vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Parketnummers: 01/845157-10 en 01/840803-10 (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 03 augustus 2011
Vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1974,
wonende te [woonplaats], [adres],
thans gedetineerd te: [PPC].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 1 februari 2011, 27 april 2011 en 20 juli 2011.
Op de zitting van 1 februari 2011 heeft de rechtbank de tegen verdachte, onder de hiervoor genoemde parketnummers, aanhangig gemaakte zaken gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak met parketnummer 01/845157-10 is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 13 oktober 2010. De zaak met parketnummer 01/840803-10 is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 30 maart 2011.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
t.a.v. parketnummer 01/845157-10
1.
hij op of omstreeks 02 april 2010 te Liempde, gemeente Boxtel, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik maak je dood, ik pak je nog wel, ik pak jou nog" en/of "Ik maak je kapot", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
(artikel 285 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 01 april 2010 te Liempde, gemeente Boxtel, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik maak jou kei kapot" en/of "Als ik jou tegen kom dan maak ik je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
(artikel 285 wetboek van Strafrecht)
3.
hij op of omstreeks 01 april 2010 te Liempde, gemeente Boxtel, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 2]), (in het gezicht/tegen het hoofd) heeft geslagen en/of gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
(artikel 300 Wetboek van Strafrecht)
4.
hij op of omstreeks 01 april 2010 te Liempde, gemeente Boxtel, toen de aldaar dienstdoende politieambtenaar (te weten [slachtoffer 3], surveillant van politie) verdachte op verdenking van het overtreden van artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht, in elk geval op verdenking van het gepleegd hebben van enig strafbaar feit, op heterdaad ontdekt, had aangehouden en vastgegrepen, althans vast had teneinde hem ten spoedigste voor te geleiden voor een hulpofficier van justitie en hem daartoe over te brengen naar een plaats van verhoor, zich met geweld heeft verzet tegen bovengenoemde opsporingsambtenaar,
werkzaam in de rechtmatige uitoefening zijner bediening, door opzettelijk gewelddadig te knijpen in het kruis/geslachtsdeel van bovengenoemde politieambtenaar en/of te rukken en te trekken in een richting tegengesteld aan die, waarin die politieambtenaar verdachte trachtte te geleiden, tengevolge waarvan die politieambtenaar enig lichamelijk letsel (wond aan rechterhand en/of een blauwe vinger) bekwam;
(artikel 180 jo. 181 Wetboek van Strafrecht)
5.
hij op of omstreeks 29 juni 2009 te Boxtel, in elk geval in Nederland, [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 4] dreigend de woorden toegevoegd :"Als ik jou in mijn buurt zie dan vermoord ik je", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
(artikel 285 Wetboek van Strafrecht)
t.a.v. parketnummer 01-840803-10
hij op of omstreeks 27 september 2010 te Boxtel [slachtoffer 5] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 5] dreigend de woorden toegevoegd :"Als je dat op mijn plaats/balkon komt doen, dan vermoord ik je of sla ik je kop kapot!", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
(artikel 285 Wetboek van Strafrecht)
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaardingen geldig zijn. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Bronnen.
1. Een dossier van de regiopolitie Brabant Noord, district Meierij, met registratienummer PL21XO 2010035726, afgesloten d.d. 20 april 2010, aantal doorgenummerde bladzijden
66. Dit dossier bevat een verzameling wettig opgemaakte processen-verbaal die in de onderhavige zaak in het kader van het opsporingsonderzoek zijn opgemaakt alsmede (eventuele) andere bescheiden;
2. Een dossier van de regiopolitie Brabant Noord, district Aa en Dommel, met registratienummer 2009074256, afgesloten d.d. 25 juli 2009, aantal doorgenummerde bladzijden 10. Dit dossier bevat een verzameling wettig opgemaakte processen-verbaal die in de onderhavige zaak in het kader van het opsporingsonderzoek zijn opgemaakt alsmede (eventuele) andere bescheiden;
3. Een dossier van de regiopolitie Brabant Noord, district Meierij, met registratienummer PL21XO 2010104295, afgesloten d.d. 29 maart 2011, aantal doorgenummerde bladzijden
29. Dit dossier bevat een verzameling wettig opgemaakte processen-verbaal die in de onderhavige zaak in het kader van het opsporingsonderzoek zijn opgemaakt alsmede (eventuele) andere bescheiden;
4. De verklaring van verdachte ten overstaan van de rechter-commissaris d.d. 6 april 2010;
5. Een proces-verbaal van de openbare terechtzitting van de politierechter in deze recht-bank d.d. 10 november 2010 in de zaak met parketnummer 01/845157-10.
