De Raad voor de Kinderbescherming voert ter onderbouwing van de verzoeken – verkort en zakelijk weergegeven - onder meer het volgende aan.
Moeder (31 jaar) is al sinds haar zestiende drugsverslaafd en leefde tien jaar in [woonplaats] op straat als verslaafde heroïneprostituée. In 2008 is zij met die manier van leven gestopt en gebruikte zij meermalen dagelijks onder toezicht van verslavingszorg Novadic-Kentron medische heroïne. Moeder is tevens bekend met psychiatrische problematiek, mogelijk border line en een oppositionele opstandige gedragsstoornis. Nadat ouders elkaar in 2005 ontmoet hadden en in 2009 een kinderwens kregen, heeft Novadic-Kentron dit conform het geldend protocol aan het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (het AMK, een afdeling van de Raad) gemeld. Het AMK heeft vervolgens de ouders zowel voor als tijdens de zwangerschap mede door het stellen van voorwaarden, intensief begeleid. In strijd met de gestelde voorwaarden bleek moeder echter al zwanger voordat zij onder toezicht en onder begeleiding van Novadic-Kentron via methadon en seresta haar verslaving had afgebouwd. Tijdens de zwangerschap heeft moeder wederom in strijd met de afspraken toch “puntjes heroïne” gebruikt. In 2010 zijn vader en moeder getrouwd. Nadat in april 2011 hun dochter [......] is geboren, is de begeleiding door het AMK voortgezet onder de volgende condities: moeder diende haar medicinale heroïne-toediening eenmaal per dag bij Novadic te vervolgen; vader diende zich in verband met zijn psychische problematiek (mogelijk een aan autisme verwante stoornis) tot de GGZ te wenden; beiden moesten zich wekelijks laten bezoeken door het consultatiebureau en thuis 17 uur per week laten bijstaan en begeleiden door Gespecialiseerde Thuiszorgbegeleiding; dit alles gecoördineerd door Zuidzorg, die aan het AMK moest rapporteren.
Al spoedig bleek dat moeder zich niet door de thuiszorg liet corrigeren en opvoedingsadviezen en aanwijzingen van hen niet opvolgde, zodat daar telkens conflicten over ontstonden. Zij vertoonde theatraal en manipulatief gedrag en liet veel bewegingsonrust zien. De thuiszorgmedewerkster heeft de ouders gemeld dat zij zich zorgen maakte om het welzijn van de baby, maar stuitte alleen maar op boosheid en onbegrip. Om nog binnen te kunnen komen teneinde zicht te houden op het welzijn van het kind, heeft de gezinsbegeleidster er vervolgens voor gekozen dergelijk soort conflicten uit de weg te gaan en zonder al te veel correctie richting ouders haar werk te doen. Zij heeft dit alles wel gemeld aan het AMK en de stichting.
Vervolgens bleek dat de gezondheid van moeder achteruitging en dat zij niet eenmaal daags maar twee maal daags onder toezicht heroïne moest gebruiken, hetgeen gevolgen had voor haar beschikbaarheid voor de verzorging van haar dochter en het bestieren van de huishouding. Na haar thuiskomst verkeerde moeder bovendien nog in een roes, hetgeen haar alertheid beïnvloedde. Vader kon haar afwezigheid niet compenseren als gevolg van zijn psychische problematiek: hij is snel overvraagd en klapt dan dicht; als het hem teveel wordt, haakt hij af. Bovendien is hij niet opgewassen tegen de persoon van moeder.
Deze complexiteit aan zorgelijke factoren in de opvoedingsomgeving van het kind, is voor de Raad de reden geweest om de verzoeken bij de rechtbank in te dienen. Men kon een veilige en verantwoorde ontwikkeling voor [de baby] in de thuissituatie niet meer langer waarborgen. Hulp in het vrijwillig kader was ontoereikend gebleken.
Ter zitting heeft de stichting zich geheel achter de stellingen en de verzoeken van de Raad geschaard.