ECLI:NL:RBSHE:2011:BR5101

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
17 augustus 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/845057-11
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewapende overval op tankstation met bedreiging en geweld tegen verbalisanten

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch op 17 augustus 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van een gewapende overval op een tankstation in Gemonde op 12 februari 2011. De verdachte heeft tijdens de overval een vuurwapen, dat later als een alarmpistool werd geïdentificeerd, gebruikt om het slachtoffer, een pompbediende, te bedreigen en heeft een geldbedrag van €240 en een portemonnee weggenomen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan diefstal met geweld en bedreiging, en legde een gevangenisstraf van vier jaar op, met aftrek van voorarrest.

Daarnaast werd de verdachte vrijgesproken van de poging tot doodslag op verbalisanten, omdat er geen aanmerkelijke kans op de dood of zwaar lichamelijk letsel was. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet opzettelijk de verbalisanten in gevaar had gebracht, maar eerder probeerde te ontsnappen. Ook werd de verdachte vrijgesproken van joyriding, omdat niet bewezen kon worden dat hij de auto zonder toestemming van de rechthebbende had gebruikt.

De rechtbank legde ook een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen op voor de duur van één jaar, en een schadevergoeding van €531,06 aan de benadeelde partij, het tankstation, voor de geleden schade. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, en benadrukte de maatschappelijke onrust die dergelijke delicten veroorzaken.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/845057-11
Datum uitspraak: 17 augustus 2011
Vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980,
wonende te [woonplaats], [adres],
thans gedetineerd te: [PI].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 3 augustus 2011 en 24 mei 2011.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 6 mei 2011.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 3 augustus 2011 is gewijzigd (een kopie van de vordering wijziging tenlastelegging is aangehecht) is aan verdachte tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 12 februari 2011 te Gemonde, gemeente Sint-Michielsgestel,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag en/of een portemonnee, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [tankstation] en/of die [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
en/of met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag en/of een portemonnee, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [tankstation]en/of [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen[slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte,
- die [slachtoffer 1] een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft voorgehouden en/of getoond en/of
- die [slachtoffer 1] meermalen op/tegen het hoofd en/of in de nek en/of op/tegen het gezicht heeft gestompt/geslagen;
(artikel 312 en 317 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 12 februari 2011 te Schijndel ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 2]en/of [slachtoffer 3], beiden hoofdagent van regiopolitie Brabant Noord, team Schijndel, van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
- met zijn, verdachtes auto tegen het dienstvoertuig van voornoemde [slachtoffer 2]en/of [slachtoffer 3] is aangereden, terwijl die [slachtoffer 2]en/of [slachtoffer 3] zich op dat moment achter het respectievelijk geopende linker- en rechterportier van dat dienstvoertuig bevonden) en/of
- met zijn, verdachtes, auto het voornoemde dienstvoertuig naar achteren heeft geduwd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 287/302 jo 45 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 februari 2011 te Schijndel [slachtoffer 2]en/of [slachtoffer 3], beiden hoofdagent van de regiopolitie Brabant Noord, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers is/heeft verdachte toen daar opzettelijk dreigend
- met zijn auto tegen het dienstvoertuig van voornoemde [slachtoffer 2]en/of [slachtoffer 3] aangereden, terwijl die [slachtoffer 2]en/of [slachtoffer 3] zich op dat moment achter het respectievelijk geopende linker- en rechterportier van dat dienstvoertuig bevonden) en/of
- met zijn auto het voornoemde dienstvoertuig naar achteren geduwd;
(artikel 285 Wetboek van Strafrecht)
3.
hij op of omstreeks 12 februari 2011 te Schijndel [slachtoffer 4], verbalisant bij regiopolitie Brabant Noord heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 4] dreigend de woorden
toegevoegd dat hij, verdachte,
- een hoop stampij zou maken wanneer de transportboeien niet losser gemaakt zouden worden en/of
- een hele grote jongen is en vuurwapen gevaarlijk en/of
- het gezicht van die [slachtoffer 4] zou onthouden en dat hij die [slachtoffer 4] niet bedreigde, maar dat het een belofte is,
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
(artikel 285 Wetboek van Strafrecht)
4.
hij op of omstreeks 12 februari 2011 te Gemonde, gemeente Sint-Michielsgestel, en/of te Schijndel een wapen van categorie III, te weten een vuurwapen (Bruni BBM "GAP" kaliber 8 mm; model: Glock 17), en/of munitie van categorie III, te weten drie knalpatronen, voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
(artt 26 en 55 Wet Wapens en Munitie)
5.
hij op of omstreeks 12 februari 2011 te Schijndel, als bestuurder van een voertuig (personenauto (rode Fiat)), daarmee rijdende op de weg,
- op de Schootsestraat ongeveer 100 kilometer per uur heeft gereden, althans met een veel hogere snelheid dan de ter plaatse geldende maximumsnelheid van 30 kilometer per uur en/of
- op de Hoofdstraat ongeveer 100 kilometer per uur heeft gereden, althans met een veel hogere snelheid dan de ter plaatse geldende maximumsnelheid van 30 kilometer per uur en/of
- op de Hoofdstraat op de linkerzijde van de weg heeft gereden en/of
- op de rotonde Plein 1944 tegen het verkeer in is gereden en/of
- op de Europalaan van links naar rechts heeft geslingerd,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
(art 5 Wegenverkeerswet 1994)
6.
hij op of omstreeks 12 februari 2011 te Helmond met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto (rode Fiat), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft
en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 februari 2011 te Helmond en/of te Schijndel en/of te Gemonde, gemeente Sint-Michielsgestel opzettelijk wederrechtelijk een motorrijtuig, (een personenauto (rode Fiat)), toebehorende aan [slachtoffer 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, als bestuurder heeft gebruikt op de weg, Molenstraat te Helmond en/of de Schootsestraat en/of de Hoofdstraat te Schijndel en/of de Dorspsstraat te Gemonde, in elk geval op een weg;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
(art 11 Wegenverkeerswet 1994)
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan.
Het standpunt van de officier van justitie.
Feit 1
De officier van justitie acht het tenlastegelegde onder 1 wettig en overtuigend bewezen in die zin dat verdachte heeft gehandeld in strijd met artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht. Uit de eerste verklaring van het slachtoffer [slachtoffer 1], de aangifte, blijkt dat verdachte de portemonnee en het geldbedrag heeft weggenomen. Gelet op het tijdstip van de overval, het tijdstip waarop de verbalisanten de auto van de dader hebben opgepikt, de route die hoogstwaarschijnlijk is gereden, de verklaringen van getuigen die allen slechts 1 persoon hebben waargenomen en de omstandigheid dat verdachte zich beroept op zijn zwijgrecht en geen alternatief scenario aandraagt, kan het niet anders dan dat verdachte degene is geweest die de gewapende overval heeft gepleegd.
Feit 2
De officier van justitie acht het tenlastegelegde onder 2 primair wettig en overtuigend bewezen in die zin dat verdachte heeft geprobeerd de verbalisanten [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2]zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De officier van justitie heeft aangevoerd dat sprake is van voorwaardelijk opzet. Door het achteruit bewegen van het dienstvoertuig hadden de verbalisanten, die zich bevonden achter de geopende portieren, ten val kunnen komen en zwaar lichamelijk letsel kunnen oplopen.