De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan.
Het standpunt van de officier van justitie.
Bewezenverklaring van alle tenlastegelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging.
Feiten parketnummer 01/845157-10:
feit 1. Verdachte heeft de bedreiging eerst geuit nadat aangever [slachtoffer 1] hem verbaal had bedreigd. De raadsman heeft aan deze stelling geen conclusie verbonden.
feit 2. Referte door de raadsman.
feit 3. Referte, met dien verstande dat er wel het een en ander aan de uitgedeelde klap is vooraf gegaan.
feit 4. Referte, met uitzondering van de strafverzwarende omstandigheid dat verbalisant lichamelijk letsel zou hebben opgelopen. Daarvoor is het opgelopen 'letsel' te futiel.
feit 5. Referte, met dien verstande dat verdachte geen herinnering heeft aan dit incident.
Feit parketnummer 01/840803-10. Referte.
Het oordeel van de rechtbank.
feit 1 parketnummer 01/845157-10.
[slachtoffer 1] doet op 2 april 2010 aangifte van verbale bedreiging jegens verdachte. [slachtoffer 1] bevindt zich op 2 april 2010 te 08:41 uur in zijn woning gelegen aan het [adres slachtoffer 1] te Liempde. Er wordt op harde wijze aan de deur geklopt. [slachtoffer 1] ziet verdachte via het keuken-raam de woning binnenkijken en hoort hem onder meer schreeuwen: 'Jij hebt mijn autosleutel en mijn auto gejat. Ik maak je dood, ik maak je dood, ik pak jou nog wel, ik
pak jou nog.' [slachtoffer 1] wordt naar eigen zeggen als drie jaar door verdachte bedreigd en is doodsbang voor hem. Hij is bang dat verdachte hem een keer dood maakt.1
[getuige 1] bevindt zich op 2 april 2010 omstreeks 08:30 uur in haar woning gelegen te [adres] in Liempde. Zij hoort geschreeuw en gebonk buiten. Zij kijkt uit het raam en ziet dat er bij haar overbuurman [slachtoffer 1] een man voor het raam staat. Zij hoort deze man schreeuwen: 'Je hebt mijn sleutels en fiets gepakt. Hier kom je niet zomaar vanaf, ik vermoord je.'2 [getuige 2] woont aan het [adres]. Zij hoort en ziet omstreeks eerdergenoemd tijdstip de haar bekende verdachte [verdachte] voor het raam van de woning van [slachtoffer 1] staan. Zij hoort verdachte schreeuwen in de richting van dat raam. Volgens [getuige 2] staat verdachte regelmatig voor het huis van [slachtoffer 1] te schreeuwen.3
Verdachte verklaart dat hij die bewuste dag tegen [slachtoffer 1] heeft gezegd dat hij hem kapot ging maken. 4
De rechtbank acht op grond van de voorgaande bewijsmiddelen bewezen dat verdachte aangever [slachtoffer 1] verbaal met de dood heeft bedreigd. Daarbij acht de rechtbank de versie van verdachte dat hij eerst door [slachtoffer 1] zou zijn bedreigd niet aannemelijk geworden. De verklaringen van [slachtoffer 1], [getuige 1] en [getuige 2] bieden daartoe geen aanknopings-punten.
feit 2, feit 3 en feit 4 parketnummer 01/845157-10.
[slachtoffer 6] krijgt op 1 april 2010 rond 10:00 uur bij de kruising Heidonk en Kerkheiseweg te Liempde een onplezierige woordenwisseling met een man waarbij deze man onder meer roept dat hij haar in elkaar zal slaan. De man komt hierbij op haar af.
