ECLI:NL:RBSHE:2011:BR5408

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
19 augustus 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/825200-11
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mishandeling en bedreiging met vrijspraak voor een derde bedreiging

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 19 augustus 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van mishandeling en meerdere bedreigingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 29 maart 2011 in Veghel opzettelijk een persoon, [slachtoffer 1], heeft mishandeld door deze te duwen en over de grond te slepen, wat heeft geleid tot letsel en pijn. Daarnaast werd de verdachte beschuldigd van het bedreigen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] op 19 maart 2011, waarbij hij dreigende woorden heeft geuit die gericht waren tegen hun leven. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij [slachtoffer 4] op 11 april 2011 heeft bedreigd, en heeft hem voor dit feit vrijgesproken.

De rechtbank heeft de geldigheid van de dagvaarding bevestigd en de bevoegdheid om van de zaak kennis te nemen vastgesteld. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 30 dagen, waarvan 20 voorwaardelijk, en een werkstraf van 150 uur geëist. De rechtbank heeft echter besloten om een lichtere straf op te leggen, rekening houdend met de omstandigheden van de zaak en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 100 uur, subsidiair 50 dagen hechtenis, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank heeft ook het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven, aangezien deze al eerder was geschorst.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/825200-11
Datum uitspraak: 19 augustus 2011
Verkort vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1990,
wonende te [woonplaats], [adres].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 5 augustus 2011.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 4 juli 2011.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 29 maart 2011 te Veghel opzettelijk mishandelend een
persoon (te weten [slachtoffer 1]), meermalen, althans eenmaal, heeft geslagen
en/of geschopt en/of met kracht heeft vastgepakt en/of geduwd en/of over de
grond gesleurd, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft
ondervonden;
[artikel 300 Wetboek van Strafrecht];
2.
hij meermalen, althans eenmaal op of omstreeks 19 maart 2011 te Veghel [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met
zware mishandeling, immers heeft verdachte (telkens) opzettelijk voornoemde
[slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik steek je neer" en/of "Kom dan
naar beneden dan maak ik je af", althans woorden van gelijke dreigende aard of
strekking;
[artikel 285 Wetboek van Strafrecht];
3.
hij op of omstreeks 19 maart 2011 te Veghel [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig
misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft
verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 3] dreigend de woorden toegevoegd :"Als je
nu niet naar binnen gaat kan je hier nooit meer veilig wonen", althans woorden
van gelijke dreigende aard of strekking;
[artikel 285 Wetboek van Strafrecht];
4.
hij op of omstreeks 11 april 2011 te Veghel, althans in Nederland [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans
met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde
[slachtoffer 4] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik maak je dood. Ik steek je in je
rug en het laatste dat je zal zien is mijn gezicht", althans woorden van
gelijke dreigende aard of strekking;
(artikel 285 Wetboek van Strafrecht)
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De bewijsbeslissing.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder 4 is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
In het dossier bevinden zich weliswaar een zestiental pagina's met blijkbaar historische printgegevens met betrekking tot het mobiele nummer [mobiel nummer slachtoffer 1] (van [slachtoffer 1]) en het mobiele nummer [mobiel nummer van verdachte] (van verdachte), maar voor de rechtbank is niet te controleren hoe men aan deze gegevens is gekomen. Uit het dossier blijkt niet dat de officier van justitie een vordering als bedoeld in artikel 126n van het Wetboek van Strafvordering heeft gedaan. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen deze verkeersgegevens daarom op de voet van artikel 359a lid b Wetboek van Strafvordering niet bijdragen aan het bewijs van het tenlastgelegde feit 4.
Ten overvloede overweegt de rechtbank het volgende. Voor zover aangenomen kan worden dat deze verkeersgegevens wel aan het bewijs kunnen bijdragen, kan op basis daarvan niet tot een bewezenverklaring worden gekomen. De rechtbank heeft daarbij in aanmerking genomen dat het tijdstip waarop het telefoongesprek, waarin verdachte [slachtoffer 4] zou hebben bedreigd, volgens aangever [slachtoffer 4] en de getuige [getuige], respectievelijk om ongeveer 17.24 uur en 17.25 uur zou hebben plaatsgevonden. [slachtoffer 4] heeft aangegeven dat hij op dat moment de mobiele telefoon van [slachtoffer 1] bij zich had. Uit de gegevens van de historische printgegevens blijkt dat er met het toestel van verdachte ([mobiel nummer van verdachte]) op 11 april 2011 in de namiddag vijf keer is gebeld naar het mobiele telefoonnummer van [slachtoffer 1] en wel om 16.59 uur, om 17.02 uur (tweemaal), en om 17.08 uur (tweemaal).