Feit 3
De officier van justitie acht het tenlastegelegde onder 3 wettig en overtuigend bewezen.
Feit 4
De officier van justitie acht het tenlastegelegde onder 4 wettig en overtuigend bewezen.
Feit 5
De officier van justitie acht het tenlastegelegde onder 5 wettig en overtuigend bewezen.
Feit 6
De officier van justitie acht het tenlastegelegde onder 6 primair wettig en overtuigend bewezen. De auto is eigendom van [slachtoffer 5] die tegen de relatie was tussen verdachte en zijn dochter. Verdachte wist derhalve dat hij geen toestemming had om in de auto te rijden. Ook de vriendin van verdachte heeft verklaard dat zij verdachte daarvoor geen uitdrukkelijke toestemming heeft gegeven.
Het standpunt van de verdediging.
Feit 1
De raadsman heeft in twijfel getrokken of verdachte de dader is van de gewapende overval. De raadsman heeft daartoe het volgende aangevoerd. Aangever [slachtoffer 1]en getuige [getuige 1]hebben verdachte bij een fotobewijsconfrontatie niet herkend als de dader. Getuigen hebben verklaard dat de dader witte handschoenen droeg en onder verdachte zijn deze niet aangetroffen. Onder verdachte is een dubbelgevouwen hoeveelheid gekopte bankbiljetten aangetroffen waarvan het bedrag niet overeenkomt met het bedrag dat volgens de benadeelde bij de overval is weggenomen. Verder heeft de raadsman gewezen op het tijdsverloop tussen de overval en de aanhouding van verdachte, de omstandigheid dat de achtervolgende verbalisanten de auto niet continue in het oog hebben gehad en de verklaring van [getuige 2]dat de auto gestopt is waarbij de bestuurder is uitgestapt. Op basis hiervan zou een wisseling van de bestuurder mogelijk zijn. Dat verdachte zich beroept op zijn zwijgrecht mag hem niet worden tegengeworpen. De rechtbank begrijpt het verweer van de raadsman aldus dat hij verzoekt verdachte van het tenlastegelegde onder 1 vrij te spreken.
Feit 2
De raadsman heeft verzocht verdachte vrij te spreken van het tenlastegelegde onder 2 primair. De raadsman bestrijdt de aanwezigheid van de kans op de dood of op zwaar lichamelijk letsel van de verbalisanten. De raadsman heeft daarbij gewezen op de lage snelheid en de geringe intensiteit van de aanrijding. De opzet van verdachte was erop gericht om weg te rijden van de politie en niet om in te rijden op de (deur) van de politieauto.
De raadsman heeft verzocht verdachte ook vrij te spreken van het tenlastegelegde onder 2 subsidiair. De raadsman heeft aangevoerd dat als de handelingen van verdachte geen zwaar lichamelijk letsel of zelfs de dood tot gevolg konden hebben, dat de redelijke vrees daarvoor ook niet voldoende aannemelijk is geworden.
Feit 3
De raadsman heeft aangevoerd dat het eerste gedachtenstreepje "een hoop stampij maken" niet voldoet aan de vereisten van artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht. De raadsman heeft verzocht verdachte van dit deel van de tenlastelegging vrij te spreken. Ook de mededeling dat hij "een hele grote jongen is" en "vuurwapen gevaarlijk" zegt op zich niet veel. De raadsman trekt in twijfel of het derde gedachtenstreepje in combinatie met feit 4 de vrees voor enig misdrijf tegen het leven gericht en/of zware mishandeling oplevert. Ook het feit dat verdachte gezegd zou hebben dat een en ander juist geen bedreiging is, dient bij de beoordeling te worden betrokken. De rechtbank begrijpt het verweer van de raadsman aldus dat hij verzoekt verdachte van het tenlastegelegde onder 3 vrij te spreken.
Feit 4
De raadsman heeft in twijfel getrokken of verdachte wetenschap had van het vuurwapen en de patronen aangetroffen in de auto, in het geval dat verdachte wordt vrijgesproken van het tenlastegelegde onder 1. De raadsman heeft zich voor wat betreft de bewezenverklaring van twee patronen gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Deze patronen zouden zijn aangetroffen in de broekzak van verdachte en dan is sprake van wetenschap. De rechtbank begrijpt het verweer van de raadsman aldus dat hij verzoekt verdachte van het tenlastegelegde onder 4 vrij te spreken voor wat betreft het vuurwapen en de derde patroon.
Feit 5
De raadsman heeft zich voor wat betreft een bewezenverklaring van het tenlastegelegde onder 5 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Wel heeft de raadsman verzocht verdachte vrij te spreken van het deel van de tenlastelegging dat ziet op het links rijden en het slingerend rijden. De ambulancebestuurder had de rechterweghelft geblokkeerd waardoor verdachte werd gedwongen links te rijden en het slingerend rijden moet het gevolg zijn geweest van het lek schieten van de achterbanden van de Fiat.
Feit 6
De raadsman heeft verzocht verdachte vrij te spreken van het tenlastegelegde onder 6 primair, aangezien niet blijkt dat verdachte de auto van [slachtoffer 5] met de intentie tot wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen.
De raadsman heeft verzocht verdachte ook vrij te spreken van het tenlastegelegde onder 6 subsidiair, aangezien verdachte van zijn vriendin, de rechthebbende van de auto, impliciete toestemming had om de auto te gebruiken.
Het oordeel van de rechtbank.
Feit 1
Gelet op de aangifte door [slachtoffer 1], het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1], de verklaring van [slachtoffer 1], de verklaring van [getuige 3], de verklaring van [getuige 1], het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2]en het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisant [verbalisant 3]is het volgende komen vast te staan. Op 12 februari 2011 te 17.01 uur heeft een gewapende overval plaatsgevonden op [tankstation] gelegen aan de Dorpstraat te Gemonde, Sint-Michielsgestel. [slachtoffer 1] was op dat moment werkzaam als pompbediende. De dader, een man, heeft [slachtoffer 1]een op een vuurwapen gelijkend voorwerp voorgehouden en getoond. De dader riep dat hij geld wilde hebben1 en heeft [slachtoffer 1]in ieder geval 1 keer tegen het hoofd geslagen2. [slachtoffer 1] had een zichtbare hoofdwond aan de rechterzijde van zijn gelaat, deze bevond zich op zijn slaap en was bebloed3. De dader is vertrokken in een kleine rode auto, merk Fiat, met het kenteken [kenteken]4. De dader heeft een geldbedrag van
€ 240,00 en een portemonnee weggenomen5. De portemonnee is later teruggevonden op de Bodem van Elde te Gemonde6.
De rechtbank dient te beoordelen of verdachte deze gewapende overval heeft gepleegd.