[slachtoffer 6] waarschuwt haar echtgenoot [slachtoffer 2]. Haar man pakt zijn personenauto, rijdt de man voorbij en blokkeert de weg voor de man, die inmiddels op een fiets reed. [slachtoffer 6] ziet dat de man met zijn rechter gebalde vuist tegen de linkerzijde van het gelaat van haar echtgenoot slaat. Kort daarop ziet zij de politie arriveren en de man aanhouden. Zij hoort de man hierbij tegen haar echtgenoot zeggen: 'Ik ken jou wel, ik weet jou wel te vinden en ik maak jou kapot.'5
[slachtoffer 2] verneemt op 1 april 2010 omstreeks 10:00 uur van zijn vrouw dat zij door een man is bedreigd. [slachtoffer 2] belt de politie en tracht de man op de Boxtelseweg te Liempde tot staan te brengen in afwachting van de politie. Kort nadat [slachtoffer 2] tegen de man zegt dat hij niemand moet bedreigen ziet hij de man zijn rechterhand naar achteren halen en vervolgens met grote snelheid in de richting van zijn ([slachtoffer 2]) gezicht bewegen. [slachtoffer 2] ziet dat de hand tot een vuist is gebald. [slachtoffer 2] ziet en voelt dat hij door de man op de linkerkaak wordt geslagen. [slachtoffer 2] voelt pijn. Kort nadat de man door de politie is aangehouden hoort [slachtoffer 2] de man tegen hem zeggen dat hij hem wel kent en hem wel weet te vinden en: 'Ik maakt jou kei kapot'. [slachtoffer 2] voelt zich hier-door bedreigd en doet hiervan aangifte.6 De zoon van [slachtoffer 2] is getuige van de uitgedeelde klap en hoort de man ook verbale bedreigingen uiten.7
Verbalisanten [slachtoffer 3] (surveillant van politie) en [verbalisant] rijden naar plaats van de melding. Onderweg vernemen zij dat er inmiddels ook is gevochten. Gekomen op de Boxtelseweg te Liempde worden zij aangesproken door de melder. Deze geeft aan te zijn geslagen door een door hem aangewezen man. Verbalisant [slachtoffer 3] houdt die bewuste man aan op verdenking van mishandeling. Verbalisant boeit de verdachte en wil met hem naar de politieauto lopen. Hierbij tracht verdachte zich los te rukken en naar de melder te lopen. Verdachte loopt in een andere richting als verbalisant [slachtoffer 3] hem wil brengen. Verbalisant [slachtoffer 3] pakt verdachte bij de armen vast om hem in de gewenste richting te krijgen. Hierop grijpt verdachte naar de edele delen van verbalisant [slachtoffer 3] en knijpt daar hard in. Verbalisant [slachtoffer 3] voelt hierdoor pijn. Hij werkt vervolgens de verdachte naar de grond en loopt hierbij aan de rechterhand een wond op alsmede een blauwe vinger. Verbalisant [verbalisant] ziet zijn collega [slachtoffer 3] de verdachte naar de grond brengen. Verbalisanten [slachtoffer 3] en [verbalisant] horen verdachte tegen een persoon (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 2]) roepen:
'Als ik jou tegen kom dan maak ik jou dood.'8 De aangehouden verdachte blijkt te zijn genaamd: [verdachte].9
Verdachte erkent op meerdere momenten dat hij aangever [slachtoffer 2] heeft geslagen10 en dat hij hem verbaal heeft bedreigd met de woorden 'Ik maak jou kapot'.11 Ook heeft verdachte bij de politie erkend dat hij zich tijdens de aanhouding heeft verzet.12
Gelet op de voorgaande bewijsmiddelen acht de rechtbank -kort gezegd- de bedreiging en mishandeling van aangever [slachtoffer 2] en de wederspannigheid tegen verbalisant [slachtoffer 3] bewezen.
feit 5 parketnummer 01/845157-10.
[slachtoffer 4] doet op 29 juni 2009 aangifte van bedreiging jegens verdachte. [slachtoffer 4] is de
ex-partner van verdachte. Zij hebben een dochterje, [naam dochtertje]. In de ochtend van 29 juni
2009 bevindt [slachtoffer 4] zich in haar woning te Boxtel. Zij wordt gebeld op haar gsm. Haar dochter [naam oudere dochter] neemt op en deze hoort dat verdachte de beller is. [slachtoffer 4] neemt de telefoon over en hoort de stem van verdachte. [slachtoffer 4] hoort hem onder meer zeggen: 'Je hebt gewonnen, je hebt mijn dochter van mij afgepakt. Als ik jou in mijn buurt zie dan
vermoord ik je.' Bij aangeefster [slachtoffer 4] bestaat de overtuiging dat verdachte zijn bedreiging waar zal maken. Volgens aangeefster is verdachte door zijn psychische problemen een onberekenbaar persoon.13 [naam oudere dochter] verklaart dat zij de telefoon heeft opgenomen, aan haar moeder heeft gegeven en op de luidspreker heeft gezet. Op het moment dat zij haar moeder 'met [slachtoffer 4]' hoort zeggen hoort zij verdachte roepen: 'Jij hebt het voor elkaar! Als ik jou tegenkom, kijk dan maar uit, want ik maak je af.'14
Verdachte verklaart op 24 juli 2009 bij de politie dat hij enkele weken daarvoor met [slachtoffer 4] heeft gebeld. Het ging daarbij over de voogdij van hun dochter [naaam dochtertje]. Er ontstond gelijk ruzie en er werd gescholden. Verdachte verklaart letterlijk: 'Ik was zo kwaad dat ik niet meer weet wat ik precies heb gezegd. Ik heb wel gezegd dat zij uit mijn buurt moest blijven.......Als je boos bent zeg je weleens dingen die je niet meent.'15
Gelet op de voorgaande bewijsmiddelen acht de rechtbank bewezen dat verdachte aangeefster [slachtoffer 4] met de dood heeft bedreigd.
