ECLI:NL:RBSHE:2011:BT1882

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
20 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/840084-11
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Heimelijke opnames door publieke omroepvereniging van presentator RTL-Boulevard

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch geoordeeld over een publieke omroepvereniging die een presentator van RTL-Boulevard een verzonnen prijs uitreikte in de vorm van een beeldje. In dit beeldje was opnameapparatuur verborgen, waarmee gesprekken van de presentator buiten zijn woning werden opgenomen. De vereniging had de opnames bedoeld voor uitzending in een satirisch televisieprogramma, met als doel de privacyschending in de roddeljournalistiek aan de kaak te stellen. De directie van de vereniging gaf toestemming voor de heimelijke opnames. Na de overhandiging van het beeldje weigerde de presentator echter toestemming voor uitzending van de opnames, die vervolgens niet openbaar zijn gemaakt.

De rechtbank verwierp het verweer van de verdediging dat de strafvervolging in strijd was met artikel 10 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De rechtbank oordeelde dat in dit geval het recht op privacy (artikel 8 EVRM) zwaarder weegt dan het recht op vrije nieuwsgaring (artikel 10 EVRM). De heimelijke opnames waren niet bedoeld om een ernstige maatschappelijke misstand aan het licht te brengen, en er waren alternatieven beschikbaar om het beoogde doel te bereiken zonder de privacy van de presentator te schenden. De rechtbank legde de vereniging een geldboete op van € 2500.

De uitspraak benadrukt de noodzaak om de privacy van individuen te respecteren, zelfs in het kader van journalistieke activiteiten. De rechtbank concludeerde dat de vereniging niet had voldaan aan het subsidiariteitsvereiste en dat de schending van de privacy van de presentator niet gerechtvaardigd was door het beoogde doel van de actie.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/840084-11
Datum uitspraak: 20 september 2011
Vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen
[verdachte],
gevestigd te [vestigingsplaats], [adres].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 6 september 2011.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte en namens de benadeelde partijen naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 3 augustus 2011.
Op de dagvaarding is [verdachte] als verdachte aangemerkt. Daarbij is verzuimd te vermelden dat het gaat om een rechtspersoon, in dit geval een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid. De rechtbank merkt dit aan als een kennelijke misslag. Het is algemeen bekend dat [verdachte] een omroepvereniging is. Bovendien is verdachte in de klachtprocedures bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch steeds omschreven als "de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid [verdachte]". Ter zitting van 6 september 2011 heeft de rechtbank aan de hand van het Handelsregister van de Kamer van Koophandel vastgesteld, dat het gaat om deze vereniging met volledige rechtsbevoegdheid en is de [bestuurder] gehoord als gevolmachtigd bestuurder van deze rechtspersoon. De rechtbank merkt dan ook "de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid [verdachte]" als verdachte aan. Naar het oordeel van de rechtbank wordt verdachte daarmee niet in zijn belangen geschaad.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 10 juli 2009
tot en met 15 juli 2009 te Cromvoirt, gemeente Vught en/of te Hilversum,
althans in Nederland, tezamen en/of in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen, (telkens) met het oogmerk een gesprek dat elders dan in een
woning, besloten lokaal of erf, werd gevoerd, te weten een of meer in een
auto gevoerde gesprek(ken) van [slachtoffer], (telkens) af te luisteren en/of op
te nemen, welk(e) gesprek(ken) met een technisch hulpmiddel, te weten
opnameapparatuur (verstopt in een beeldje dat zogenoemd als gouden oor werd
betiteld), heimelijk anders dan in opdracht van een deelnemer aan dat gesprek
gesprekken heeft afgeluisterd en/of zonder dat zij en/of haar mededader(s) deelnemer aan
dat gesprek was/waren en anders dan in opdracht van een deelnemer aan dat
gesprek gesprekken heeft opgenomen;
[artikel 139b Wetboek van Strafrecht]
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan.
Vaststaande feiten.
