uitspraak
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Parketnummer: 01/045256-98
Uitspraakdatum: 29 juli 2011
Beslissing verlenging terbeschikkingstelling
Beslissing in de zaak van:
[ter beschikking gestelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1973,
verblijvende in [naam inrichting].
Het onderzoek van de zaak.
Bij vonnis van de rechtbank van 10 juni 1999 is ter beschikking gestelde ter beschikking gesteld. Deze terbeschikkingstelling is voor het laatst bij beschikking van deze rechtbank d.d. 29 juni 2009 met twee jaar verlengd.
De vordering van de officier van justitie bij deze rechtbank d.d. 23 mei 2011 strekt tot verlenging van de termijn van terbeschikkingstelling voor de duur van één jaar.
Deze vordering is behandeld ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van
5 juli 2011. Op deze zitting is het onderzoek geschorst teneinde de officier van justitie in de gelegenheid te stellen zorg te dragen voor verspreiding van het onderhavige strafdossier aan de rechtbank en de verdediging. De vordering is wederom behandeld ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 15 juli 2011. Hierbij zijn de officier van justitie, de getuige/deskundige en de terbeschikkinggestelde en zijn raadsman gehoord.
In het dossier bevinden zich onder andere:
- het advies van J.A.M. Reijnen, klinisch psycholoog en R.J. van Montfoort, psychiater/directeur behandelzaken/hoofd van de inrichting waar betrokkene verblijft, d.d. 12 april 2011;
- het externe advies opgemaakt en ondertekend d.d. 29 maart 2011 door R.J.A. van Helvoirt, GZ-psycholoog;
- het externe advies opgemaakt en ondertekend d.d. 29 maart 2011 door dr. P.J.A. van Panhuis, psychiater;
- de omtrent de terbeschikkinggestelde gehouden wettelijke aantekeningen;
- het persoonsdossier van terbeschikkinggestelde;
- een proces-verbaal van de terechtzitting van de rechtbank van 5 juli 2011;
- het dossier van de onderhavige strafzaak van terbeschikkinggestelde.
De beoordeling.
De terbeschikkingstelling is toegepast terzake driemaal bedreiging met verkrachting en feitelijke aanranding van de eerbaarheid en met enig misdrijf tegen het leven gericht, terwijl de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van die maatregel eiste. De rechtbank heeft in haar vonnis van 10 juni 1999 niet expliciet, maar kennelijk impliciet, overwogen dat deze misdrijven gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
In voornoemd advies van het hoofd van de inrichting is, zakelijk weergegeven, onder meer het navolgende gesteld:
'Overwegingen ten aanzien van risicotaxatie.
HKT
Binnen de huidige setting en met het huidige verlofkader wordt het risico op (seksuele) recidive als laag ingeschat. Betrokkene functioneert prima binnen de huidige structuur en met de huidige nabijheid van verpleging. Hij wordt wel actief opgezocht en in beeld gehouden. Wanneer de TBS op dit moment zou worden opgeheven en betrokkene zonder enige vorm van toezicht zou komen te staan, wordt op de middellange termijn het risico op (seksueel) gewelddadig gedrag als matig ingeschat en op de lange termijn als matig tot hoog.
SVR
De totaalscore op de SVR is, bij wegvallen van professionele begeleiding en toezicht buiten de kliniek, op de korte termijn matig te noemen en op de lange termijn matig tot hoog. Binnen huidige setting en met het huidige verlofkader wordt het risico als laag ingeschat.
Tot een paar jaar geleden uit betrokkene een negatieve houding ten opzichte van interventies, waarbij hij in zijn beleving al jaren stilstaat en toekomstperspectief ervaart. Echter sinds de bejegening meer specifiek afgestemd is op de hoofddiagnose van pervasieve ontwikkelingsstoornis ervaren we groei op dit aspect en is betrokkene realistischer aangaande zijn toekomstplannen. Betrokkene stelt zich open, meer positief en begeleidbaar op ten aanzien van zijn behandeling en accepteert professionele begeleiding en mate van toezicht. Betrokkene voegt zich naar de geboden structuur en kan zich daarbinnen houden aan de gemaakte afspraken en gestelde voorwaarden.
Conclusie en prognose.
Betrokkene toont zich gemotiveerd om zich langdurig professioneel te laten begeleiden en controleren op risicofactoren. De verwachting is dat betrokkene zich ook op termijn kan handhaven binnen huidige vorm van begeleid zelfstandig wonen, onder de paraplu van proefverlof, onder de voorwaarden dat sprake is van voldoende structuur en voorspelbaarheid, zinvolle dagbesteding, medicatietrouw, alcohol- en drugsonthouding, open communicatie, zich gehoord en gewaardeerd weten, het onderhouden van de opgebouwde sociale contacten (met familie en werkbegeleiders) en een ondersteunend professioneel netwerk met aandacht voor dagelijkse realiteitstoetsing. Tevens willen we betrokkene in de komende periode aanmelden voor een casemanager bij Centrum Autisme van GGzE, zodat hij ook vanuit daar langdurig toegespitste begeleiding krijgt met betrekking tot zijn problematiek. Er dient hierbij gestreefd te worden naar een optimum tussen autonomie van betrokkene en ondersteuning. Van hieruit kan hij zin en voldoening in het leven ervaren met behoud van eigen identiteit en een mate van controle. Het uitgebreide risicomanagementplan grijpt aan op de verschillende risicofactoren, waarbij het recidiverisico tot een aanvaardbaar minimum wordt behouden. Indien betrokkene zich niet houdt aan de gestelde voorwaarden en afspraken wordt de kans op herhaling op middellange termijn als matig ingeschat en op de lange termijn als matig tot hoog. Er zijn echter, op basis van beschreven behandelproces en verloop verloftraject, geen aanwijzingen om dit scenario bij betrokkene te verwachten.