feit parketnummer 01/840803-10.
[slachtoffer 5] is op 27 september 2010 bezig met de opbouw van steigers aan de achterzijde van de woningen gelegen aan [adres] te Boxtel. Dit in verband met voegwerkzaam-heden. [slachtoffer 5] verklaart dat op enig moment de bewoner van [huisnummer] zeer agressief naar buiten is gekomen en daarbij in zijn richting heeft geroepen: 'Als je dat op mijn plaats/ balkon komt doen dan vermoord ik je of sla ik je kop kapot' of dergelijke bewoordingen.
De man was erg kwaad en agressief. Hij schreeuwde en maakte gebaren met zijn armen. [slachtoffer 5] voelde zich door het gedrag en de uitlatingen van de man bedreigd. Hij had een angstig gevoel. Na een soortgelijk incident op 28 september 2010 met diezelfde bewoner doet [slachtoffer 5] aangifte van bedreiging tegen de bewoner van [huisnummer].16 [getuige 3], een collega van aangever [slachtoffer 5], bevestigt de verbale doodsbedreiging door de bewoner van
[huisnummer] tegen [slachtoffer 5]. Volgens [getuige 3] was de bewoner niet voor rede vatbaar. Voorts verklaart [getuige 3] over een soortgelijk incident de volgende dag met diezelfde bewoner.17
Verdachte, woonachtig op adres [adres verdachte] in Boxtel, ontkent ter zitting de tenlaste- gelegde bewoordingen te hebben gebezigd. Hij zou de bouwvakker wel hebben aange- gesproken op diens gedrag.18
De rechtbank ziet geen enkele aanleiding om aan de juistheid van de verklaringen van
[slachtoffer 5] en [getuige 3] voornoemd te twijfelen en acht dan ook bewezen dat verdachte aangever [slachtoffer 5] verbaal met de dood heeft bedreigd.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is
dat verdachte:
t.a.v. parketnummer 01/845157-10
1.
op 02 april 2010 te Liempde, gemeente Boxtel, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1]
dreigend de woorden toegevoegd :"Ik maak je dood, ik pak je nog wel, ik pak jou nog" en "Ik maak je kapot", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
2.
op 01 april 2010 te Liempde, gemeente Boxtel, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik maak jou kei kapot" en "Als ik jou tegen kom dan maak ik je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
3.
op 01 april 2010 te Liempde, gemeente Boxtel, opzettelijk mishandelend een persoon, te weten [slachtoffer 2], in het gezicht/tegen het hoofd heeft gestompt, waardoor deze
pijn heeft ondervonden.
4.
op 01 april 2010 te Liempde, gemeente Boxtel, toen de aldaar dienstdoende politie-ambtenaar, te weten [slachtoffer 3], surveillant van politie, verdachte op verdenking van het overtreden van artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht op heterdaad ontdekt, had aangehouden en vastgegrepen teneinde hem ten spoedigste voor te geleiden voor een hulpofficier van justitie en hem daartoe over te brengen naar een plaats van verhoor, zich met geweld heeft verzet tegen bovengenoemde opsporingsambtenaar,
werkzaam in de rechtmatige uitoefening zijner bediening, door opzettelijk gewelddadig te knijpen in het kruis/geslachtsdeel van bovengenoemde politieambtenaar en te rukken en te trekken in een richting tegengesteld aan die, waarin die politieambtenaar verdachte trachtte te geleiden, tengevolge waarvan die politieambtenaar enig lichamelijk letsel (wond aan
rechterhand en een blauwe vinger) bekwam.