Daarbij is het volgende van belang. De rechtbank acht gelet op het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisanten [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2], het proces-verbaal van aanhouding opgemaakt door verbalisant [verbalisant 4], [slachtoffer 4], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2], het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1], het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 4] en [slachtoffer 4], het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 5]en [verbalisant 6] en het proces-verbaal van sporenonderzoek opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 7] en [verbalisant 8], het volgende komen vast te staan. Verbalisanten [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2]kregen op dezelfde dag omstreeks 17.00 uur de melding dat een gewapende overval had plaatsgevonden op een tankstation in Gemonde waarbij de dader was weggereden in een rode Fiat Cinquecento voorzien van het kenteken [kenteken]. De rechtbank is van oordeel dat dit moet zijn [kenteken] gelet op de verklaring van [getuige 1], inhoudende dat hij het kenteken [kenteken] heeft genoteerd en dat zijn vrouw direct de politie heeft gebeld7, in onderlinge samenhang bezien met het feit dat de melding afkomstig is van een vrouw8. [slachtoffer 2]ziet een kleine rode Fiat met kenteken [gedeeltelijk kenteken] rijden op de Boxtelseweg te Schijndel. [slachtoffer 2]heeft aan de meldkamer doorgegeven dat zij het voertuig tegen kwam. Dit was om 17.07 uur9. Op 12 februari 2011 omstreeks 17.15 uur werd verdachte na een achtervolging uit de rode Fiat Cinquecento met kenteken [kenteken] gehaald en aangehouden op de Europalaan te Schijndel10. In het ziekenhuis bleek verdachte twee spijkerbroeken over elkaar te dragen. In de binnenste spijkerbroek werd een dubbelgevouwen hoeveelheid bankbiljetten, totaal
€ 315,00, aangetroffen. Deze bankbiljetten lagen gekopt, hetgeen inhoudt op volgorde van waarde en met dezelfde kenmerken aan dezelfde zijde. Het bewaren van bankbiljetten op deze wijze wordt veelal gedaan door banken en winkeliers11. Onder de bestuurderszitting van de rode Fiat werd een pistool (GAP, Glock Alarm Pistol) van het merk Bruni en kaliber 8mm en bestemd voor 8mm knalpatronen aangetroffen12.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte degene is geweest die de gewapende overval op het tankstation heeft gepleegd. De rechtbank heeft daarbij gelet op het hiervoor weergegeven zeer korte tijdsverloop tussen het plegen van de overval, het moment dat verbalisant [slachtoffer 2]de auto van de dader ziet rijden en de uiteindelijke aanhouding van verdachte. Verder heeft de rechtbank gelet op de vindplaats van de portemonnee, op de route tussen de plaats van de overval en de plaats waar verbalisant [slachtoffer 2]de auto van de dader ziet rijden13. Verder heeft de rechtbank gelet op de omstandigheid dat in de auto van verdachte een vuurwapen is aangetroffen, terwijl bij de gewapende overval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan [slachtoffer 1]is voorgehouden en getoond. Verdachte heeft voor de aanwezigheid van dit wapen in de onder hem inbeslaggenomen rode Fiat geen verklaring gegeven (zie ook feit 4). Verder heeft de rechtbank gelet op de opvallende omstandigheid dat in de binnenste spijkerbroek van verdachte een hoeveelheid zogenaamd gekopte bankbiljetten is aangetroffen. Weliswaar komt de waarde van die bankbiljetten niet overeen met het weggenomen geldbedrag, maar de rechtbank sluit de mogelijkheid niet uit dat een fout is gemaakt bij het opmaken van de kas. Ten slotte hebben alle getuigen verklaard over 1 dader of 1 inzittende van de auto, te weten de bestuurder van de auto. Nergens blijkt uit dat iemand anders dan verdachte het tenlastegelegde onder 1 heeft gepleegd. De rechtbank betrekt hierbij dat verdachte zich beroept op zijn zwijgrecht, terwijl zijn aanwezigheid in de rode Fiat tijdens de vlucht schreeuwt om een verklaring. De rechtbank is, op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, en gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, van oordeel dat het niet anders kan dan dat verdachte de gewapende overval heeft gepleegd. De stelling van de raadsman dat sprake kan zijn van een wisseling van personen tijdens de vlucht in de rode Fiat acht de rechtbank niet aannemelijk en wordt daarom verworpen. Anders dan de raadsman heeft betoogd biedt daarvoor naar het oordeel van de rechtbank de verklaring van de getuige [getuige 2], die tijdens de vlucht de bestuurder van de rode Fiat ziet uitstappen en weer ziet instappen (dossierpagina 158-159), onvoldoende houvast. Dat [slachtoffer 1]en [getuige 1]verdachte bij een fotobewijsconfrontatie niet hebben herkend als de dader en dat onder verdachte geen witte handschoenen zijn aangetroffen doet aan vorenstaande niet af. De rechtbank acht niet uitgesloten dat verdachte, in het geval hij witte handschoenen heeft gedragen, deze net als zijn jas uit het raam heeft gegooid14.
De rechtbank acht, gelet op het aantreffen van een vuurwapen in de auto van verdachte, komen vast te staan dat verdachte met dit vuurwapen [slachtoffer 1]heeft bedreigd door hem dit vuurwapen voor te houden en te tonen.
De rechtbank acht overigens niet aannemelijk geworden dat verdachte [slachtoffer 1]met het vuurwapen tegen het hoofd heeft geslagen zoals door de officier van justitie is aangevoerd. Dit blijkt nergens uit en is bovendien ook niet tenlastegelegd.
De rechtbank acht gelet op hetgeen hiervoor is overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde onder 1 heeft begaan zoals hierna is bewezenverklaard.
Feit 2
De rechtbank acht gelet op het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisant [slachtoffer 3], het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisant [slachtoffer 2], het proces-verbaal van bevindingen dat door hen gezamenlijk is opgemaakt, de aangifte door [slachtoffer 3], de aangifte door [slachtoffer 2]en de verklaringen van de getuigen [slachtoffer 3], [slachtoffer 2], [getuige 4], [getuige 5] en [getuige 6] afgelegd bij de rechter-commissaris, het volgende komen vast te staan. Tijdens de achtervolging van verdachte verloor verdachte ter hoogte van de rotonde Plein 1944 te Schijndel de macht over het stuur. De auto van verdachte kwam met de achterzijde tot stilstand tegen de middengeleider. [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2], beiden hoofdagent van regiopolitie Brabant-Noord, team Schijndel, zetten hun dienstvoertuig op korte afstand van de auto van verdachte, met de voorzijde van het dienstvoertuig richting de voorzijde van de auto van verdachte, om te voorkomen dat verdachte weg zou rijden. De uitpraatprocedure werd gestart. Verdachte werkte daaraan niet mee15. Vervolgens is verdachte met zijn auto tegen het dienstvoertuig van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2]gereden. [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2]bevonden zich op dat moment achter respectievelijk het geopende linker- en rechterportier van het dienstvoertuig. Als gevolg van de botsing heeft het dienstvoertuig bewogen16.
De rechtbank dient ten aanzien van feit 2 primair te beoordelen of verdachte (voorwaardelijk) opzet had om de verbalisanten [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2]van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe brengen.
De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is van opzet. Gelet op de aangifte door [slachtoffer 3], de aangifte door [slachtoffer 2]en de verklaringen van [slachtoffer 3], [slachtoffer 2], [getuige 7], [getuige 8], [getuige 4] en [getuige 5] afgelegd bij de rechter-commissaris, is de rechtbank van oordeel dat verdachte de intentie had om weg te rijden en te ontkomen aan een aanhouding17 en niet om de verbalisanten [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2]van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe brengen. De rechtbank is het eens met de raadsman.
