ECLI:NL:RBSHE:2011:BR6188

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
18 augustus 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/856070-10
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door niet verlenen van voorrang

Op 18 augustus 2011 heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 27 juli 2010 te Uden een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte, als bestuurder van een personenauto, heeft een aanrijding veroorzaakt met een andere auto die op een voorrangsweg reed. Door de aanrijding heeft het slachtoffer, de bestuurster van de andere auto, een heupkomfractuur en een schaambeenbreuk opgelopen, wat leidde tot een herstelperiode van meer dan 10 weken.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich zodanig heeft gedragen dat het ongeval aan zijn schuld te wijten is. Hij naderde de kruising van de Looweg met de Nistelrodeseweg zonder voldoende vaart te minderen en verleende geen voorrang aan het verkeer van rechts, terwijl het zicht op dat verkeer gedeeltelijk werd belemmerd door de zon. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gehandeld, wat resulteerde in het zware lichamelijke letsel van het slachtoffer.

De officier van justitie had een werkstraf en een ontzegging van de rijbevoegdheid geëist, maar de rechtbank legde uiteindelijk een geldboete op van € 750,- en een ontzegging van de rijbevoegdheid van 6 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn financiële situatie en het belang van zijn rijbewijs voor zijn werk als verpleegkundige. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de feiten en omstandigheden van de zaak.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/856070-10
Datum uitspraak: 18 augustus 2011
Vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1990,
wonende te [woonplaats], [adres] 19.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 4 augustus 2011.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 4 juli 2011.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 27 juli 2010 te Uden als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, te weten de Looweg aldaar en/of de kruising van de Looweg en de Voortweg met de Nistelrodeseweg aldaar, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of zeer, althans aanmerkelijk onoplettend,
- de kruising van de Looweg met de Nistelrodeseweg aldaar te naderen en/of op te rijden, zonder voldoende vaart te minderen en/of zonder de snelheid voldoende aan te passen aan de verkeerssituatie ter plaatse, waar verdachte voorrang dient te verlenen aan het verkeer rijdende over de Nistelrodeseweg, terwijl het zicht op verkeer van rechts geheel of gedeeltelijk werd belemmerd door de zon; en/of
- ten onrechte, in strijd met de ter plaatse geldende verkeersregels, geen voorrang te verlenen aan een personenauto, ([merk auto], [kenteken]) die, rijdende over de Nistelrodeseweg aldaar, vanuit het perspectief van verdachte, kwam van rechts, en daardoor een botsing met deze personenauto te veroorzaken, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel, te weten een bekkenbreuk en/of een heupkomfractuur en/of een scheenbeenbreuk, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
(artikel 6 Wegenverkeerswet 1994)
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 27 juli 2010 te Uden als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, te weten de Looweg aldaar en/of de kruising van de Looweg en de Voortweg met de Nistelrodeseweg aldaar, zich zodanig heeft gedragen dat daardoor gevaar en/of hinder werd veroorzaakt door:
- de kruising van de Looweg met de Nistelrodeseweg aldaar te naderen en/of op te rijden, zonder voldoende vaart te minderen en/of zonder de snelheid voldoende aan te passen aan de verkeerssituatie ter plaatse, waar verdachte voorrang dient te verlenen aan het verkeer rijdende over de Nistelrodeseweg, terwijl het zicht op verkeer van rechts geheel of gedeeltelijk werd belemmerd door de zon; en/of
- ten onrechte, in strijd met de ter plaatse geldende verkeersregels, geen voorrang te verlenen aan een personenauto ([merk auto], [kenteken]) die, rijdende over de Nistelrodeseweg aldaar, vanuit het perspectief van verdachte, kwam van rechts, en daardoor een botsing met deze personenauto te veroorzaken;
(artikel 5 Wegenverkeerswet 1994);
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.
Tengevolge van een kennelijke schrijffout in de tenlastelegging begaan staat in de zestiende regel van de tenlastelegging "scheenbeenbreuk" vermeld in plaats van "schaambeenbreuk". De rechtbank herstelt deze schrijffout en leest het laatste in plaats van het eerste. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair aan hem ten laste gelegde feit heeft gepleegd.
Het standpunt van de verdediging.
Verdachte voert aan dat het nooit zijn bedoeling is geweest een botsing te veroorzaken.
Het oordeel van de rechtbank.