5.
op 29 juni 2009 te Boxtel [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 4] dreigend de woorden toegevoegd :"Als ik jou in mijn buurt zie dan vermoord ik je", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
t.a.v. parketnummer 01-840803-10
op 27 september 2010 te Boxtel [slachtoffer 5] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 5] dreigend de woorden toegevoegd :"Als je dat op mijn plaats/balkon komt doen, dan vermoord ik je of sla ik je kop kapot!", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
De strafbaarheid.
Feit parketnummer 01/840803-10.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij een bouwvakker over de schutting van de buurman zag klimmen en vervolgens de poort van de buurman zag openbreken. Verdachte was door de woningbouwvereniging niet op de hoogte gesteld van de werkzaamheden en heeft enkel het eigendom van zijn buurman willen beschermen. Verdachte vindt dat hij gerechtvaardigd heeft gehandeld.
De rechtbank begrijpt uit de verklaring van verdachte dat hij de wederrechtelijkheid en daarmee de strafbaarheid van zijn handelen betwist. De rechtbank verwerpt dit standpunt omdat verdachte op 29 september 2010 tijdens zijn verhoor in het kader van een vordering opheffing schorsing voorlopige hechtenis ten overstaan van de rechter-commissaris heeft verklaard dat wel wist dat de bouwvakkers daar (de rechtbank leest: [adres] te Boxtel) aan het werk waren en dat hij daarom de politie niet heeft gebeld. Daarbij komt
dat de bewezenverklaarde bewoordingen volstrekt niet duiden op het willen beschermen
van het eigendom van zijn buurman.
Algemeen.
Verdachte is onderzocht in het Pieter Baan Centrum, waarna over het onderzoek naar de geestvermogens van verdachte is gerapporteerd door A.E. Grochowska, psychiater en I. Schilperoord, psycholoog. In dit rapport, dat is gedateerd 12 juli 2011, wordt geconcludeerd dat, hoewel door de weigering van verdachte het niet mogelijk is geweest om met hem het tenlastegelegde te bespreken en weinig bekend is over de omstandigheden waaronder het tenlastegelegde plaatsvond, het zeer aannemelijk is dat er een verband bestaat tussen de vastgestelde stoornis en de tenlastegelegde feiten. Verdachte wordt door de deskundigen, maar ook door de rechtbank, als verminderd toerekeningsvatbaar beschouwd.
Tot volledige ontoerekeningsvatbaarheid kan op basis van de beschikbare gegevens niet worden geconcludeerd. De rechtbank betrekt daarbij de constatering van de rapporteurs dat verdachte vooral in detentie in de maanden voor zijn opname in het Pieter Baan Centrum ernstig psychotisch ontregeld is geraakt.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en maatregel.
De eis van de officier van justitie. (bijlage 1)
*een gevangenisstraf van 10 maanden met aftrek van voorarrest;
*TBS-met dwangverpleging gelet op: de onderhavige delicten, de hoge recidivekans zonder
behandeling, de weinig succesvol gebleken eerdere opnames van verdachte middels een
rechterlijke machtiging, zijn medicatieontrouw, de gerechtvaardigde vrees voor verre-
gaande(re) escalatie, verdachtes totale gebrek aan ziekteinzicht cq. -besef en zijn
weigerachtige houding ten opzichte van enige vorm van toezicht en een hoogst
noodzakelijk behandeling.
Het standpunt van de verdediging.
De tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht nadert de duur van een eventueel op te leggen gevangenisstraf.
De onderliggende feiten en het uiterst summiere strafblad rechtvaardigen niet de verre-gaande maatregel van een TBS met dwangverpleging. Het PBC adviseert ook geen TBS-maatregel. De eerdere opnames met een rechterlijke machtiging waren niet succesvol omdat verdachte te snel terug de maatschappij in werd gestuurd en de medicatie-inname
aan hem zelf werd overgelaten. Zolang verdachte de noodzakelijke medicatie inneemt is
er niets aan de hand. Het advies van het PBC biedt voldoende aanknopingspunten voor een andere afdoening dan een TBS-maatregel.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Verdachte heeft zonder noemenswaardige aanleiding vier personen met de dood bedreigd, een mishandeling gepleegd en zich schuldig gemaakt aan wederspanningheid met letsel ten gevolge. Hij heeft met de meest recente bedreiging de algemene schorsingsvoorwaarde om geen nieuwe strafbare feiten te plegen overtreden. Verdachte heeft door zijn agressieve en bedreigende optreden de slachtoffers angstige momenten bezorgd. Slachtoffer [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hijzelf, zijn vrouw en zijn moeder stapelgek worden door de bedreigingen van verdachte. Door strafbare feiten als de onderhavige worden algemene gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving verstrekt. De rechtbank zal met dit alles ten nadele van verdachte rekening houden.