[verdachte] (hierna: [verdachte]) is een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid, opgericht op 15 augustus 1997. 1
Begin juli 2009 is op de redactie van [verdachte] het idee besproken om [slachtoffer], presentator van het televisieprogramma RTL-Boulevard (hierna: [slachtoffer]), een verzonnen prijs uit te reiken in de vorm van een beeldje en in dat beeldje opnameapparatuur te plaatsen. Vervolgens zou [slachtoffer] dan met de opnames worden geconfronteerd en hem toestemming worden gevraagd voor uitzending van deze opnames in het satirisch actualiteitenprogramma VOC.2
Het idee is door de eindredacteur van VOC, [medewerker 4], op 8 juli 2009 voorgelegd aan de bedrijfsjurist van [verdachte], [medewerker 1] (hierna: [medewerker 1]). 3 Deze heeft het op zijn beurt voorgelegd aan de algemeen directeur van [verdachte], [bestuurder] (hierna: [bestuurder]). Laatstgenoemde is tevens algemeen gevolmachtigd bestuurder van de rechtspersoon [verdachte].4 [bestuurder] heeft toestemming gegeven voor uitvoering van het idee, zij het onder voorwaarden. Er mochten geen opnamen worden uitgezonden zonder toestemming van [slachtoffer] en als er opnames werden uitgezonden moesten die passen binnen het satirisch karakter van het programma VOC.5
Een medewerker van [verdachte], [medewerker 2] (hierna: [medewerker 2]) overhandigde op 10 juli 2009 een beeldje aan [slachtoffer] tijdens de uitzending van RTL Boulevard in de RTL-studio te Hilversum. Het beeldje moest een prijs voorstellen, het "Gouden Oor 2009". 6 [slachtoffer] werd daarbij niet meegedeeld dat er in het beeldje opnameapparatuur was geplaatst. Deze opname apparatuur trad in werking als erop werd ingebeld met een mobiele telefoon. 7
[slachtoffer] is na de uitzending in de auto gestapt, heeft zijn ouders opgehaald en is naar zijn woning gereden. Daar heeft het beeldje in zijn kantoor gestaan, eerst op zijn bureau en later in een kast.8 Op 15 juli 2009 is hij op verzoek van [medewerker 2] met het beeldje teruggereden naar de RTL-studio voor een interview met [medewerker 2] en [medewerker 3] (hierna: [medewerker 3]). Tijdens dit interview vertelden [medewerker 2] en [medewerker 3] aan [slachtoffer] dat in het beeldje opname-apparatuur zat verborgen. Ze lieten [slachtoffer] een CD horen met opnames van een gesprek in de auto van [slachtoffer] met zijn ouders en van een gesprek van [slachtoffer] op de RTL-redactie. [medewerker 2] en [medewerker 3] vroegen vervolgens [slachtoffer] toestemming om fragmenten van deze CD te laten horen in een uitzending van VOC op 17 juli 2009. [slachtoffer] weigerde hiervoor toestemming te geven.9
Op 16 juli 2009 heeft hij, mede namens zijn partner [partner slachtoffer] (hierna: [partner slachtoffer]), aangifte gedaan van kort gezegd het maken van heimelijke opnames in de persoonlijke levenssfeer. Die zelfde dag heeft een [verdachte]-medewerker de CD met opnames teruggeven aan [slachtoffer]. 10
Op 17 juli 2009 hebben [slachtoffer] en [partner slachtoffer] een kort geding tegen [verdachte] aangespannen. De voorzieningenrechter heeft [verdachte] verboden de opnames publiek te maken of te verspreiden.
De CD is onder [slachtoffer] in beslag genomen en door de politie beluisterd. De politie heeft vastgesteld dat er in totaal 2 uur en ruim 40 minuten aan opnames op deze CD staat. Op de CD staan meerdere geluidsbestanden, die zijn gemonteerd tot één geluidsbestand. Daarop zijn onder meer geluiden van een motorvoertuig te horen, naar de rechtbank aanneemt de auto van [slachtoffer]. Hoorbaar zijn, met op de achtergrond de motorgeluiden, vier telefoongesprekken. Daarbij is alleen de stem van [slachtoffer] te horen. Ook is er een gesprek opgenomen met een vrouw en een man, met ook daarbij de geluiden van een motorvoertuig op de achtergrond. Naar de rechtbank aanneemt is dit een gesprek van [slachtoffer] met zijn ouders, die hij immers op 10 juli 2009 na de prijsuitreiking had opgehaald.11
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Het recht op vrije meningsuiting en het recht op vrije nieuwsgaring, zoals dat is vast gelegd in artikel 10, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), staat strafvervolging niet in de weg. Verdachte heeft op ernstige wijze inbreuk gemaakt op het privé domein van [slachtoffer]. Het illegaal afluisteren was niet bedoeld om daarmee een ernstige misstand aan het licht te brengen of een zaak van maatschappelijk belang scherper te belichten. Het lijkt er meer op dat [verdachte] [slachtoffer] een lesje wilde leren, een vorm van publicitaire eigenrichting, mogelijk ingegeven door publiciteitsgewin.
