ECLI:NL:RBSHE:2011:BS1690

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
8 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
JE RK 11-1442
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uithuisplaatsing van een baby ondanks medicinale verslavingszorg en begeleiding in de thuissituatie

Op 8 september 2011 heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige dochter van ouders die met ernstige problemen kampten. De Raad voor de Kinderbescherming had op 12 augustus 2011 een verzoekschrift ingediend voor ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing, omdat de ouders, met name de moeder, niet voldeden aan de voorwaarden voor een veilige opvoeding. De moeder, die al sinds haar zestiende verslaafd was aan drugs, had tijdens de zwangerschap van de baby in strijd met afspraken heroïne gebruikt. Ondanks intensieve begeleiding door verslavingszorg en het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling, bleek de situatie van de ouders niet te verbeteren. De kinderrechter oordeelde dat de opvoedingsomgeving van de baby ernstig bedreigd werd door de verslavingsproblematiek van de moeder en de psychische problemen van de vader. De Raad voor de Kinderbescherming had geconcludeerd dat hulp in het vrijwillige kader niet voldoende was en dat de veiligheid van de baby niet langer gewaarborgd kon worden. De kinderrechter bekrachtigde de voorlopige ondertoezichtstelling en verleende een machtiging tot uithuisplaatsing in een pleeggezin voor de duur van de ondertoezichtstelling. De ouders waren het niet eens met de uithuisplaatsing, maar de kinderrechter oordeelde dat de omstandigheden een veilig verblijf bij de ouders niet toelieten. De beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ‘s-HERTOGENBOSCH
Sector Civiel recht
Zaaknummer : 235494 / JE RK 11-1442 en 235222 / JE RK 11-1395MZ10-2
Uitspraak : 8 september 2011
Inzake : ondertoezichtstelling en machtiging tot plaatsing
Beschikking van de kinderrechter in de rechtbank ’s-Hertogenbosch - gegeven als vervolg op de beschikkingen van 22 augustus 2011 - met betrekking tot de minderjarige:
[X], geboren te [woonplaats] [in] 2011,
dochter van:
[partij A en B],
rechtens wonende te [adres],
hierna te noemen: (de) vader en (de) moeder.
Het gezag over de minderjarige berust bij de ouders.
De procedure
Op 12 augustus 2011 is ter griffie van deze rechtbank ingekomen een verzoekschrift (met bijlagen) van de Raad voor de Kinderbescherming te [woonplaats] (nader te noemen: de Raad), strekkende tot ondertoezichtstelling van voornoemde minderjarige.
De Raad voor de Kinderbescherming heeft tevens verzocht in dat kader een machtiging tot plaatsing in een verblijf pleegouder 24-uurs af te geven.
Nadat van de zijde van de ouders aan de rechtbank om aanhouding van de behandeling van deze verzoeken is gevraagd en dit verzoek door de rechtbank is ingewilligd, heeft de Raad de rechtbank verzocht de minderjarige spoedshalve onder toezicht te stellen en een machtiging uithuisplaatsing in een verblijf pleegzorg 24-uurs af te geven voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling.
De rechtbank heeft deze verzoeken op 22 augustus 2011 toegewezen, te weten: een voorlopige ondertoezichtstelling voor een periode van drie maanden en een machtiging uithuisplaatsing in een voorziening voor pleegzorg voor een periode van vier weken.
Partijen zijn uitgenodigd hun mening over die verzoeken kenbaar te maken ter zitting van 29 augustus 2011, alwaar ook de verzoeken om een definitieve ondertoezichtstelling voor de periode van een jaar en om een machtiging uithuisplaatsing in een verblijf pleegzorg 24-uurs voor de duur van de definitieve ondertoezichtstelling behandeld zijn.
Als belanghebbenden zijn aangemerkt:
- vader,
- moeder en
- Stichting Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant, vestiging [woonplaats], nader te noemen: de stichting.
Op 31 augustus 2011 heeft de kinderrechter ter zitting de verzoekschriften met gesloten deuren behandeld. Bij die gelegenheid zijn gehoord: de Raad vertegenwoordigd door mevrouw [Z], een vertegenwoordiging van de stichting in de personen van mevrouw [G] en mevrouw [H], alsmede vader en moeder, bijgestaan door mr. J.J.J.M. van Ruth.
Van het verhandelde ter zitting is proces-verbaal opgemaakt.
De beoordeling
De Raad voor de Kinderbescherming voert ter onderbouwing van de verzoeken – verkort en zakelijk weergegeven - onder meer het volgende aan.
