;
15 het proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 februari 2011 (Aanvullend proces-verbaal 2 van de regiopolitie Brabant-Noord, nummer 29-337776 met sluitingsdatum 2 maart 2011, pagina 110-113)