De rechtbank dient vervolgens te beoordelen of sprake is van voorwaardelijk opzet. Voor de beoordeling van belang zijnde factoren zijn de afstand tussen het dienstvoertuig en het voertuig van verdachte, de snelheid waarmee verdachte heeft gereden en de kracht van de botsing.
De rechtbank acht, gelet op het proces-verbaal bevindingen opgemaakt door verbalisant [slachtoffer 3], het proces-verbaal bevindingen opgemaakt door verbalisant [slachtoffer 2], het proces-verbaal bevindingen dat door hen gezamenlijk is opgemaakt, de aangifte door [slachtoffer 3], de verklaringen van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] bij de rechter-commissaris en de verklaringen van de getuigen [getuige 4], [getuige 5] en [getuige 8] bij de rechter-commissaris, komen vast te staan dat de afstand tussen het dienstvoertuig en de auto van verdachte kort was en tussen de 2 en 3 meter bedroeg18.
Weliswaar hebben beide verbalisanten en meerdere getuigen verklaard dat de auto van verdachte hoge toeren maakte en dat flink gas werd gegeven19, maar hieruit kan niet worden geconcludeerd dat verdachte ook daadwerkelijk met een hoge snelheid heeft gereden. Gelet op de korte afstand tussen het dienstvoertuig en de auto van verdachte is de rechtbank van oordeel dat de snelheid waarmee verdachte heeft gereden niet hoog geweest kan zijn.
Ten aanzien van de kracht van de botsing merkt de rechtbank het volgende op. Het dienstvoertuig van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] vertoonde slechts een lichte schade aan de rechterzijde van de voorbumper. Tijdens onderzoek is niet vastgesteld kunnen worden dat het dienstvoertuig in botsing is geweest met het voertuig van verdachte20. Gelet op het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door [slachtoffer 2], het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2], de aangifte door [slachtoffer 3], de aangifte door [slachtoffer 2]en de verklaringen van [slachtoffer 3], [slachtoffer 2]en [getuige 6] afgelegd bij de rechter-commissaris, acht de rechtbank verder komen vast te staan dat het dienstvoertuig (langzaam) een stukje naar achteren rolde/bewoog en dat de agenten met het dienstvoertuig mee naar achteren bewogen. De rechtbank is gelet op vorenstaande van oordeel dat de kracht van de botsing gering is geweest.
Gelet op de korte afstand tussen het dienstvoertuig en de auto van verdachte, de geringe snelheid en de geringe kracht van de botsing is de rechtbank van oordeel dat geen aanmerkelijke kans bestond op de dood van verbalisanten [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2]en ook niet op zwaar lichamelijk letsel. Van het willens en wetens aanvaarden van die kans kan dan ook geen sprake zijn. De rechtbank is het eens met de raadsman.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder 2 primair is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
De rechtbank dient ten aanzien van feit 2 subsidiair te beoordelen of verdachte door diezelfde gedragingen verbalisanten [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2]heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling.
De rechtbank is weliswaar van oordeel dat verbalisanten [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2]zich in een bedreigende situatie bevonden, aangezien verdachte mogelijk in het bezit was van een vuurwapen en geen enkel bevel opvolgde, maar dat is niet tenlastegelegd. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van feit 2 primair is de rechtbank van oordeel dat de in de tenlastelegging vermelde gedragingen geen bedreiging opleveren in de zin van artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank is het eens met de raadsman. De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder 2 subsidiair is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Feit 3
De rechtbank acht gelet op het proces-verbaal van aanhouding opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 4], [slachtoffer 4], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2], het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 4] en [slachtoffer 4] en de aangifte door [slachtoffer 4] het volgende komen vast te staan. Op 12 februari 2011 omstreeks 17.15 uur werd verdachte aangehouden op de Europalaan te Schijndel21. [verbalisant 4] en [slachtoffer 4], agent politieregio Brabant-Noord, plaatsten verdachte in hun dienstvoertuig. Verdachte werd onrustig, omdat de handboeien te strak zouden zitten. [slachtoffer 4] heeft verdachte medegedeeld dat de handboeien pas in
's-Hertogenbosch af zouden gaan. Verdachte heeft tegen [verbalisant 4] en [slachtoffer 4] gezegd dat hij een hoop stampij zou maken wanneer de transportboeien niet losser gemaakt zouden worden. Verdachte heeft verder gezegd dat hij een hele grote jongen is en dat hij vuurwapengevaarlijk is. Verdachte heeft gezegd dat hij het gezicht van [slachtoffer 4] zou onthouden. Verdachte heeft gezegd dat hij [slachtoffer 4] niet bedreigde, maar dat het een belofte is. Verdachte keek [slachtoffer 4] hierbij indringend in zijn ogen. [slachtoffer 4] heeft verklaard dat hij zich door de uitlatingen van verdachte ernstig bedreigd voelde22 en dat bij hem de overtuiging bestond dat verdachte zijn bedreiging werkelijk ten uitvoer zou brengen23.
De rechtbank dient te beoordelen of bovenstaande woordelijke uitlatingen van verdachte een bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling opleveren in de zin van artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is van oordeel dat hetgeen is tenlastegelegd onder het eerste gedachtenstreepje, te weten dat verdachte "een hoop stampij zou maken wanneer de transportboeien niet losser gemaakt zouden worden", geen bedreiging oplevert in de zin van artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht. In zoverre is de rechtbank het eens met de raadsman. De rechtbank zal verdachte van dit deel van de tenlastelegging vrijspreken.
De rechtbank is van oordeel dat hetgeen is tenlastegelegd onder het tweede en derde gedachtenstreepje, te weten dat verdachte een hele grote jongen is en vuurwapen gevaarlijk en dat verdachte het gezicht van die [slachtoffer 4] zou onthouden en dat hij die [slachtoffer 4] niet bedreigde, maar dat het een belofte is, in onderlinge samenhang bezien, wel een bedreiging oplevert in de zin van artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank heeft daarbij in aanmerking genomen dat [slachtoffer 4] wist dat verdachte mogelijk was betrokken bij een gewapende overval met een vuurwapen24 en de omstandigheid dat onder verdachte daadwerkelijk een vuurwapen is aangetroffen25. Verder heeft de rechtbank rekening gehouden met de situatie rond de achtervolging en aanhouding van verdachte die voor de betrokken verbalisanten zeer ingrijpend was. Ook kent de rechtbank gewicht toe aan de omstandigheid dat verdachte [slachtoffer 4] indringend aankeek tijdens zijn uitlatingen. De rechtbank is daarom van oordeel dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden heeft plaatsgevonden dat bij de bedreigde de redelijke vrees kon ontstaan dat het misdrijf waarmee gedreigd werd ook gepleegd zou gaan worden. Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
De rechtbank acht gelet op hetgeen hiervoor is overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde onder 3 heeft begaan zoals hierna is bewezenverklaard.