In strafmatigende zin zal de rechtbank ermee rekening houden dat uit het rapport van
het Pieter Baan Centrum d.d. 12 juli 2011 blijkt dat er bij verdachte sprake is van een psychotische stoornis NAO (niet anderszins omschreven) en dat hij als verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd ten tijde van de strafbare feiten.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf.
De rechtbank acht hierbij een onvoorwaardelijke gevangenisstraf overeenkomstig de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht passend en geboden. De rechtbank zal een kortere gevangenisstraf opleggen dan door de officier van justitie gevorderd, omdat de rechtbank van oordeel is dat de op te leggen straf de ernst van het bewezenverklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
De maatregel ter beschikkingstelling
De rechtbank overweegt dat de hierna te kwalificeren feiten (met uitzondering van de bewezenverklaarde mishandeling onder 01/845157-10, feit 3) misdrijven betreffen als uitdrukkelijk vermeld in art. 37a lid 1 sub 1 Sr. (de bedreigingen) en een misdrijf waarop
waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld
(art. 181 Sr.) terwijl de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling eist.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Op grond van het hiervoor genoemde onderzoek in het Pieter Baan Centrum concluderen de psychiater en psycholoog -onder meer- :
"Op basis van de observaties op de afdeling, beschikbare collaterale informatie en het beloop in detentie kan gesteld worden dat bij betrokkene sprake is van actuele psychiatrische problematiek. De bij hem waargenomen klachten en symptomen (achterdocht en paranoïde houding en uitspraken, vijandigheid, mogelijk het stemmen horen, het bonken en schreeuwen) voldoen momenteel aan de criteria van een psychotische stoornis niet anderszins omschreven (NAO). (...)
Omdat betrokkene gevoelig is voor psychosociale stressfactoren, zijn frustratietolerantie structureel verlaagd is en zijn achterdocht snel kan leiden tot agressieve (vooral verbale) uitbarstingen, wordt het pathologische (minimum) niveau van het duurzaam disfunctioneren bereikt waarbij gesproken kan worden van chronisch verminderde beheersbaarheid, en daardoor van de inperking van de wilsvrijheid ten opzichte van de ten laste gelegde feiten. Betrokkene wordt in ieder geval als verminderd toerekeningsvatbaar beschouwd, indien bewezen. (...)De kans op herhaling van soortgelijke delicten zonder behandeling is groot. Betrokkene is ten tijde van het onderzoek chronisch psychotisch maar weigert stellig de aangeboden medicatie. Zodra hij vrijkomt, is de kans groot dat hij opnieuw in een ernstige psychose zal terugvallen. Omdat bij betrokkene een psychotische ontregeling vaak gepaard gaat met agressie is het recidiverisico voor strafbare feiten als de ten laste gelegde hoog. (...) Het is tevens van belang om te benadrukken dat verdovende middelen en psychosociale stressfactoren belangrijke uitlokkers zijn van zijn psychoses, dat zijn steunsysteem waarschijnlijk uitgeput is ten gevolge van talrijke problemen en incidenten en dat de toegankelijkheid van zorginstellingen beperkt is door de problemen in de behandelrelatie en zijn moeite om hulp te vragen."
De rechtbank verenigt zich met deze conclusie. Zij zal hiermee bij het opleggen van de maatregel rekening houden.
Anders dan de deskundigen en de verdediging is de rechtbank met de officier van justitie van oordeel dat een ander of lichter (strafrechtelijk) kader, waarbinnen een adequate psychiatrische behandeling kan plaatsvinden, dan een terbeschikkingstelling met dwangverpleging niet aangewezen is.
