ECLI:NL:RBSHE:2011:BU3465

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
29 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
750520
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Loonvordering en minuren bij Crito BV

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 29 september 2011 uitspraak gedaan in een loonvordering van een werkneemster tegen haar werkgever, Crito BV. De werkneemster, die in dienst was bij Crito, vorderde achterstallig loon op basis van artikel 7:628 BW, omdat zij minuren had opgebouwd door variabele werktijden en ziekte. De werkneemster had een aanzienlijk saldo aan minuren, dat was opgelopen tot 356 uur, en had om extra vakantie verzocht in een rustige periode. De kantonrechter oordeelde dat de werkneemster zelf verantwoordelijk was voor een deel van de minuren, omdat zij om extra verlof had gevraagd, en dat Crito ook een verantwoordelijkheid had om de minuren niet te veel op te laten lopen. De rechter concludeerde dat beide partijen ieder 120 minuren voor hun rekening moesten nemen, en dat Crito nog € 1.330,44 aan achterstallig loon aan de werkneemster moest betalen. De kantonrechter matigde de wettelijke verhoging tot 20% en wees de vordering voor buitengerechtelijke kosten af, omdat deze onvoldoende onderbouwd was. De uitspraak benadrukt de gezamenlijke verantwoordelijkheid van werkgever en werknemer in het kader van variabele werktijden en het inhalen van minuren.

Uitspraak

RECHTBANK 's-HERTOGENBOSCH
Sector Kanton, locatie 's-Hertogenbosch
Zaaknummer : 750520
Rolnummer : 11-3039
Uitspraak : 29 september 2011
in de zaak van
[werkneemster]
wonende te Uden
eiseres
gemachtigde mr. H.M.A. van den Boogaard
tegen
de besloten vennootschap Crito BV
gevestigd te Uden
gedaagde
gemachtigde mr. N. Stommels.
Partijen zullen "[werkneemster]" en "Crito" worden genoemd.
Procedure
[werkneemster] heeft dit geding aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 15 maart 2011.
Crito heeft schriftelijk verweer gevoerd.
Bij rolbeslissing heeft de kantonrechter een zitting (comparitie van partijen) bepaald. Deze heeft plaatsgevonden op
8 augustus 2011. Van hetgeen partijen over en weer hebben aangevoerd heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
De uitspraak is bepaald op vandaag.
Vaststaande feiten
[werkneemster] is op 15 november 2009 bij Crito in dienst getreden, aanvankelijk op basis van een oproepcontract. [werkneemster] was laatstelijk bij Crito werkzaam op basis van een jaarcontract met ingangsdatum 1 augustus 2010 in de functie van supervisor buitendienst tegen een brutosalaris van € 2.088,00 per maand exclusief vakantietoeslag en overige emolumenten.
In artikel 7 van de arbeidsovereenkomst is bepaald:
"De werktijden zijn variabel. In het hoogseizoen (november, december, januari en februari) kan het noodzakelijk zijn, dat er meer uren worden gemaakt dan 32 uur per week, afhankelijk van de drukte die er ontstaat en aan de hand van wettelijke toegestane maxima. Deze overuren worden gecompenseerd met de maanden waarin gemiddeld minder dan 32 uur per week wordt gewerkt."
De overeengekomen arbeidsduur was met ingang van 1 maart 2010 40 uur per week.
In de tweede helft van het jaar 2010 is het saldo aan minuren van [werkneemster] opgelopen tot 356 uur.
Bij brief van 10 januari 2011 heeft [werkneemster] de arbeidsovereenkomst met Crito opgezegd tegen 1 maart 2011. Op 21 januari 2011 heeft [werkneemster] zich ziek gemeld. De arbeidsongeschiktheid heeft voortgeduurd tot het einde van het dienstverband op 1 maart 2011.
Crito heeft op het loon van [werkneemster] over de maand december 2010 € 1.587,24 ingehouden en op het loon over januari 2011 € 1.879,20.