Feit 4
De rechtbank acht gelet op hetgeen hiervoor is overwogen onder feit 1, het proces-verbaal van aanhouding opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 4], [slachtoffer 4], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2], het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door [verbalisant 4] en [slachtoffer 4], het proces-verbaal van sporenonderzoek opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 7] en [verbalisant 8], het proces-verbaal Regionaal Bureau Wapens en Munitie opgemaakt door verbalisant [verbalisant 9] en het proces-verbaal van [verbalisant 10] het volgende komen vast te staan. Op 12 februari 2011 omstreeks 17.00 uur heeft verdachte een gewapende overval gepleegd op een tankstation in Gemonde, gemeente Sint-Michielsgestel. Verdachte is vervolgens gevlucht in een rode Fiat Cinquecento met kenteken [kenteken]. Op 12 februari 2011 omstreeks 17.15 uur werd verdachte aangehouden op de Europalaan te Schijndel26. Bij de fouillering werden in de linkerbroekzak van verdachte 2 patronen aangetroffen27. Op 13 februari 2011 is een forensisch technisch sporenonderzoek verricht aan en in genoemde personenauto. Onder de vloermat voor de bestuurderszitting werd een patroonhouder met daarin een knalpatroon aangetroffen. Nabij de patroonhouder werd nog een knalpatroon aangetroffen. Onder de bestuurderszitting werd een pistool (GAP, Glock Alarm Pistol) van het merk Bruni en kaliber 8mm en bestemd voor 8mm knalpatronen aangetroffen28. Het pistool is een knal alarmpistool, zwart van kleur, in de vorm van een Glock model 17, kaliber 8mm, merknaam BBM, fabriek Bruni, model Gap. Het betreft een wapen van categorie III29. De knalpatronen betreffen munitie van categorie III30.
Aangezien de rechtbank verdachte zal veroordelen voor het tenlastegelegde onder 1, de gewapende overval op het tankstation, acht de rechtbank komen vast te staan dat verdachte wetenschap had van het in de rode Fiat aangetroffen vuurwapen. Immers heeft verdachte dit vuurwapen ook gebruikt tijdens die overval door dit aan [slachtoffer 1]voor te houden en te tonen. De rechtbank verwijst hiervoor naar hetgeen hiervoor is overwogen onder feit 1. Ten aanzien van het vuurwapen en de knalpatronen geldt tevens dat deze voorwerpen zijn aangetroffen in de auto waarin verdachte reed, zodat verdachte daarvoor verantwoordelijk is. Hoewel dit van hem verlangd mocht worden, heeft verdachte nagelaten hier een andere verklaring voor te geven. Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
De rechtbank acht gelet op hetgeen hiervoor is overwogen komen vast te staan dat verdachte 2 knalpatronen voorhanden heeft gehad en niet 3. De rechtbank is het voor wat dat betreft eens met de raadsman, hoewel de knalpatronen niet in de linkerbroekzak van verdachte zijn aangetroffen zoals de raadsman heeft gesteld, maar in de rode Fiat. De patronen aangetroffen in de linkerbroekzak van verdachte zijn geen knalpatronen, maar gaspatronen31. De rechtbank zal verdachte van het deel van de tenlastelegging dat ziet op de derde patroon vrijspreken.
De rechtbank acht gelet op hetgeen hiervoor is overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde onder 4 heeft begaan zoals hierna is bewezenverklaard.
Feit 5
De rechtbank acht gelet op het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisant [slachtoffer 3], het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisant [slachtoffer 2]en het proces-verbaal van bevindingen dat door hen gezamenlijk is opgemaakt het volgende komen vast te staan. Verdachte heeft tijdens zijn vlucht, als bestuurder van de personenauto (rode Fiat) op de Schootsestraat te Schijndel ongeveer 100 kilometer per uur gereden, terwijl ter plaatse een maximumsnelheid geldt van 30 kilometer per uur32. Op de Hoofdstraat heeft verdachte gereden met een veel hogere snelheid dan de ter plaatse geldende maximumsnelheid van 30 kilometer per uur en heeft hij op de linkerzijde van de weg gereden. Verdachte heeft op de rotonde Plein 1944 tegen het verkeer ingereden33 en op de Europalaan heeft hij van links naar rechts geslingerd34. Er was veel verkeer in Schijndel, mede door de weekmarkt en de sluitingstijden van de winkels35.
De raadsman heeft verzocht verdachte vrij te spreken van het deel van de tenlastelegging dat ziet op het links rijden en het slingerend rijden. De ambulancebestuurder had de rechterweghelft geblokkeerd waardoor verdachte werd gedwongen links te rijden en het slingerend rijden moet het gevolg zijn geweest van het lek schieten van de achterbanden van de Fiat. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman, aangezien verdachte degene is geweest die, ondanks het blokkeren van de rechterweghelft door de ambulancebestuurder en het lek schieten van de achterband van de Fiat, de keuze heeft gemaakt om door te rijden. Verdachte had er ook voor kunnen kiezen om te stoppen.
De rechtbank is van oordeel dat door de gedragingen van verdachte gevaar op de weg kon worden veroorzaakt en het verkeer op die weg kon worden gehinderd.
De rechtbank acht gelet op hetgeen hiervoor is overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde onder 5 heeft begaan zoals hierna is bewezenverklaard.
Feit 6
De rechtbank acht gelet op hetgeen hiervoor is overwogen onder feit 1 en feit 5, de verklaring van [slachtoffer 5] en de verklaring van [dochter van slachtoffer 5] afgelegd bij de politie en bij de rechter-commissaris het volgende komen vast te staan. Het in de tenlastelegging vermelde motorrijtuig, een personenauto (rode Fiat), is eigendom van [slachtoffer 5], de vader van de toenmalige vriendin van verdachte36. De vriendin van verdachte, [dochter van slachtoffer 5], had de auto van haar vader geleend en bij de woning van verdachte achtergelaten37. De sleutels van de auto had zij achtergelaten in de woning van verdachte38. Verdachte heeft de personenauto, rode Fiat, vanaf zijn woning aan de [adres] te [gemeente] meegenomen en als bestuurder gebruikt op die weg, op de Schootsestraat en Hoofdstraat te Schijndel en op de Dorpstraat te Gemonde, gemeente Sint-Michielsgestel alwaar het door hem overvallen tankstation is gelegen.