Zoals door de deskundigen is geconcludeerd kan opname in een psychiatrisch ziekenhuis krachtens artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht niet worden opgelegd nu niet kan worden geoordeeld dat verdachte ten tijde van het tenlastegelegde ontoerekeningsvatbaar was. Ook concluderen zij dat een behandeling binnen een voorwaardelijk kader door gebrek aan medewerking van betrokkene momenteel niet aan de orde is. De rechtbank ziet in de verklaring van verdachte ter terechtzitting - dat hij niet zal meewerken aan de inname van medicijnen - een bevestiging van deze conclusie.
De deskundigen achten de benodigde behandelvoorwaarden te realiseren bij plaatsing op een gespecialiseerde afdeling van een psychiatrisch ziekenhuis zoals een FPA of een FPK. Derhalve wordt geadviseerd om betrokkene krachtens artikel 15 lid 5 van de Penitentiaire Beginselenwet op te nemen in een psychiatrisch ziekenhuis.
De rechtbank ziet evenwel met het oog op de straf die gewoonlijk voor de bewezenverklaarde feiten wordt opgelegd en de tijd dat verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht geen ruimte voor een oplegging van gevangenisstraf van zodanige omvang dat een dergelijke opname mogelijk is.
Zoals hiervoor overwogen is een voorwaardelijk strafdeel waarbij opname in een psychiatrisch ziekenhuis als bijzondere voorwaarde wordt opgelegd een onvoldoende kader, mede gelet op het gebrek aan medewerking bij verdachte. Ook is een dergelijke plaatsing niet mogelijk in het kader van een (civiele) rechterlijke machtiging.
De deskundigen hebben geadviseerd, in het geval een opname in een psychiatrisch ziekenhuis binnen het strafechtelijke kader niet te realiseren is, bij ontslag uit detentie een civiele procedure in het kader van de Wet BOPZ te overwegen. De rechtbank acht een dergelijke procedure evenwel onvoldoende voor de behandeling van de psychiatrische problemen van verdachte. Daarbij baseert zij zich op het rapport van de deskundigen waaruit blijkt dat verdachte in het verleden verschillende keren met een rechterlijke machtiging is opgenomen, hij toen verplicht medicatie gebruikte en het toen goed met hem ging. Wanneer de rechterlijke machtiging verviel stopte hij echter telkens direct met zijn medicatie, ging softdrugs gebruiken, waarna de psychose na een aantal maanden terugkeerde (p. 14). Uit de eerdergenoemde verklaring van verdachte ter terechtzitting dat hij niet mee zal werken aan de inname van medicatie, leidt de rechtbank af dat een hiervoor beschreven gang van zaken wederom aannemelijk en een (civiele) rechterlijke machtiging derhalve onvoldoende is.
De bewezenverklaarde feiten zijn voldoende ernstig voor de maatregel van terbeschikkingstelling en ook aan de voorwaarde dat er sprake moet zijn van gevaar voor de veiligheid van personen en goederen is, indien verdachte niet wordt behandeld, voldaan.
De duur van de maatregel ter beschikkingstelling.
In artikel 38e, eerste lid van het Wetboek van strafrecht is bepaald dat de totale duur van de maatregel van terbeschikkingstelling een periode van vier jaar niet te boven gaat, tenzij de terbeschikkingstelling is opgelegd voor een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Aangezien de bewezenverklaarde verbale bedreigingen niet gepaard zijn gegaan met geweld of ander feitelijk handelen dat naar zijn aard agressief was tegen de bedreigde en de bewezenverklaarde wederspannigheid slechts enig gering lichamelijk letsel ten gevolge had, is er geen sprake van een geweldsdelict als bedoeld in artikel 38e, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht. De maatregel van terbeschikkingstelling wordt derhalve niet opgelegd terzake misdrijven gericht tegen of gevaar veroorzakend voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen en kan daarom de totale duur van een periode van vier jaar niet te boven gaan.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3].
De officier van justitie acht de vordering geheel toewijsbaar en vordert daarbij de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman acht de gevorderde materiële schade onvoldoende duidelijk om voor toewijzing in aanmerking komen. De raadsman verzoekt de gevorderde immateriële schade te matigen.
De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar en zal hierbij tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoer-legging nog te maken kosten.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4].
De officier van justitie acht de vordering geheel toewijsbaar en vordert daarbij de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman verzoekt de gevorderde immateriële schade te matigen, omdat de benadeelde partij zich ook niet onbetuigd heeft gelaten.
De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening. De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoer-legging nog te maken kosten.
De vordering van de benadeelde partij [woningstichting].