Moeder (31 jaar) is al sinds haar zestiende drugsverslaafd en leefde tien jaar in [woonplaats] op straat als verslaafde heroïneprostituée. In 2008 is zij met die manier van leven gestopt en gebruikte zij meermalen dagelijks onder toezicht van verslavingszorg Novadic-Kentron medische heroïne. Moeder is tevens bekend met psychiatrische problematiek, mogelijk border line en een oppositionele opstandige gedragsstoornis. Nadat ouders elkaar in 2005 ontmoet hadden en in 2009 een kinderwens kregen, heeft Novadic-Kentron dit conform het geldend protocol aan het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (het AMK, een afdeling van de Raad) gemeld. Het AMK heeft vervolgens de ouders zowel voor als tijdens de zwangerschap mede door het stellen van voorwaarden, intensief begeleid. In strijd met de gestelde voorwaarden bleek moeder echter al zwanger voordat zij onder toezicht en onder begeleiding van Novadic-Kentron via methadon en seresta haar verslaving had afgebouwd. Tijdens de zwangerschap heeft moeder wederom in strijd met de afspraken toch “puntjes heroïne” gebruikt. In 2010 zijn vader en moeder getrouwd. Nadat in april 2011 hun dochter [......] is geboren, is de begeleiding door het AMK voortgezet onder de volgende condities: moeder diende haar medicinale heroïne-toediening eenmaal per dag bij Novadic te vervolgen; vader diende zich in verband met zijn psychische problematiek (mogelijk een aan autisme verwante stoornis) tot de GGZ te wenden; beiden moesten zich wekelijks laten bezoeken door het consultatiebureau en thuis 17 uur per week laten bijstaan en begeleiden door Gespecialiseerde Thuiszorgbegeleiding; dit alles gecoördineerd door Zuidzorg, die aan het AMK moest rapporteren.
Al spoedig bleek dat moeder zich niet door de thuiszorg liet corrigeren en opvoedingsadviezen en aanwijzingen van hen niet opvolgde, zodat daar telkens conflicten over ontstonden. Zij vertoonde theatraal en manipulatief gedrag en liet veel bewegingsonrust zien. De thuiszorgmedewerkster heeft de ouders gemeld dat zij zich zorgen maakte om het welzijn van de baby, maar stuitte alleen maar op boosheid en onbegrip. Om nog binnen te kunnen komen teneinde zicht te houden op het welzijn van het kind, heeft de gezinsbegeleidster er vervolgens voor gekozen dergelijk soort conflicten uit de weg te gaan en zonder al te veel correctie richting ouders haar werk te doen. Zij heeft dit alles wel gemeld aan het AMK en de stichting.
Vervolgens bleek dat de gezondheid van moeder achteruitging en dat zij niet eenmaal daags maar twee maal daags onder toezicht heroïne moest gebruiken, hetgeen gevolgen had voor haar beschikbaarheid voor de verzorging van haar dochter en het bestieren van de huishouding. Na haar thuiskomst verkeerde moeder bovendien nog in een roes, hetgeen haar alertheid beïnvloedde. Vader kon haar afwezigheid niet compenseren als gevolg van zijn psychische problematiek: hij is snel overvraagd en klapt dan dicht; als het hem teveel wordt, haakt hij af. Bovendien is hij niet opgewassen tegen de persoon van moeder.
Deze complexiteit aan zorgelijke factoren in de opvoedingsomgeving van het kind, is voor de Raad de reden geweest om de verzoeken bij de rechtbank in te dienen. Men kon een veilige en verantwoorde ontwikkeling voor [de baby] in de thuissituatie niet meer langer waarborgen. Hulp in het vrijwillig kader was ontoereikend gebleken.
Ter zitting heeft de stichting zich geheel achter de stellingen en de verzoeken van de Raad geschaard.
Van de zijde van de ouders is ter zitting aangegeven dat zij zich niet verzetten tegen een ondertoezichtstelling, maar wel tegen de uithuisplaatsing van hun dochter. Moeder kan redelijk functioneren zolang ze heroïne krijgt en haar omstandigheden zijn niet anders dan wanneer er sprake zou zijn van een andere chronische medische behandeling bij een ouder of een buitenshuis werkende ouder, waardoor die ouder tijdelijk niet beschikbaar is voor een kind en het huishouden. Naast moeder staat een goed functionerende vader. De baby verkeert in blakende gezondheid en vertoont geen spoor van verdovende middelen, zo is door de kinderarts na een korte opname ook vast gesteld. De hulpverlening van Zuid Zorg is - naar de mening van de ouders en hun raadsman - ernstig in gebreke gebleven, met name doordat de hulpverlening de zorgen die zij kennelijk hadden over de opvoedingsvaardigheden van de ouders niet met de ouders hebben gedeeld. Omdat de ouders daarvan niet van op de hoogte waren, konden zij hun handelen ook niet corrigeren. De kinderrechter mag bij haar beoordeling over het verzoek om de uithuisplaatsing dan ook geen acht slaan op de van de zijde van de hulpverlening gegeven informatie.
