ECLI:NL:RBSHE:2011:BT7338

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
17 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/845250-11
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor steekpartij in Oss met onvoldoende bewijs

In de zaak tegen de verdachte, die op 25 juni 2011 in Oss betrokken was bij een steekpartij, heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch op 17 oktober 2011 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan het slachtoffer met een scherp voorwerp. De officier van justitie stelde dat er voldoende bewijs was, waaronder camerabeelden en getuigenverklaringen, die de verdachte als dader identificeerden. Echter, de rechtbank oordeelde dat de camerabeelden en getuigenverklaringen op cruciale punten niet overeenkwamen, waardoor er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte te veroordelen. De rechtbank verklaarde de verdachte dan ook vrij van alle tenlastegelegde feiten.

De rechtbank behandelde ook de vordering van de benadeelde partij, die niet-ontvankelijk werd verklaard omdat de verdachte werd vrijgesproken. De rechtbank concludeerde dat de dagvaarding geldig was en dat er geen gronden waren voor schorsing van de vervolging. De verdediging voerde aan dat er verschillende scenario's mogelijk waren voor de verwondingen van het slachtoffer en dat niet kon worden vastgesteld dat de verdachte de verwondingen had veroorzaakt. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van getuigen niet voldoende waren om de verdachte te veroordelen, en dat de vordering van de benadeelde partij niet kon worden toegewezen.