Vordering en verweer
[werkneemster] stelt dat Crito ten onrechte loon heeft ingehouden. De minuren zijn ontstaan doordat Crito [werkneemster] onvoldoende werk heeft aangeboden in de periode vóór december 2010 terwijl [werkneemster] zich wel beschikbaar heeft gehouden voor werkzaamheden. [werkneemster] heeft geprobeerd met Crito tot overeenstemming te komen over de wijze waarop de minuren zouden kunnen worden weggewerkt, maar dit is niet gelukt. [werkneemster] heeft niet ingestemd met de compensatie van minuren, zoals door Crito is toegepast. Crito is hiertoe eenzijdig overgegaan. Voorts heeft Crito [werkneemster] medegedeeld dat zij zou worden teruggezet in functie. [werkneemster] vordert, uitvoerbaar bij voorraad, € 3.466,44 aan achterstallig loon, de wettelijke verhoging hierover ad € 1.733,22, buitengerechtelijke kosten ad € 833,00 en veroordeling van Crito in de kosten van de procedure.
Crito voert verweer. Zij stelt dat door de aard van haar werkzaamheden de periode november tot en met februari altijd een piekperiode is, waarin haar werknemers doorgaans veel overuren maken. Dit wordt gecompenseerd in de rustige perioden. Met het oog op deze schommelingen in beschikbaar werk, is artikel 7 opgenomen in de arbeidsovereenkomst. Crito heeft [werkneemster] toestemming gegeven voor drie weken extra vakantie in de rustige zomerperiode, in de veronderstelling dat zij deze uren in de piekperiode zou inhalen. Omdat [werkneemster] door haar nevenwerkzaamheden verscheidene malen niet kon werken, ook niet in de piekperiode, zijn de minuren in snel tempo opgelopen. Crito heeft geprobeerd met [werkneemster] een oplossing te vinden voor het wegwerken van het grote negatieve saldo, maar partijen zijn niet tot een vergelijk gekomen. Ook omdat de kwaliteit van het werk van [werkneemster] terugliep, is zij voor minder uren ingezet en heeft Crito [werkneemster] medegedeeld dat zij zou worden teruggezet in functie. Direct na die mededeling heeft [werkneemster] zich ziek gemeld.
Crito stelt dat het redelijk is om de minuren te verrekenen met het loon. [werkneemster] wist dat zij gehouden was haar minuren in te halen, maar heeft dit niet gedaan. Zou [werkneemster] deze uren niet compenseren, dan leidt dat tot ongelijkheid ten opzichte van de andere werknemers van Crito die hun minuren wel compenseren met overwerk in de drukke periode. Het saldo van 356 minuren correspondeert met een brutoloon van € 4.272,00 bruto. Crito heeft slechts € 3.466,44 verrekend.
Op hetgeen partijen over en weer voorts nog hebben gesteld, zal indien nodig onder de beoordeling worden ingegaan.
Beoordeling
Op grond van artikel 7:628, eerste lid, BW behoudt een werknemer het recht op het naar tijdruimte vastgesteld loon indien hij de overeengekomen arbeid niet heeft verricht door een oorzaak die in redelijkheid voor rekening van de werkgever behoort te komen. Partijen twisten over de vraag of het ontstaan van de minuren al dan niet voor rekening van Crito behoort te komen.
Als door Crito gesteld en door [werkneemster] niet betwist staat vast dat het binnen het bedrijf van Crito gebruikelijk is dat de werknemers in de minder drukke maanden minder uren werken, om dit in de drukkere periode te compenseren. Dat variabele werktijden horen bij het werk dat Crito verricht, blijkt ook uit artikel 7 van de arbeidsovereenkomst.
De kantonrechter oordeelt dat partijen gelet op artikel 7:628 BW, gelezen in samenhang met artikel 7 van de arbeidsovereenkomst, een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben om het aantal minuren niet te zeer te doen oplopen.
Vast staat dat [werkneemster] reeds een aanzienlijk saldo aan minuren had, toen zij Crito verzocht om drie weken extra vakantie in augustus 2010. Gelet op het aantal minuren dat [werkneemster] reeds had, had zij er rekening mee behoren te houden dat zij nog eens 120 uren extra, niet zou kunnen inlopen met overwerk in de drukke periode. Nu [werkneemster] zelf om extra verlof heeft verzocht, kan dit niet voor rekening komen van Crito. Tot zover is de vordering van [werkneemster] niet toewijsbaar.
Crito heeft gesteld dat sommige van haar werknemers in de piekperiode 70 tot 80 uur per week werken om hun gemiddelde arbeidsduur te behalen.