Het standpunt van de verdediging.
Volgens de raadsman van verdachte kan niet worden bewezen, dat [verdachte] het ten laste gelegde oogmerk heeft gehad om elders dan in een woning af te luisteren. Op het moment dat er werd ingebeld, wist niemand waar [slachtoffer] zich bevond. Het was daarom in zekere zin toeval dat hij elders dan in de woning was. Om die reden bepleit de verdediging primair vrijspraak.
Subsidiair bepleit de verdediging, onder verwijzing naar jurisprudentie, ontslag van alle rechtsvervolging. Strafvervolging van verdachte raakt het recht van persvrijheid en vrije meningsuiting, zoals deze is vastgelegd in artikel 10, eerste lid, van het EVRM.
Op grond van het tweede lid van artikel 10 van het EVRM kan onder bepaalde voorwaarden inbreuk worden gemaakt op het recht op persvrijheid en vrijheid van meningsuiting. Aan deze voorwaarden is in dit geval echter niet voldaan. [verdachte] heeft met zijn handelen een maatschappelijk belang gediend, te weten het ontlokken van een discussie over schending van privacy. Daarbij heeft [verdachte] zorgvuldig gehandeld, onder meer door [slachtoffer] eerst toestemming te vragen voor het uitzenden van de opnames. Ook is voldaan aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit. Er zijn maar enkele gesprekken opgenomen in een korte periode en niets daarvan is uitgezonden. Er was ook geen alternatief voorhanden. [verdachte] wilde [slachtoffer] als schender van de privacy in de roddeljournalistiek een spiegel voorhouden. Dan is er geen andere optie dan het daadwerkelijk schenden van de privacy van [slachtoffer] zelf. Strafvervolging is dan ook in strijd met artikel 10 van het EVRM.
Het oordeel van de rechtbank.
Bewijsoverweging
De raadsman heeft aangevoerd dat niet kan worden bewezen, dat verdachte het ten laste gelegde oogmerk had om -kort gezegd- buiten de woning [slachtoffer] opnames te maken.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe het volgende.
Uit de opnames op de CD blijkt dat [verdachte] de opname-apparatuur heeft laten lopen tijdens de prijsuitreiking in de RTL-studio en toen [slachtoffer] de studio verliet en met de auto wegreed. Om 0:01:30 en 1:03:40 is te horen dat [medewerker 2] en [medewerker 3] zich in de RTL-studio voorbereiden op het uitreiken van de prijs aan [slachtoffer] bij RTL Boulevard. Om 1:19:00 neemt men afscheid en wenst men elkaar prettig weekend. Om 1:20:33 stapt [slachtoffer] in de auto en rijdt weg.12 Op de bewuste CD staan bovendien meermalen opnames, die zijn gemaakt terwijl [slachtoffer] in de auto reed.
Gelet hierop acht de rechtbank bewezen, dat verdachte mede de bedoeling had om elders dan in woning van [slachtoffer] opnamen van hem te maken.
De bewezen verklaarde handelingen kunnen verdachte als rechtspersoon worden toegerekend. Directeur [bestuurder], tevens gevolmachtigd bestuurder van de rechtspersoon, heeft toestemming gegeven de opnames te maken. Ter terechtzitting heeft hij verklaard dat de "volledige verantwoordelijkheid ligt bij de directie van [verdachte]".
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
in de periode van 10 juli 2009 tot en met 15 juli 2009 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, telkens met het oogmerk een gesprek dat elders dan in een
woning, besloten lokaal of erf, werd gevoerd, te weten in een auto gevoerde gesprekken
van [slachtoffer], af te luisteren en op te nemen, welke gesprekken met een technisch hulpmiddel, te weten opnameapparatuur verstopt in een beeldje dat zogenoemd als gouden oor werd betiteld, heimelijk anders dan in opdracht van een deelnemer aan dat gesprek
gesprekken heeft afgeluisterd en zonder dat zij en haar mededaders deelnemer aan dat gesprek waren en anders dan in opdracht van een deelnemer aan dat gesprek gesprekken heeft opgenomen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
De strafbaarheid.