Verdachte verklaart dat hij op 27 juli 2010 met zijn personenauto met [kenteken 2] op de Looweg te Uden reed in de richting van de Nistelrodeseweg. Hij reed met een snelheid van 60 kilometer per uur. Dat is daar de maximum toegestane snelheid. Verdachte naderde de kruising, waar hij de bestuurders op de kruisende weg vrije doorgang moet geven. Hij keek naar links over de kruising en zag dat daar niets aankwam. Vervolgens keek hij naar rechts.1 Hij denkt dat hij bij het naar rechts kijken in de zon heeft gekeken, maar hij weet dat niet zeker. Hij heeft de auto die van rechts kwam, niet gezien. Hij is niet gestopt voor de haaientanden.2 Vervolgens reed hij het kruisingsvlak op. Hij reed toen met een snelheid van ongeveer 50 kilometer per uur. Hij hoorde dat zijn broer die naast hem in de auto zat "Pas op" riep. Vervolgens merkte verdachte dat de airbags werden geactiveerd. Hij was tegen een auto aangereden, die voor hem gezien van rechts kwam. Deze auto reed op de voorrangsweg.3
Mevrouw [slachtoffer] verklaart dat zij op 27 juli 2010 in haar personenauto van het merk [merk auto] met [kenteken] op de Nistelrodeseweg reed. Zij kwam bij de kruising met de Looweg aan. Zij denkt dat zij ongeveer 50 kilometer per uur reed. Zij zag vanaf de Looweg een auto aan komen rijden. Deze auto reed naar haar idee erg snel en zij meent dat de auto zonder af te remmen de kruising is opgereden. Slechts enkele seconden nadat zij de auto zag, ramde deze haar auto vol in de zijkant. Zij kwam uiteindelijk tot stilstand in een sloot.4
[getuige 1] verklaart dat hij op 27 juli 2010 op de kruising van de Nistelrodeseweg en de Looweg te Uden stond. Op de Nistelrodeseweg reed vanuit de richting van Uden een voertuig voorzien van [kenteken] en op de Looweg reed een auto met [kenteken 2]. Deze laatste auto reed met een hoge snelheid over het kruispunt waardoor er een aanrijding ontstond.5
Uit een aanvraagformulier medische informatie blijkt dat [slachtoffer] een heupkomfractuur en een schaambeenbreuk had.6 [slachtoffer] verklaart dat zij na het ongeval veertien dagen in bed heeft gelegen. Zij heeft tot vier weken na de aanrijding veel pijn gehad.7 Zij heeft vijf weken op krukken gelopen. Na die vijf weken was de pijn weg en na zes weken had zij geen krukken meer nodig. De heup is goed genezen.8
Uit een proces-verbaal VerkeersOngevalAnalyse blijkt dat ten tijde van het ongeval de maximum toegestane snelheid op de Looweg tot aan de kruising met de Nistelrodeseweg 60 kilometer per uur was. Vanuit de rijrichting van verdachte bezien, stonden voor de kruising met de Nistelrodeseweg een verkeersbord B6 met een onderbord met de tekst "na 150 m" en nog een verkeersbord B6 geplaatst. Op het wegdek van de Looweg voor de kruising waren haaientanden aangebracht.9 Op het moment van de aanrijding was er daglicht, het was droog en zonnig weer en het asfalt was droog en normaal ingereden.10 Het uitzicht van verdachte werd vermoedelijk vlak voor het ongeval belemmerd door zich rechts van de weg bevindende begroeiing. Het uitzicht van verdachte werd beter naarmate de kruising werd benaderd.11
Op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte het primair aan hem ten laste gelegde feit heeft gepleegd. Uit deze bewijsmiddelen blijkt dat de auto van verdachte in botsing is gekomen met de auto van [slachtoffer] op de kruising van de Looweg met de Nistelrodeseweg te Uden. Verdachte reed bij het naderen van deze kruising ongeveer 60 kilometer per uur. Blijkens de verklaringen van de getuigen en verdachte zelf heeft verdachte voor de kruising zijn snelheid onvoldoende verminderd, in het licht van de verkeerssituatie ter plaatse waarbij hij het verkeer op de kruisende weg voorrang diende te verlenen. Verdachte is de kruising opgereden met deze voor de verkeerssituatie ter plaatse te hoge snelheid zonder daarbij de auto van [slachtoffer] op te merken en zonder aan haar voorrang te verlenen, terwijl zij van rechts kwam en op een voorrangsweg reed. Door aldus te handelen heeft verdachte zich aanmerkelijk onzorgvuldig en aanmerkelijk onoplettend gedragen. Als gevolg van het verkeersongeval heeft [slachtoffer] letsel opgelopen dat, gelet op de aard van het letsel, als zwaar lichamelijk letsel wordt aangemerkt.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
op 27 juli 2010 te Uden als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, te weten de Looweg en de kruising van de Looweg met de Nistelrodeseweg aldaar, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk
onvoorzichtig en aanmerkelijk onoplettend
- de kruising van de Looweg met de Nistelrodeseweg aldaar te naderen en op
te rijden, zonder voldoende vaart te minderen en zonder de snelheid
voldoende aan te passen aan de verkeerssituatie ter plaatse, waar verdachte
voorrang dient te verlenen aan het verkeer rijdende over de Nistelrodeseweg; en
- ten onrechte, in strijd met de ter plaatse geldende verkeersregels, geen