Het vonnis werd uitgesproken door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters, en de griffier. De rechtbank benadrukte dat de verdachte niet kon worden veroordeeld op basis van de beschikbare bewijsstukken, en dat de kosten van de procedure voor elke partij voor eigen rekening kwamen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/845250-11
Datum uitspraak: 17 oktober 2011
Vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1991,
wonende te [woonplaats], [adres].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 3 oktober 2011.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 5 september 2011.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 25 juni 2011 te Oss ter uitvoering van het door verdachte
voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met
dat opzet (met kracht) meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een
scherp en/of puntig voorwerp, in de buikstreek (linkerzij), althans in het
lichaam, van die [slachtoffer] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art. 45 juncto 287 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 25 juni 2011 te Oss ter uitvoering van het door verdachte
voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar
lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet (met kracht) meermalen,
althans eenmaal, met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de
buikstreek (linkerzij), althans in het lichaam, van die [slachtoffer] heeft
gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art. 45 juncto 302 Wetboek van Strafrecht
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 25 juni 2011 te Oss opzettelijk mishandelend een persoon
(te weten [slachtoffer]), (met kracht) meermalen, althans eenmaal, met een mes,
althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de buikstreek (linkerzij),
althans in het lichaam, heeft gestoken, waardoor deze letsel heeft bekomen
en/of pijn heeft ondervonden;
art. 300 Wetboek van Strafrecht
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht het aan verdachte onder primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen. Op basis van het dossier en de ter zitting getoonde camerabeelden kan worden vastgesteld dat verdachte het slachtoffer [slachtoffer] tweemaal met kracht met een scherp puntig voorwerp heeft gestoken in zijn linkerzij. Op de camerabeelden is te zien
dat verdachte een voorwerp in zijn hand heeft en een beweging maakt in de richting van [slachtoffer]. Getuige [getuige 1] herkent verdachte tijdens een meervoudige fotoconfrontatie als zijnde de persoon die [slachtoffer] in zijn linkerzijde stootte. Dat past precies bij het letsel, dat bij het slachtoffer [slachtoffer] is geconstateerd, te weten twee wondjes in de linkerzij. Het tweemaal steken van iemand in de buikstreek, waarvan iedereen weet dat zich daar allerlei belangrijke organen bevinden, kan wat betreft de officier van justitie worden gekwalificeerd als een poging tot doodslag.
De officier van justitie eist een gevangenisstraf voor de duur van drie jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar, met aftrek conform het gestelde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] dient te worden toegewezen tot een bedrag van € 200,-. Daarnaast dient voor dit bedrag de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht te worden opgelegd. De benadeelde partij dient in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard, gelet op het feit dat dat deel niet is onderbouwd.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouwe van verdachte is van mening dat verdachte van hetgeen hem primair, subsidiair en meer subsidiair is tenlastegelegd dient te worden vrijgesproken. Op basis van het huidige dossier kan niet worden vastgesteld waar en wanneer aangever zijn verwondingen heeft opgelopen. Er zijn verschillende scenario's denkbaar. De wondjes waren klein, zodat niet kan worden uitgesloten dat aangever zich eerder op de avond heeft gestoten of zich heeft verwond. Dat verdachte een scherp voorwerp in zijn handen heeft gehad en de verwondingen bij aangever heeft toegebracht, kan op basis van het dossier en de getoonde camerabeelden niet wettig en overtuigend bewezen worden verklaard. Indien de rechtbank wel aannemelijk acht dat verdachte iets in zijn handen heeft gehad en daarmee aangever heeft verwond, dan nog staat niet vast met welk voorwerp dit is geweest. Er kan dan ook niet worden vastgesteld of iemand met dat voorwerp zo ernstig gewond zou kunnen raken dat daardoor de dood of zwaar lichamelijk letsel het gevolg had kunnen zijn.
De bewijsbeslissing.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte primair, subsidiair en meer subsidiair is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Het dossier bevat onder meer de verklaring van aangever [slachtoffer], inhoudende dat hij op 25 juni 2011 in de Ontmoeting te Oss twee steekwonden in zijn linkerzij heeft opgelopen, dat hij daar niets van heeft gemerkt en dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte dit heeft gedaan, omdat aangever die avond alleen met verdachte een woordenwisseling/confrontatie heeft gehad. Verdachte ontkent dat hij aangever [slachtoffer] in zijn buik/linkerzij heeft gestoken.
Naast voornoemde aangifte zijn er verschillende getuigenverklaringen in het dossier aanwezig, waaruit blijkt dat verdachte die avond een woordenwisseling/confrontatie met [slachtoffer] heeft gehad en dat [slachtoffer] enige tijd later gewond bleek te zijn aan zijn linkerzij.
Echter van deze getuigen heeft niemand verdachte daadwerkelijk met een scherp of puntig voorwerp in aangevers linkerzij zien steken.
Getuige [getuige 1] verklaart dat hij verdachte met zijn rechterarm een stootbeweging heeft zien maken en dat verdachte daarbij aangever [slachtoffer] in zijn linkerzij raakte.
Deze getuige verklaart voorts dat hij geen steekvoorwerp heeft gezien, maar vermoedt dat verdachte aangever [slachtoffer] heeft gestoken, omdat aangever later bloedde op de plek waar verdachte hem geslagen had.
De verklaring van getuige [getuige 1] wordt niet ondersteund door de ter zitting getoonde camerabeelden. Op de camerabeelden kan de rechtbank namelijk niet waarnemen dat verdachte een stotende beweging maakt in de linkerzijde van aangever [slachtoffer].
Op enig moment is naar het oordeel van de rechtbank wel te zien dat verdachte een voorwerp in zijn rechterhand heeft, maar of dit een scherp of puntig voorwerp is en hoe lang dit voorwerp is, valt niet af te leiden uit de betreffende camerabeelden.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is dat verdachte aangever [slachtoffer] met een scherp danwel puntig voorwerp in de buikstreek (linkerzij) heeft gestoken.
De vordering van de benadeelde partij.
Nu verdachte van het hem primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde feit zal worden vrijgesproken, dient de benadeelde partij in de vordering niet ontvankelijk te worden verklaard.
De rechtbank zal de kosten van partijen als bedoeld in artikel 592a van het Wetboek van Strafvordering compenseren aldus dat elke partij haar eigen kosten draagt.
DE UITSPRAAK
T.a.v. primair, subsidiair, meer subsidiair:
Vrijspraak
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
T.a.v. primair, subsidiair, meer subsidiair:
Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [slachtoffer] in haar vordering.
Compenseert de kosten van partijen aldus, dat elke partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. S.J.O. de Vries, voorzitter,
mr. M.L.W.M. Viering en mr. A.M.R. van Ginneken, leden,
in tegenwoordigheid van mr. P. van Etteger-Lubbers, griffier,
en is uitgesproken op 17 oktober 2011.
Mr. Van Ginneken is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
5
Parketnummer: 01/845250-11
[verdachte]