De kinderrechter overweegt als volgt.
De Raad heeft er kennelijk voor gekozen om via de weg van medicinale verslavingszorg onder de nodige condities en met behulp van stevige hulpverlening op vrijwillige basis te trachten een opvoedingsklimaat te scheppen waarin een baby geboren kon worden en veilig en verantwoord op zou kunnen groeien. Uit de gedingstukken is echter gebleken dat
geconcludeerd moet worden dat zowel al voor en tijdens alsook na de zwangerschap door moeder aan de aan haar gestelde condities niet is voldaan. Gebleken is ook dat het de ouders - ondanks een ruime indicatie voor hulp daarbij – niet is gelukt om structuur in hun huishouden en structuur in de verzorging van [......] aan te brengen. Het ontbreekt beide ouders aan pedagogische vaardigheden. Moeder ontbeert het noodzakelijke inzicht en zij is ook niet in staat gebleken hierin leerbaar te (willen) zijn. Na afloop van de heroïneverstrekking bij Novadic-Kentron verkeert moeder bovendien in een roes. Haar bewustzijn is dan verlaagd en vader is niet in staat om die situatie te compenseren.
Daarbij is er sprake van forse financiële problemen, met name veroorzaakt door de omvangrijke studieschuld van vader.
De houding van moeder ten opzichte van de hulpverlening wordt omschreven als sterk ambivalent, theatraal en manipulatief; gedragsstoornissen die, zo begrijpt de kinderrechter, mogelijk te verklaren zijn uit de veronderstelde psychiatrische problematiek van moeder. Zo vermeldt de raadsrapportage dat moeder heel boos reageert op kritiek en geen hulp accepteert en dat moeder “ontploft” als zaken die niet goed lopen, besproken moeten worden. Het valt de hulpverlening niet te verwijten dat de hulpverlening dan haar eigen verantwoordelijkheid neemt door de zorgen ook te melden aan de Raad en de stichting.
De kinderrechter is van oordeel dat een verblijf van een zo jong kind in een zo belangrijke levensfase bij deze ouders onder de hierboven geschetste omstandigheden een ernstige ontwikkelingsbedreiging voor het kind vormt. Een langer verblijf aldaar acht de kinderrechter niet veilig en verantwoord. Voortzetting van de ambulante hulpverlening in het kader van een ondertoezichtstelling acht de kinderrechter, gelet op de ernst van de geschetste problematiek, ontoereikend. Het verblijf van [......] in het pleeggezin dient in het belang van haar verzorging en opvoeding gecontinueerd te worden.
Dat betekent dat de beschikking waarbij de voorlopige ondertoezichtstelling voor een periode van drie maanden is verleend dient te worden bekrachtigd en het verzoek om een definitieve ondertoezichtstelling met ingang van heden voor de periode van een jaar dient te worden verleend. Dat betekent ook dat de reeds verstrekte machtiging uithuisplaatsing voor een periode van vier weken dient te worden bekrachtigd en dat ook de machtiging tot uithuisplaatsing dient te worden verleend voor de duur van de definitieve ondertoezichtstelling.
De beslissing
De kinderrechter:
bekrachtigt de beschikkingen van deze rechtbank d.d. 22 augustus 2011, waarbij de voorlopige ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing is gelast;
stelt de minderjarige voornoemd onder toezicht van de stichting, te weten:
BUREAU JEUGDZORG NOORD-BRABANT,
[woonplaats] met ingang van heden voor de duur van een jaar;
verleent de machtiging tot plaatsing van voornoemde minderjarige in een verblijf pleegouder 24-uurs voor de duur van de ondertoezichtstelling;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gegeven te 's-Hertogenbosch door mr. E.J.M. Walstock-Krens, kinderrechter, en uitgesproken ter openbare zitting van 8 september 2011, in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een advocaat -hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch:
a) door de verzoeker en degene aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
b) door andere belanghebbenden binnen drie maanden na betekening daarvan of nadat de beschikking hen op andere wijze bekend is geworden.