De rechtbank dient ten aanzien van feit 6 primair te beoordelen of verdachte de auto met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen. De rechtbank is van oordeel dat daarvan geen sprake is. De rechtbank is het eens met de raadsman. De rechtbank heeft daarbij gelet op de verklaring van [dochter van slachtoffer 5], de vriendin van verdachte, afgelegd bij de rechter-commissaris. [dochter van slachtoffer 5] heeft verklaard dat zij verdachte niet uitdrukkelijk heeft gezegd dat hij niet in de auto mocht rijden, dat verdachte al eerder in de auto had gereden om bijvoorbeeld boodschappen te doen en dat zij dit ook vanzelfsprekend vond. De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder 6 primair is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
De rechtbank dient vervolgens ten aanzien van feit 6 subsidiair te beoordelen of verdachte het motorrijtuig opzettelijk wederrechtelijk heeft gebruikt. De rechtbank is van oordeel dat ook daarvan geen sprake is. Ook op dit punt is de rechtbank het eens met de raadsman. Weliswaar had verdachte geen toestemming van de eigenaar van de auto, maar dat is voor de beoordeling van joyriding, artikel 11 van de Wegenverkeerswet 1994, niet van belang. Het gaat om het gebruik van de auto zonder toestemming van de rechthebbende. De rechthebbende was op het moment dat verdachte van de auto gebruik maakte [dochter van slachtoffer 5] en zij heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat zij verdachte niet uitdrukkelijk heeft gezegd dat hij niet in de auto mocht rijden, dat verdachte al eerder in de auto had gereden om bijvoorbeeld boodschappen te doen en dat zij dit ook vanzelfsprekend vond. De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder 6 subsidiair is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1.
op 12 februari 2011 te Gemonde, gemeente Sint-Michielsgestel, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag en een portemonnee
toebehorende aan [tankstation], welke diefstal werd voorafgegaan van geweld
en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte,
- die [slachtoffer 1]een vuurwapen heeft voorgehouden en getoond en
- die [slachtoffer 1]tegen het hoofd heeft geslagen;
3.
op 12 februari 2011 te Schijndel [slachtoffer 4], verbalisant bij regiopolitie Brabant Noord, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 4] dreigend de woorden toegevoegd dat hij, verdachte,
- een hele grote jongen is en vuurwapen gevaarlijk en
- het gezicht van die [slachtoffer 4] zou onthouden en dat hij die [slachtoffer 4] niet bedreigde, maar dat het een belofte is;
4.
op 12 februari 2011 te Gemonde, gemeente Sint-Michielsgestel, en Schijndel een wapen van categorie III, te weten een vuurwapen (Bruni BBM "GAP" kaliber 8 mm; model: Glock 17) en munitie van categorie III, te weten twee knalpatronen, voorhanden heeft gehad;
5.
op 12 februari 2011 te Schijndel als bestuurder van een voertuig (personenauto (rode Fiat)), daarmee rijdende op de weg,
- op de Schootsestraat ongeveer 100 kilometer per uur heeft gereden, een veel hogere snelheid dan de ter plaatse geldende maximumsnelheid van 30 kilometer per uur en
- op de Hoofdstraat heeft gereden met een veel hogere snelheid dan de ter plaatse geldende maximumsnelheid van 30 kilometer per uur en
- op de Hoofdstraat op de linkerzijde van de weg heeft gereden en
- op de rotonde Plein 1944 tegen het verkeer in is gereden en
- op de Europalaan van links naar rechts heeft geslingerd,
door welke gedragingen van verdachte gevaar op die weg kon worden veroorzaakt en het verkeer op die weg kon worden gehinderd.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte ten aanzien van de feiten 1, 2 primair, 3, 4 en 6 primair op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren met aftrek van voorarrest. De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte ten aanzien van feit 5 op te leggen een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 1 jaar.
De officier van justitie heeft bij het formuleren van zijn eis rekening gehouden met de ernst van de feiten en de omstandigheid dat verdachte eerder is veroordeeld ter zake van soortgelijke feiten. Verder heeft de officier van justitie ten aanzien van feit 1 rekening gehouden met het letsel van aangever [slachtoffer 1], de impact die dergelijke feiten doorgaans op slachtoffers hebben en de gevoelens van onveiligheid die dit feit tot gevolg heeft gehad in de kleine gemeenschap van Gemonde.
De vordering van de benadeelde partij [getuige 3/eigenaar tankstation]
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij [eigenaar tankstation] toe te wijzen tot een bedrag van € 531,06 en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] toe te wijzen tot een bedrag van € 300,00 en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]toe te wijzen tot een bedrag van € 300,00 en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4]
De officier van justitie heeft aangevoerd dat [slachtoffer 4] geen bedrag heeft ingevuld, zodat de officier van justitie ten aanzien van deze vordering geen opmerkingen heeft.
Beslag
De officier van justitie heeft gevorderd een deel van het onder verdachte inbeslaggenomen geldbedrag, te weten een geldbedrag van € 240,00, verbeurd te verklaren, zodat dit teruggegeven kan worden aan [tankstation]BV.
De officier van justitie heeft gevorderd het resterende geldbedrag, te weten een geldbedrag van € 75,00, terug te geven aan verdachte, nu niet blijkt dat dit geldbedrag van een misdrijf afkomstig is.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft, in het geval van strafoplegging, verzocht rekening te houden met de omstandigheid dat in een vergelijkbare zaak (vonnis rechtbank 's-Hertogenbosch d.d. 29 november 2010, 01/845326-10) na een eis van 4,5 jaar voor een mishandeling en een gewapende overval door de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk is opgelegd. Verder heeft de raadsman verzocht rekening te houden met de omstandigheid dat de laatste onherroepelijke veroordeling van verdachte is van 10 september 2010 en de voorlaatste in 2009. Ten slotte heeft de raadsman verzocht geen voorwaardelijk deel op te leggen gelet op de huidige regeling rond de vervroegde invrijheidstelling.
De vordering van de benadeelde partij [eigenaar tankstation]
De raadsman acht de vordering van de benadeelde partij [eigenaar tankstation], in het geval van een bewezenverklaring, toewijsbaar voor het bedrag dat de officier van justitie heeft aangevoerd.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]
De raadsman acht de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3], in het geval van een bewezenverklaring, toewijsbaar. De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van rechtbank voor wat betreft de vraag of het bedrag moet worden gedifferentieerd afhankelijk van een bewezenverklaring voor het primaire dan wel subsidiaire.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
De raadsman acht de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2], in het geval van een bewezenverklaring, toewijsbaar. De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van rechtbank voor wat betreft de vraag of het bedrag moet worden gedifferentieerd afhankelijk van een bewezenverklaring voor het primaire dan wel subsidiaire.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4]
De raadsman heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4], in het geval van een bewezenverklaring, toe te wijzen tot een bedrag van € 0,00. Subsidiair heeft de raadsman verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering.
Beslag
De raadsman heeft verzocht een deel van het inbeslaggenomen geldbedrag, te weten een geldbedrag van € 240,00, terug te geven aan [tankstation], in het geval van een bewezenverklaring.
Het oordeel van de rechtbank.
Algemeen
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Specifiek/strafverzwarende omstandigheden
Feit 1:
Verdachte heeft een gewapende overval gepleegd op een tankstation waarbij hij het slachtoffer [slachtoffer 1], die op dat moment daar alleen werkzaam was, heeft bedreigd met een vuurwapen en waarbij hij geweld heeft gebruikt tegen [slachtoffer 1]door hem te slaan tegen het hoofd. Vervolgens heeft verdachte een portemonnee en een geldbedrag weggenomen. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke delicten nog lange tijd de psychische gevolgen daarvan kunnen ondervinden, zoals ook blijkt uit de ter terechtzitting afgelegde verklaring van [eigenaar tankstation] namens de benadeelde partij [tankstation], de werkgever van [slachtoffer 1]. [eigenaar tankstation] heeft verklaard dat [slachtoffer 1]een maand op therapeutische basis heeft gewerkt en niet alleen durfde te zijn. Daar houdt de rechtbank rekening mee. Verder houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat (gewapende) overvallen maatschappelijke onrust veroorzaken en gevoelens van onveiligheid in de samenleving versterken, te meer daar dit heeft plaatsgevonden in de kleine gemeenschap van Gemonde. Verdachte heeft daarmee gehandeld in strijd met artikel 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht. Artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht beschermt het vermogen, in het bijzonder de eigendom en het bezit van roerende zaken. Artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht beschermt daarnaast de integriteit van het menselijk lichaam (inclusief het leven).