De verdediging heeft aangevoerd dat strafvervolging in strijd is met het in artikel 10 van het EVRM vastgelegde recht op vrijheid van meningsuiting en dat verdachte daarom dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
De rechtbank verwerpt het verweer en overweegt daartoe het volgende.
In artikel 10, eerste lid, van het EVRM is bepaald dat een ieder recht heeft op vrijheid van meningsuiting. Dit recht omvat de vrijheid een mening te koesteren en de vrijheid om inlichtingen of denkbeelden te ontvangen of te verstrekken, zonder inmenging van enig openbaar gezag en ongeacht grenzen.
Volgens vaste jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) valt onder dit recht op vrijheid van meningsuiting ook het recht op vrije nieuws- en informatiegaring.
[verdachte]-medewerkers hebben het volgende verklaard over wat men wilde bereiken met de actie jegens [slachtoffer].
[medewerker 2] en [medewerker 3] noemen tegenover de politie als aanleiding voor de actie een uitzending van RTL Boulevard, waarbij beeldopnames, gemaakt door een camera in een parkeergarage, werden uitgezonden. Daarop zou te zien zijn dat twee bekende Nederlanders elkaar zoenden. Volgens [medewerker 2] werden met het uitzenden van deze beelden grenzen opgeschoven. "Ons idee was om te kijken hoe [slachtoffer] zou reageren als zijn privé ineens niet meer privé zou zijn", aldus [medewerker 2]. En [medewerker 3] verklaarde hierover tegen de politie: "Het idee kwam naar boven om [slachtoffer] een koekje van eigen deeg te geven. (...) We wilden [slachtoffer] confronteren met hetgeen we hadden gedaan. Dit was ook waar het ons de hele tijd om te doen was geweest. We waren benieuwd naar zijn reactie hierop. Het is nooit onze bedoeling geweest om daadwerkelijk privé gesprekken uit te zenden, maar meer om een reactie los te krijgen en te kijken hoe [slachtoffer] zou reageren op wat hij normaal gesproken bij anderen doet."
Volgens [medewerker 1] was "het doel niet om de fragmenten openbaar te maken, maar om de discussie aan te gaan hoever de roddeljournalistiek kan gaan".
Eindredacteur [naam] heeft in een mailbericht aan [bestuurder] geschreven: "Het is geenszins de bedoeling om genante of pijnlijke dingen te weten te komen. (...) Het gaat mij erom het punt te maken dat zelfs als je onbenullige dingen zegt, het zeer onprettig is om achteraf te merken dat iemand dit heeft opgenomen en daarmee naar de (roddel)pers stapt."
Directeur [bestuurder] heeft ter terechtzitting verklaard, dat "het erom ging de televisiekijker te laten zien wat de grenzen zijn met betrekking tot de privacy. Dat wilden we doen door zelf de grenzen op te zoeken, met open vizier en met een zekere glimlach. Het was niet op de persoon van [slachtoffer] gericht. Ons oogmerk was niet om binnen te dringen in de privacy van [slachtoffer], maar om hem een spiegel voor te houden."
De rechtbank concludeert op grond van de bovenstaande verklaringen, dat verdachte met het opnemen en afluisteren van gesprekken van [slachtoffer] een journalistiek doel voor ogen stond: informatie verzamelen voor een televisieprogramma, waarin privacyschending in de roddeljournalistiek kritisch zou worden belicht. In beginsel biedt artikel 10, eerste lid, van het EVRM verdachte de journalistieke vrijheid om deze informatie te verzamelen.
In het tweede lid van artikel 10 van het EVRM is echter bepaald dat de vrijheid van meningsuiting kan worden onderworpen aan bepaalde beperkingen. Het moet dan gaan om beperkingen die bij de wet zijn voorzien en die in een democratische samenleving noodzakelijk zijn in het belang van onder meer de bescherming van de rechten van anderen.
Een van de rechten die daarbij in het geding is, is het recht op eerbiediging van het privé leven, zoals neergelegd in artikel 8 van het EVRM. De vraag is dan, welk recht in dit geval zwaarder weegt: het recht op vrije nieuws- en informatiegaring van [verdachte] of het recht op eerbiediging van het privé leven van [slachtoffer]. Een factor die bij die weging een rol speelt, is het maatschappelijk belang van de misstand die [verdachte] aan de kaak wil stellen. Een andere factor is het al dan niet ontbreken van een alternatief (het subsidiariteitsvereiste) : is er een minder indringend of verstrekkend alternatief om het beoogde doel te bereiken?
