ECLI:NL:RBSHE:2011:BT7165
Rechtbank 's-Hertogenbosch
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzet van curator tegen faillietverklaring wegens vermeend misbruik van bevoegdheid bij eigen aangifte faillissement
In deze zaak heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch op 4 oktober 2011 uitspraak gedaan in een verzetprocedure die door de curator was ingesteld tegen de faillietverklaring van [partij A]. De curator stelde dat er sprake was van misbruik van bevoegdheid, zoals bedoeld in artikel 3:13 van het Burgerlijk Wetboek, omdat de gefailleerde haar eigen aangifte tot faillietverklaring had gedaan met het doel om een schuldsaneringsregeling te verkrijgen. De rechtbank heeft ambtshalve kennisgenomen van het dossier en de argumenten van de curator en de gefailleerde. De rechtbank oordeelde dat de curator ontvankelijk was in zijn verzet en dat het begrip 'belanghebbende' in de Faillissementswet ruim moest worden opgevat. De curator had een gerechtvaardigd belang bij het verzet, aangezien zijn salaris tot de faillissementskosten behoort.
De rechtbank overwoog verder dat de Faillissementswet niet voorschrijft voor welke doeleinden een faillissementsaanvraag mag worden gebruikt, waardoor het moeilijk is om een duidelijke grens te trekken tussen legitiem en oneigenlijk gebruik. De rechtbank concludeerde dat de gefailleerde een in rechte te respecteren belang had bij het indienen van haar eigen aangifte tot faillietverklaring, omdat dit haar de mogelijkheid bood om in aanmerking te komen voor een schuldsaneringsregeling zonder eerst een buitengerechtelijke schuldregeling te hoeven proberen. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van misbruik van recht en verklaarde het verzet van de curator ongegrond.
De beslissing werd genomen door mr. B.C.W. Geurtsen-van Eeden en uitgesproken ter openbare terechtzitting. De rechtbank benadrukte dat de gefailleerde en haar echtgenoot eerder hadden geprobeerd om in een schuldregelingstraject te komen, maar daar niet in waren geslaagd. De rechtbank concludeerde dat de gefailleerde niet in redelijkheid had kunnen afzien van het indienen van haar eigen faillissementsaanvraag, gezien haar omstandigheden en de eerdere pogingen tot schuldhulpverlening.