Feit 3:
Verdachte heeft het slachtoffer [slachtoffer 4] bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht. Verdachte heeft daarmee gehandeld in strijd met artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht. De strekking van deze bepaling is te voorkomen dat iemand onder druk wordt gezet door een bedreiging met een ernstig misdrijf.
Feit 4:
Verdachte heeft een vuurwapen van categorie III en munitie van categorie III voorhanden gehad. Verdachte heeft daarmee tweemaal gehandeld in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet Wapens en Munitie.
Feit 5:
Verdachte heeft zich zodanig gedrag dat gevaar op de weg kon worden veroorzaakt en het verkeer kon worden gehinderd. Met name rekent de rechtbank het verdachte zwaar aan dat hij in het centrum van Schijndel, waar een maximumsnelheid van 30 kilometer per uur geldt en waar zich nog winkelend publiek bevond, met zeer hoge snelheid heeft gereden. Verdachte heeft daarmee gehandeld in strijd met artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 dat het belang van de verkeersveiligheid beschermt. Dit feit betreft een overtreding.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging ernstig rekening met de omstandigheid dat verdachte ten aanzien van alle feiten blijkens een hem betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie reeds eerder werd veroordeeld.
Verder houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte geen enkel inzicht heeft gegeven in zijn gedrag.
De straf
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf.
Volgens de LOVS-richtlijn geldt, in het geval van overtreding van artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht waarbij sprake is van licht geweld en bedreiging, een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaar. Indien sprake is van ander geweld geldt een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar. De wettelijke maximale gevangenisstraf is 9 jaar. Gelet op de ernst van dit feit, de andere bewezenverklaarde misdrijven (feit 3 en 4), de omstandigheden van het geval, te weten dat sprake is geweest van een wilde achtervolging door de politie waarbij verdachte geen enkel bevel opvolgde en gelet op het strafblad van verdachte, is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar passend is.
De rechtbank zal geen deels voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. De rechtbank heeft daarbij gelet op de omstandigheid dat verdachte geen enkel inzicht geeft in zijn gedrag en geweigerd heeft zijn medewerking te verlenen aan het psychiatrisch consult door justitieel forensisch psychiater A.H.A.C. van Bakel en het opmaken van een reclasseringsrapport. Verder acht de reclassering een toezicht op bijzondere voorwaarden op basis van het verleden niet geïndiceerd, aangezien verdachte al jaren aangeeft geen behoefte te hebben aan reclasseringscontact of andere vorm van hulpverlening. Ter bescherming van de maatschappij rest de rechtbank daarom niets anders dan een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
De rechtbank zal aan verdachte ten aanzien van feit 5 een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 1 jaar opleggen. Door deze bijkomende straf wordt het gevaarzettend karakter van het gepleegde delict in de bestraffing tot uitdrukking gebracht.
De vordering van de benadeelde partij [Tankstation]
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezenverklaarde feit toegebrachte schade, een bedrag van € 531,06 ter zake van post 2 (6x Marlboro), post 3 (factuur Basics) en post 4 (afwezigheid personeel, eigen risico). Het bedrag bestaat geheel uit materiële schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering voor wat betreft post 1 (kasgeld), te weten een geldbedrag van € 240,00, aangezien dit geldbedrag onder verdachte inbeslaggenomen is en de rechtbank zal bepalen dat dit geldbedrag wordt teruggegeven aan de benadeelde partij (zie kopje "beslag").
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien de verdachte wordt vrijgesproken van het feit waarop de vordering van de benadeelde partij betrekking heeft (feit 2 primair en 2 subsidiair).
De rechtbank zal, nu de vordering niet wordt toegewezen, de benadeelde partij veroordelen in de kosten. Deze kosten worden tot op heden begroot op nihil.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien de verdachte wordt vrijgesproken van het feit waarop de vordering van de benadeelde partij betrekking heeft (feit 2 primair en 2 subsidiair).
De rechtbank zal, nu de vordering niet wordt toegewezen, de benadeelde partij veroordelen in de kosten. Deze kosten worden tot op heden begroot op nihil.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4]
Nu door de benadeelde partij [slachtoffer 4] wel een "voegingsformulier benadeelde partij in het strafproces" is ingediend, maar feitelijk geen schadevergoeding wordt gevorderd, behoeft de rechtbank niet te beslissen.
Beslag
Onder verdachte is een geldbedrag van € 315,00 inbeslaggenomen. De rechtbank zal de teruggave gelasten van een deel van dit geldbedrag, te weten een geldbedrag van € 240,00, aan [tankstation]. Dit geldbedrag betreft het weggenomen kasgeld. De rechtbank zal gelasten dat het overige deel van dit geldbedrag, te weten een geldbedrag van € 75,00, wordt teruggegeven aan verdachte, aangezien niet is komen vast te staan dat dit geldbedrag van een misdrijf afkomstig is.
Naar het oordeel van de rechtbank verzet het belang van strafvordering zich niet meer tegen de teruggave van de inbeslaggenomen goederen.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 24c, 27, 36f, 57, 62, 285, 310, 312
Wegenverkeerswet 1994 art. 5, 177, 179
Wet wapens en munitie art. 2, 26, 55.
DE UITSPRAAK
Verklaart het tenlastegelegde onder 1, 3, 4 en 5 bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte is tenlastegelegd onder 2 primair, 2 subsidiair, 6 primair en 6 subsidiair en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1:
diefstal, voorafgegaan van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden
T.a.v. feit 3:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
T.a.v. feit 4:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet Wapens en Munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet Wapens en Munitie
Het bewezenverklaarde levert op de overtreding:
T.a.v. feit 5:
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straffen en maatregel.
T.a.v. feit 1, feit 3, feit 4:
Gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
T.a.v. feit 5:
Ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen (bromfietsen daaronder begrepen) voor de duur van 1 jaar.
T.a.v. feit 1:
Maatregel van schadevergoeding van € 531,06 subsidiair 10 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [tankstation] van een bedrag van € 531,06 (zegge: vijfhonderdeenendertig euro en zes eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat geheel uit materiële schadevergoeding. De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op. Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [tankstation], van een bedrag van € 531,06 (zegge: vijfhonderdeenendertig euro en zes eurocent ). Het bedrag bestaat geheel uit materiële schadevergoeding. Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
T.a.v. feit 2 primair, feit 2 subsidiair:
Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [slachtoffer 3] in zijn vordering.
Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de verdachte tot op heden begroot op nihil.
T.a.v. feit 2 primair, feit 2 subsidiair:
Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [slachtoffer 2]in haar vordering.
Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de verdachte tot op heden begroot op nihil.
Teruggave inbeslaggenomen goederen, te weten: een geldbedrag van € 240,00, aan [tankstation]BV.