Gelet op de bovenstaande verklaringen van [verdachte]-medewerkers was het maatschappelijk belang van de actie van [verdachte] beperkt. De heimelijke opnames waren niet bedoeld om een ernstige maatschappelijke misstand aan het licht te brengen. Het ging [verdachte] immers niet om de inhoud van de opnames, maar het ging erom hoe [slachtoffer] zou reageren op het schenden van zijn privacy.
Bovendien is in dit geval niet voldaan aan het subsidiariteitsvereiste. Om het beoogde doel te bereiken waren er alternatieven voorhanden, waarbij geen inbreuk werd gemaakt op de privacy van [slachtoffer]. Men had eenvoudig aan [slachtoffer] het idee van deze actie kunnen voorleggen en hem dan om commentaar kunnen vragen. Men had ook de actie in scène kunnen zetten en dan de beelden in de VOC-uitzending aan [slachtoffer] kunnen tonen. De rechtbank onderschrijft dan ook niet het standpunt van de verdediging, dat [verdachte] de schending van privacy alleen aan de orde kon stellen door zelf ook de privacy te schenden.
Uit het voorgaande concludeert de rechtbank, dat in dit geval het recht op privacy van [slachtoffer] zwaarder dient te wegen dan het recht op de vrijheid van meningsuiting en nieuwsgaring van [verdachte]. Artikel 10 van het EVRM staat dan ook strafvervolging niet in de weg.
Er zijn ook overigens geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie eist een geldboete van € 2500,-- en verbeurdverklaring van het in beslag genomen beeldje (het zogenaamde Gouden Oor) en de daarbij behorende opnameapparatuur.
Voorts verzoekt de officier van justitie toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] tot een bedrag van in totaal € 3827,26 en de vordering van de benadeelde partij [partner slachtoffer] tot een bedrag van € 4268,46, met toepassing van de schadevergoedingsregel.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken, dan wel dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Hieruit volgt dat de benadeelde partijen niet ontvankelijk dienen te worden verklaard in hun vordering. Mocht het tot toch een veroordeling komen, dan dient de benadeelde partij [partner slachtoffer] niet ontvankelijk te worden verklaard in zijn vordering, omdat de tenlastelegging alleen [slachtoffer] noemt als slachtoffer.
De vordering ten aanzien van de door [slachtoffer] opgevoerde advocaatkosten van de kortgeding procedure dient te worden afgewezen, omdat artikel 241 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) vergoeding van die kosten belet. De vordering ten aanzien van de advocaatkosten in de procedure op grond van artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering (Sv), dient niet ontvankelijk te worden verklaard, omdat het rechtstreeks verband met het ten laste gelegde ontbreekt.
Verdachte heeft ter terechtzitting afstand gedaan van de in beslag genomen goederen. Daartoe heeft hij een afstandsverklaring ondertekend.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Verdachte heeft met het heimelijk plaatsen van opnameapparatuur en beluisteren van opnames ernstig inbreuk gemaakt op de privacy van [slachtoffer]. Uit niets blijkt dat verdachte rekening heeft gehouden met de mogelijkheid dat strikt persoonlijke gesprekken of gesprekken van delicate zakelijke aard zouden worden opgenomen. Ter zitting heeft [verdachte] bovendien aangegeven nog steeds volledig achter de strafbare gedragingen te staan. Dat rekent de rechtbank [verdachte] aan. Daaraan doet niet af, dat de opgenomen gesprekken zonder toestemming van [slachtoffer] niet zouden worden uitgezonden. Waar het om gaat is, dat iemand erop moet kunnen vertrouwen dat hij vrijelijk kan zeggen wat hij wil in de beslotenheid van de persoonlijke levenssfeer. Dat vertrouwen heeft [verdachte] geschaad.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer].
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de volgende onderdelen van de vordering te weten immateriële schadevergoeding ten bedrage van € 750,--.
De rechtbank zal de vordering met betrekking tot de advocaatkosten van de gevoerde kort geding procedure afwijzen. Artikel 241 Rv belet toewijzing van deze kosten. De proceskosten worden in een civiele procedure forfaitair vastgesteld. In dat stelsel is er geen recht op vergoeding van daadwerkelijke kosten, indien die hoger zijn dan de forfaitair bepaalde kosten. Er is derhalve ook geen plaats voor toewijzing van die extra kosten in het kader van een civiele vordering van de benadeelde partij in een strafzaak.