[werkneemster] is echter op 21 januari 2011, in de drukke periode, ziek geworden. Tussen partijen staat vast dat de arbeidsongeschiktheid van [werkneemster] direct is gevolgd op de mededeling van Crito dat [werkneemster] zou worden teruggezet in functie. De kantonrechter oordeelt dat onvoldoende feiten zijn gesteld of gebleken waaruit zou volgen dat een terugplaatsing van [werkneemster] in functie gerechtvaardigd was. Dit betekent dat de daarop volgende arbeidsongeschiktheid van [werkneemster] voor risico komt van Crito. De kantonrechter stelt vast dat [werkneemster] daardoor gedurende een periode van circa zes weken niet de gelegenheid heeft gehad minuren te compenseren. De kantonrechter acht het gelet op de eigen stellingen van Crito redelijk dat een werknemer met een fulltime dienstverband van 40 uur per week gedurende een beperkte periode in staat kan worden geacht gemiddeld ten minste 20 uur per week over te werken. Dit betekent dat [werkneemster] de mogelijkheid is onthouden circa 120 minuren te compenseren. Deze uren dienen aldus voor rekening van Crito te blijven.
Nu partijen ieder 120 minuren voor hun rekening dienen te nemen, resteren 116 uur. Gelet op de hiervoor beschreven gezamenlijke verantwoordelijkheid van partijen, oordeelt dat kantonrechter dat partijen van deze uren ieder 50% voor hun rekening dienen te nemen, zijnde ieder 58 uur.
Dit betekent dat in totaal 178 minuren in redelijkheid voor rekening komen van Crito. Uitgaande van een bruto uurloon van
€ 12,00 is dit € 2.136,00 bruto.
Crito heeft op het loon van [werkneemster] over december 2010 en januari 2011 in totaal € 3.466,44 ingehouden, terwijl 356 minuren uitgaande van een bruto uurloon van € 12,00 correspondeert met een bedrag van € 4.272,00. Het verschil ad € 805,56 strekt in mindering op het bedrag ad € 2.136,00.
De conclusie is dat Crito nog € 1.330,44 aan achterstallig loon dient te voldoen aan [werkneemster].
[werkneemster] heeft niet tijdig over het achterstallig loon kunnen beschikken. Daarom is Crito hierover de wettelijke verhoging verschuldigd in de zin van artikel 7:625 BW. De kantonrechter acht gronden aanwezig om de verhoging te matigen tot 20%.
[werkneemster] heeft haar vordering met betrekking tot de buitengerechtelijke kosten onvoldoende onderbouwd. Kennelijk zijn geen ter zake relevante kosten gemaakt, dat wil zeggen andere kosten dan die ter voorbereiding van gedingstukken en ter instructie van de zaak (zoals kosten van het zenden van aanmaningen en sommaties), waarvoor de veroordeling in de proceskosten een vergoeding pleegt in te houden. Gelet op de navolgende overweging met betrekking tot de proceskosten is er daarom geen grond voor toewijzing van de vordering ter zake van buitengerechtelijke kosten.
Omdat de vordering van [werkneemster] voor een substantieel deel toewijsbaar is, zal de kantonrechter Crito veroordelen in de kosten van de procedure.
Beslissing
De kantonrechter:
veroordeelt Crito om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [werkneemster] te voldoen de somma van € 1.330,44, vermeerderd met de wettelijke verhoging ad 20% over dit bedrag;
veroordeelt Crito in de kosten van het geding, aan de zijde van [werkneemster] tot aan deze uitspraak begroot op € 661,81, waarvan te voldoen aan:
a. de griffier, door overschrijving op rekeningnummer 56.99.90.572 t.n.v. Arrondissement 's-Hertogenbosch onder vermelding van het zaaknummer en rolnummer van deze zaak:
- € 90,81 wegens explootkosten;
b. [werkneemster],
- € 71,00 wegens door haar betaald griffierecht;
- € 500,00 wegens salaris gemachtigde (niet met btw belast);
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af;
Dit vonnis is gewezen door mr. J.P.M. van der Ham en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 september 2011 in aanwezigheid van de griffier.
Zaaknummer: 750520 blad 2
vonnis