Met de officier van justitie en de raadsman stelt de rechtbank vast dat de gevorderde materiële schade geen betrekking heeft op een bewezen verklaard feit. De rechtbank zal de vordering dan ook afwijzen.
De rechtbank zal, nu de vordering niet wordt toegewezen, de benadeelde partij veroordelen in de kosten. Deze kosten worden tot op heden begroot op nihil.
Beslag.
De rechtbank zal de inbeslaggenomen weed en hasj onttrekken aan het verkeer op grond van het bepaalde in artikel 13a van de Opiumwet.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 24c, 27, 36f, 37a, 37b, 57, 60a, 180, 181, 285 en 300;
Opiumwet art. 13a.
Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
t.a.v. 01/845157-10 feit 1:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
t.a.v. 01/845157-10 feit 2:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
t.a.v. 01/845157-10 feit 3:
mishandeling.
t.a.v. 01/845157-10 feit 4:
wederspannigheid, terwijl het misdrijf of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel ten gevolge hebben.
t.a.v. 01/845157-10 feit 5:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
t.a.v. 01/840803-10:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf en maatregel:
t.a.v. 01/845157-10 feit 1, feit 2, feit 3, feit 4, feit 5, 01/840803-10:
Gevangenisstraf voor de duur van 270 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27
Wetboek van Strafrecht.
t.a.v. 01/845157-10 feit 1, feit 2, feit 4, feit 5, 01/840803-10:
Terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging.
Onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen goederen, te weten: 2 doosjes met weed en 1 doosje met hasj.
t.a.v. 01/845157-10 feit 4:
Maatregel van schadevergoeding van EUR 398,33 subsidiair 7 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3] van een bedrag van EUR 398,33 (zegge: driehonderd-achtennegentig euro en drieendertig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 7 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een bedrag van EUR 350,= aan immateriële schadevergoeding (post 1) en EUR 48,33 aan materiële schadevergoeding (post 2). De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalings-verplichting niet op.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3], van een bedrag van EUR 398,33 (zegge: driehonderd-achtennegentig euro en drieëndertig eurocent ), te weten EUR 350,= immateriële schadevergoeding (post 1) en EUR 48,33 materiële schadevergoeding (post 2 ).
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor over hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
t.a.v. 01/845157-10 feit 5:
Maatregel van schadevergoeding van EUR 275,= subsidiair 5 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 4] van een bedrag van EUR 275,= (zegge: tweehonderdvijfenzeventig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 5 dagen hechtenis. Het bedrag betreft een immateriële schadevergoeding. De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op. Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 4], van een bedrag van EUR 275,= (zegge: tweehonderdvijfenzeventig euro), als immateriële schadevergoeding. Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
t.a.v. 01/840803-10:
Afwijzing van de civiele vordering van de benadeelde partij [woningstichting].
Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.M. Kooijmans-de Kort, voorzitter,
mr. C.A. Mandemakers en mr. W.T.A.M. Verheggen, leden,
in tegenwoordigheid van D.A. Koopmans, griffier,
en is uitgesproken op 3 augustus 2011.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1verklaring [slachtoffer 1] (blz. 52 -53 bron 1.)
2verklaring [getuige 1] (blz. 60 bron 1)
3verklaring [getuige 2] (blz. 55 t/m 56 bron 1)
4verklaringen verdachte (blz. 2 bron 5) en ter zitting van 20 juli 2011
5verklaring [slachtoffer 6] (blz. 27-29 bron 1)
6verklaring [slachtoffer 2] (blz. 32 t/m 33 bron 1)
7verklaring [zoon van slachtoffer 2] (blz. 38 bron 1)
8relaas van bevindingen van verbalisanten [slachtoffer 3] en [verbalisant] (blz. 49 t/m 50 bron 1)
9proces-verbaal van aanhouding (blz. 13 bron 1)
10verklaringen verdachte (blz. 41 bron 1; bron 4; blz. 2 bron 5)
11verklaringen verdachte (blz. 41 bron 1; bron 4)
12verklaring verdachte (blz. 41 bron 1)
13verklaring [slachtoffer 4] (blz. 3 t/m 4 bron 2)
14verklaring [dochter van slachtoffer 4] (blz. 9 bron 2)
15verklaring verdachte (blz. 6 t/m 7 bron 2)
16verklaring [slachtoffer 5] (blz. 18 t/m 19 bron 3)
17verklaring [getuige 3] (blz. 20 t/m 21 bron 3)
18verklaring verdachte ter zitting van 20 juli 2011