De vordering met betrekking tot de advocaatkosten van de artikel 12 Sv-procedure zal de rechtbank eveneens afwijzen. Het is immers niet door toedoen van [verdachte] maar door een beslissing van het openbaar ministerie, dat de benadeelde partij zich gedwongen zag de artikel 12 procedure te voeren.
De vordering van de benadeelde partij [partner slachtoffer].
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in diens vordering, omdat de rechtbank niet is gebleken van een rechtstreeks verband tussen de gevorderde schade en het bewezen verklaarde feit. [partner slachtoffer] wordt niet genoemd als slachtoffer in de tenlastelegging. Uit de processtukken blijkt ook niet dat [verdachte] van [partner slachtoffer] geluidsopnames heeft gemaakt.
De rechtbank zal de benadeelde partij veroordelen in de kosten van de verdachte als bedoeld in artikel 592a van het Wetboek van Strafvordering. Deze kosten worden begroot op nihil.
Beslag.
Nu verdachte ter terechtzitting afstand van de in beslag genomen goederen heeft gedaan, hoeft de rechtbank hierover geen beslissing meer te nemen.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 23, 24, 24c, 47, 51, 57, 139b.
DE UITSPRAAK
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt haar daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
medeplegen van het met het oogmerk een gesprek dat elders dan in een woning,
besloten lokaal of erf wordt gevoerd, afluisteren en opnemen, dat gesprek met
een technisch hulpmiddel heimelijk, anders dan in opdracht van een deelnemer
aan dat gesprek afluisteren en zonder deelnemer aan dat gesprek te zijn en
anders dan in opdracht van zulk een deelnemer opnemen, meermalen gepleegd, gepleegd door een rechtspersoon.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf en maatregel:
Een geldboete van € 2500,00.
T.a.v. de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot
betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van € 750,00 (zegge:
zevenhonderdvijftig euro), te weten immateriële schadevergoeding.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot heden begroot op nihil. Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te
maken kosten.
Wijst de vordering voor het overige af.
T.a.v. de vordering van de benadeelde partij [partner slachtoffer]:
Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [partner slachtoffer] in haar vordering.
Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de verdachte tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. P.J.H. Van Dellen, voorzitter,
mr. E.W. van den Heuvel en mr. W.M. Weerkamp, leden,
in tegenwoordigheid van F.H.M. Klerkx, griffier,
en is uitgesproken op 20 september 2011.
1 Uittreksel Handelsregister Kamer van Koophandel, d.d. 4 augustus 2011.
2 Proces-verbaal van verhoor [medewerker 2], d.d. 28 juli 2009, p. 18-20, en [medewerker 3] 31 augustus 2009, p. 21-23. Waar in de voetnoten wordt volstaan met verwijzing naar een paginanummer, wordt daarmee steeds een pagina uit het eind proces-verbaal no. 2009081904 bedoeld.
3 Proces-verbaal van verhoor [medewerker 1], d.d. 28 juli 2009, p. 24-27.
4 Uittreksel Handelsregister Kamer van Koophandel, d.d. 4 augustus 2011.
5 Verklaring van [bestuurder], proces-verbaal van terechtzitting Gerechtshof 's-Hertogenbosch d.d. 7 december 2010, proces-verbaal van terechtzitting rechtbank 's-Hertogenbosch d.d. 6 september 2011 en mailbericht van [bestuurder] aan [medewerker 4] d.d. 9 juli 2009, bijlage bij het proces-verbaal terechtzitting Gerechtshof 's-Hertogenbosch d.d. 7 december 2010.
6 Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] en [partner slachtoffer], d.d. 16 juli 2009, p. 5-9.
7 Proces-verbaal van verhoor [medewerker 2], d.d. 28 juli 2009, p. 18-20.
8 Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] en [partner slachtoffer], p. 5-9
9 Proces-verbaal van aangifte, ibid., proces-verbaal van verhoor [medewerker 2], ibid., en proces-verbaal van verhoor [medewerker 3], d.d. 31 augustus 2009, p. 21- 23.
10 Proces-verbaal van verhoor [slachtoffer], d.d. 20 juli 2009, p. 16.
11 Proces-verbaal van bevindingen, d.d. 21 juli 2009, p. 29-31.
12 Proces-verbaal van bevindingen, 21 juli 2009, p. 30.
10
Parketnummer: 01/840084-11
De vereniging met volledige rechtsbevoegdheid [verdachte]