Teruggave inbeslaggenomen goederen, te weten: een geldbedrag van € 75,00, aan verdachte.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. P.J. Appelhof, voorzitter,
mr. J.W.H. Renneberg en mr. M.M. Klinkenbijl, leden,
in tegenwoordigheid van mr. H. Pol-Wildeman, griffier,
en is uitgesproken op 17 augustus 2011.
mr. J.W.H. Renneberg is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1 Proces-verbaal aangifte door [slachtoffer 1], pagina 116-117 van dossier regiopolitie Brabant-Noord, afdeling districtelijke opsporing, onderzoek FLOX (21XO11016), afgesloten d.d. 9 mei 2011, aantal doorgenummerde bladzijden: 337 (hierna: dossier)
2 Proces-verbaal aangifte door [slachtoffer 1], dossierpagina 117, verklaring [slachtoffer 1], dossierpagina 123 en verklaring [getuige 1], dossierpagina 141
3 Proces-verbaal bevindingen [verbalisant 1], dossierpagina 120
4 Verklaring [eigenaar tankstation], dossierpagina 136 en verklaring [getuige], dossierpagina 141
5 Proces-verbaal aangifte door [slachtoffer 1], dossierpagina 117 en proces-verbaal bevindingen [verbalisant 2], dossierpagina 162
6 Proces-verbaal bevindingen [verbalisant 3], dossierpagina 160
7 Verklaring [getuige 1], dossierpagina 141
8 Proces-verbaal bevindingen [verbalisant 1], dossierpagina 33
9 Proces-verbaal bevindingen [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2], dossierpagina 65
10 Proces-verbaal bevindingen [verbalisant 4] en [slachtoffer 4], dossierpagina 103 en proces-verbaal aanhouding, dossierpagina 231
11 Proces-verbaal bevindingen [verbalisant 5]en [verbalisant 6], dossierpagina 314-315
12 Proces-verbaal sporenonderzoek [verbalisant 7] en [verbalisant 8], dossierpagina 263 en 265
13 Uitdraai googlemaps overgelegd door de officier van justitie ter terechtzitting
14 Verklaring [getuige 9], dossierpagina 156-157, kennisgeving van inbeslagneming, dossierpagina 321 en verklaring [dochter van slachtoffer 5], dossierpagina 149
15 Proces-verbaal bevindingen [slachtoffer 3], dossierpagina 35, proces-verbaal bevindingen [slachtoffer 2], dossierpagina 40-41, proces-verbaal bevindingen [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2], dossierpagina 66, proces-verbaal aangifte door [slachtoffer 3], dossierpagina 97 en 99, proces-verbaal aangifte door [slachtoffer 2], dossierpagina 107 en 109, verklaring [slachtoffer 3] bij rechter-commissaris en verklaring [slachtoffer 2]bij rechter-commissaris
16 Proces-verbaal bevindingen [slachtoffer 3], dossierpagina 35, proces-verbaal bevindingen [slachtoffer 2], dossierpagina 40-41, proces-verbaal bevindingen [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2], dossierpagina 66, proces-verbaal aangifte door [slachtoffer 3], dossierpagina 99, proces-verbaal aangifte door [slachtoffer 2], dossierpagina 109, verklaring [slachtoffer 3] bij rechter-commissaris, verklaring [slachtoffer 2]bij rechter-commissaris, verklaring [getuige 4] bij rechter-commissaris, verklaring [getuige 5] bij rechter-commissaris en verklaring [getuige 6] bij rechter-commissaris
17 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 3], dossierpagina 100, proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2], dossierpagina 110, verklaring [slachtoffer 3] bij rechter-commissaris, verklaring [slachtoffer 2]bij rechter-commissaris, verklaring [getuige 7] bij rechter-commissaris, verklaring [getuige 8] bij rechter-commissaris, verklaring [getuige 4] bij rechter-commissaris en verklaring [getuige 5] bij rechter-commissaris
18 Proces-verbaal bevindingen [slachtoffer 3], dossierpagina 35, proces-verbaal bevindingen [slachtoffer 2], dossierpagina 41, proces-verbaal bevindingen [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2], dossierpagina 66, proces-verbaal aangifte door [slachtoffer 3], dossierpagina 99, verklaring [slachtoffer 3] bij rechter-commissaris, verklaring [slachtoffer 2]bij rechter-commissaris, verklaring [getuige 4] bij rechter-commissaris, verklaring [getuige 5] bij rechter-commissaris en verklaring [getuige 8] bij rechter-commissaris
19 Proces-verbaal bevindingen [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2], dossierpagina 67, proces-verbaal aangifte door [slachtoffer 3], dossierpagina 99, proces-verbaal aangifte door [slachtoffer 2], dossierpagina 109, verklaring [slachtoffer 3] bij rechter-commissaris, verklaring [slachtoffer 2]bij rechter-commissaris, verklaring [getuige 4] bij rechter-commissaris, verklaring [getuige 5] bij rechter-commissaris, verklaring [getuige 7] bij rechter-commissaris en verklaring [getuige 10] bij rechter-commissaris
20 Proces-verbaal verkeersongevallenanalyse, pagina 93
21 Proces-verbaal aanhouding, dossierpagina 231
22 Proces-verbaal bevindingen [verbalisant 4] en [slachtoffer 4], dossierpagina 102-103 en aangifte door [slachtoffer 4], dossierpagina 104-105
23 Proces-verbaal aangifte door [slachtoffer 4], dossierpagina 104
24 Proces-verbaal bevindingen [verbalisant 4] en [slachtoffer 4], dossierpagina 102
25 Proces-verbaal sporenonderzoek [verbalisant 7] en [verbalisant 8], dossierpagina 265
26 Proces-verbaal aanhouding, dossierpagina 231
27 Proces-verbaal bevindingen [verbalisant 4] en [slachtoffer 4], dossierpagina 103
28 Proces-verbaal sporenonderzoek [verbalisant 7] en [verbalisant 8], dossierpagina 263 en 265
29 Proces-verbaal Regionaal Bureau Wapens en Munitie [verbalisant 9], dossierpagina 329-330
30 Proces-verbaal [verbalisant 10], dossierpagina 335
31 Kennisgeving van inbeslagneming, dossierpagina 302
32 Proces-verbaal bevindingen [slachtoffer 3], dossierpagina 34, proces-verbaal bevindingen [slachtoffer 2], dossierpagina 40 en proces-verbaal bevindingen [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2], dossierpagina 66
33 Proces-verbaal bevindingen [slachtoffer 3], dossierpagina 35 en proces-verbaal bevindingen, dossierpagina 40
34 Proces-verbaal bevindingen [slachtoffer 3], dossierpagina 35 en proces-verbaal bevindingen, dossierpagina 41
35 Proces-verbaal bevindingen [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2], dossierpagina 66
36 Proces-verbaal aangifte door [slachtoffer 5], dossierpagina 112
37 Proces-verbaal aangifte door [slachtoffer 5], dossierpagina 112 en verklaring [dochter van slachtoffer 5], dossierpagina 148
38 Verklaring [dochter van slachtoffer 5] afgelegd bij de rechter-commissaris