Deze tijdstippen wijken naar het oordeel van de rechtbank zodanig veel af van de door [slachtoffer 4] en [getuige] genoemde tijdstippen dat niet onomstotelijk is komen vast te staan dat het desbetreffende tenlaste gelegde telefoongesprek met de mobiele telefoon van verdachte is gevoerd.
Door de raadsman is met betrekking tot het tweede en het derde tenlastegelegde feit, naar de rechtbank begrijpt, aangevoerd dat de aangifte van [slachtoffer 2] (feit 2) en de aangifte van [slachtoffer 3] (feit 3) niet aan het bewijs kunnen bijdragen omdat deze alleen in concept zijn getekend. De rechtbank kan de raadsman daarin niet volgen aangezien deze verklaringen nadien zijn vastgelegd in een op ambtseed opgemaakt proces-verbaal, waarin de verbalisant relateert wat hij heeft waargenomen. Dit is een wettig bewijsmiddel, mede op basis waarvan de rechtbank tot een bewezenverklaring komt. Het verweer wordt daarom verworpen.
Voorts heeft de raadsman met betrekking tot feit 3 aangevoerd dat de getuige [slachtoffer 2] telefonisch is gehoord en dat in het ter zake opgemaakte ambtsedig proces-verbaal wordt vermeld: "Nadat de getuige haar verklaring was voorgelezen
verklaarde zij daarin te volharden en ondertekende deze." Nu er geen handtekening van de getuige staat dient deze verklaring volgens de raadsman, terzijde gelegd worden omdat deze verklaring niet overtuigend en onbetrouwbaar is. De rechtbank verwerpt ook dit verweer aangezien de vermelding in het op ambtseed opgemaakt proces-verbaal dat de telefonisch gehoorde getuige heeft getekend moet worden beschouwd als een kennelijke verschrijving, waardoor deze vermelding geen afbreuk doet aan de betrouwbaarheid van het proces-verbaal, zodat het ook kan bijdragen aan de overtuiging dat verdachte het derde tenlastgelegde feit heeft gepleegd. .
De bewezenverklaring.
De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
1.
op 29 maart 2011 te Veghel opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 1]), heeft geduwd en over de grond gesleurd, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft
ondervonden.
2.
op 19 maart 2011 te Veghel [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd "Kom dan naar beneden dan maak ik je af".
3.
op 19 maart 2011 te Veghel [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 3] dreigend de woorden toegevoegd :"Als je nu niet naar binnen gaat kan je hier nooit meer veilig wonen".
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ten aanzien van alle feiten te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de tijd van 30 dagen met aftrek, waarvan 20 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en als bijzondere voorwaarde, toezicht van de Reclassering.
Verder heeft de officier nog een werkstraf voor de tijd van 150 uur subsidair 75 dagen hechtenis gevorderd.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straffen die aan verdachte dienen te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op:
a. de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan,
b. de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen ten bezware van verdachte:
- de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- verdachte werd terzake van soortgelijke delicten als de door hem gepleegde feiten blijkens een hem betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie reeds eerder veroordeeld;
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, allereerst omdat de officier van justitie bij het formuleren van haar eis is uitgegaan van vier bewezenverklaarde feiten, terwijl de rechtbank van een van deze feiten zal vrijspreken en verder omdat de rechtbank van oordeel is dat de op te leggen straf de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 9, 22c, 22d, 27, 57, 285, 300.
DE UITSPRAAK
T.a.v. feit 4:
Vrijspraak
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1:
mishandeling
T.a.v. feit 2:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
T.a.v. feit 3:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf(fen) en/of maatregel(en).
T.a.v. feit 1, feit 2, feit 3:
Werkstraf voor de duur van 100 uren subsidiair 50 dagen hechtenis met aftrek
overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht
De rechtbank waardeert een in verzekering en in voorlopige hechtenis
doorgebrachte dag op 2 uur te verrichten arbeid.
Opheffing van het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met
ingang van heden. Deze voorlopige hechtenis is op 12 mei 2011 reeds geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. P.J. Appelhof, voorzitter,
mr. A.M. Kooijmans-de Kort en mr. W.T.A.M. Verheggen, leden,
in tegenwoordigheid van J.C. de Steur, griffier,
en is uitgesproken op 19 augustus 2011.
7
Parketnummer: 01/825200-11
[verdachte]