voorrang te verlenen aan een personenauto, ([merk auto], [kenteken 3] die, rijdende over de Nistelrodeseweg aldaar, vanuit het perspectief
van verdachte, kwam van rechts, en daardoor een botsing met deze
personenauto te veroorzaken, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel, te weten een heupkomfractuur en een schaambeenbreuk werd toegebracht.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert veroordeling van verdachte tot een werkstraf van 120 uur subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis. Verder vordert hij zes maanden rijontzegging, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en met aftrek van de termijn dat verdachte zijn rijbewijs reeds is kwijt geweest.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
Verdachte heeft naar voren gebracht dat hij bij zijn ouders woont en dat hij ongeveer
€ 600,-- tot € 800,-- euro per maand te besteden heeft. Verder heeft hij verklaard dat zijn rijbewijs erg belangrijk is voor hem in verband met zijn werk. Hij draait als verpleegkundige veel avond- en nachtdiensten en zijn werk is niet altijd met het openbaar vervoer te bereiken.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waaronder de draagkracht. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Verdachte heeft een verkeersongeval veroorzaakt, omdat hij een kruising naderde zonder voldoende snelheid te verminderen en zonder voorrang te verlenen aan een van rechts komende auto, die voorrang had. Door dit ongeval heeft de bestuurder van de andere auto zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Deze bestuurder heeft een slachtofferverklaring afgelegd waaruit blijkt dat het ongeval een behoorlijke impact op haar heeft gehad en dat zij nog immer de gevolgen daarvan ondervindt. Dit kan verdachte worden aangerekend.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank in het voordeel van verdachte rekening gehouden met het feit dat het verkeersongeval inmiddels ruim een jaar geleden heeft plaatsgehad. Verdachte heeft verklaard dat hij het heel erg vindt wat er is gebeurd, dat hij het er moeilijk mee heeft gehad het afgelopen jaar en dat hij als gevolg van het ongeval veel beter is gaan opletten bij het autorijden. Verder heeft hij verklaard dat hij graag zijn excuses aan het slachtoffer wil en al eerder had willen aanbieden, maar dat hij tot op heden niet in het bezit is gesteld van de persoonsgegevens van het slachtoffer. Voorts weegt de rechtbank in het voordeel van verdachte mee dat hij niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
Gelet op de voormelde omstandigheden, zal de rechtbank - anders dan is gevorderd door de officier van justitie - een geldboete aan verdachte opleggen. De rechtbank is van oordeel dat het opleggen van een geldboete van de hierna te bepalen hoogte de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
In de aard en de ernst van het begane delict en de preventieve werking van deze bijkomende straf ziet de rechtbank - evenals de officier van justitie - aanleiding een ontzegging van de rijbevoegdheid op te leggen. Een aanzienlijk deel van deze straf zal voorwaardelijk worden opgelegd, mede gelet op de verklaring van verdachte dat hij moeilijk zonder zijn rijbewijs kan.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c
Wegenverkeerswet 1994 art. 6, 175, 179.
DE UITSPRAAK
Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval
betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en het feit is
veroorzaakt doordat de schuldige geen voorrang heeft verleend.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straffen.
Geldboete van EUR 750,00 subsidiair 15 dagen hechtenis
Ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen (bromfietsen daaronder
begrepen) voor de duur van 6 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 179 lid 6
Wegenverkeerswet 1994 waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. H.H.E. Boomgaart, voorzitter,
mr. N.M. Spelt en mr. M.J. Smit, leden,
in tegenwoordigheid van mr. H.F. Koenis, griffier,
en is uitgesproken op 18 augustus 2011.
Mr. Smit is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1 Eindproces-verbaal van de regiopolitie Brabant-Noord, district Maas en Leijgraaf, met dossiernummer PL21Z1 2010082321-1, afgesloten dd. 15 oktober 2010, in totaal 75 doorgenummerde pagina's (hierna te noemen eindpv), verhoor van verdachte, p. 3.
2 Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 4 augustus 2011.
3 Eindpv, verhoor van verdachte, p. 3.
4 Eindpv, verhoor [slachtoffer], p. 11.
5 Eindpv, verhoor H.J.M van Asseldonk, p. 5.
6 Eindpv, aanvraagformulier medische informatie, p. 68.
7 Eindpv, verhoor [slachtoffer], p. 13.
8 Schriftelijke slachtofferverklaring van [slachtoffer] van 25 juli 2011, p. 2.
9 Eindpv, proces-verbaal VerkeersOngevalAnalyse, p. 32.
10 Eindpv, proces-verbaal VerkeersOngevalAnalyse, p. 34.
11 Eindpv, proces-verbaal VerkeersOngevalAnalyse, p. 62.
??
??
8
Parketnummer: 01/856070-10
[verdachte]