In de komende periode zal de aandacht gericht zijn op het volgen van de ontwikkeling van de dynamische risicofactoren in een situatie waarin betrokkene meer autonomie heeft en zich, ook letterlijk, op grotere afstand van hulpverlening bevindt. Hierbij is vooral van belang te volgen of betrokkene gedurende langere tijd stabiel blijft functioneren en of hij op adequate wijze hulp kan vragen in voor hem moeilijke situaties.
Daarnaast zal in de komende periode proefverlof aangevraagd gaan worden en willen wij betrokkene aanmelden voor een casemanager zoals hierboven omschreven. Wij verwachten voor beschreven proces nog minstens een jaar nodig te hebben.
Advies
Gezien de bovengenoemde overwegingen adviseren we de terbeschikkingstelling van betrokkene met de termijn van één jaar te verlengen."
In voornoemd extern advies opgemaakt d.d. 29 maart 2011 door R.J.A. van Helvoirt, GZ-psycholoog, is, zakelijk weergegeven, onder meer het navolgende gesteld:
"Professionele ondersteuning is voor langere tijd geïndiceerd. Wanneer het huidige kader weg zou vallen, zou betrokkene dermate veel stresserende omstandigheden tegenkomen, dat de kans op destabilisatie groot is.
Samenvattend komen uit de HKT-30 verscheidende factoren naar voren die sterk samenhangen met de pathologie van betrokkene. Betrokkene is gehandicapt op meerdere terreinen en het ontbreekt hem aan vele vaardigheden. Concreet gaat het om sociale en relationele vaardigheden, copingvaardigheden, spanningsregulerende vaardigheden en de neiging om te reageren met gevoelens van angst, depressie en obsessief denken wanneer zijn draagkracht overschreden wordt. Wanneer zoals momenteel al geruime tijd de belangrijkste risicofactoren adequaat onder controle zijn, is het gevaar op recidive in te schatten als verantwoord laag binnen de huidige omstandigheden.
Prognose risicomanagement
Het door de kliniek gehanteerde risicomanagement is afdoende om de belangrijkste delictgerelateerde factoren adequaat af te dekken. De belangrijkste risicofactoren zijn dan ook al geruime tijd goed onder controle. Betrokkene woont zelfstandig wat hem tot dusver goed afgaat en neemt al lange tijd zelfstandig zijn medicatie trouw in.
De vraag of betrokkene in de toekomst in staat zal zijn om het opgestelde terugvalpreventieplan geheel zelfstandig te kunnen hanteren, is minder relevant. Dit daar het gezien de ernst van de pathologie noodzakelijk is dat betrokkene (in welke vorm dan ook) blijvend ondersteund kan worden indien noodzakelijk door een professioneel netwerk bestaande uit personen die bekend zijn met de pathologie, waar hij vertrouwen in heeft en met wie hij contact kan opnemen wanneer zijn conditie dat vereist. Het bij de behandeling betrekken van een casemanager van het ambulant team autisme (waarmee de contacten nog gelegd dienden te worden) is dan ook aan te bevelen en wordt als afdoende ingeschat. De inschatting van de kliniek dat betrokkene zich met het huidige risicomanagementplan in de toekomst zal kunnen handhaven binnen een situatie van begeleid zelfstandig wonen, wordt als reëel gezien. Bijkomend 'voordeel' is dat het gegeven de pathologie van betrokkene, snel duidelijk is wanneer het psychisch minder met hem gaat waardoor er, indien noodzakelijk, snel ingegrepen kan worden.
De aan betrokkene opgelegde maatregel van terbeschikkingstelling dient te worden verlengd. Betrokkene vertoont al geruime tijd een positieve behandelinstelling. Hij conformeert zich aan de gemaakte afspraken en toont zich goed begeleidbaar. Ten tijde van het schrijven van dit rapport woont hij ongeveer vier maanden zelfstandig, kent hij een goede daginvulling als gekeken wordt naar zijn beperkte draagkracht en volstaat tot dusver de huidige mate van begeleiding van het transmurale team. Gezien de blijvende kwetsbaarheid van betrokkene is het zaak toekomstige stappen zorgvuldig te nemen. Dit samen met het feit dat betrokkene zelf ook aangeeft gebaat te zijn bij duidelijkheid, voorspelbaarheid en overzichtelijkheid, maakt dat het naar de mening van ondergetekende noodzakelijk is de huidige maatregel met de duur van één jaar te verlengen."
In voornoemd extern advies opgemaakt d.d. 29 maart 2011 door dr. P.J.A. van Panhuis, psychiater, is, zakelijk weergegeven, onder meer het navolgende gesteld:
"Differentiaaldiagnostische overwegingen
Betrokkene laat duidelijke symptomen van een pervasieve stoornis zien. Betrokkenes onvermogen op veranderende omstandigheden in te spelen, past hierbij. Als zodanig moet worden geclassificeerd in de vorm van een pervasieve ontwikkelingsstoornis, niet nader omschreven. Uit de goede reactie op de Anafranil kan men afleiden dat de obsessief-compulsieve component van betrokkens problematiek ook als bevestigd in de loop der tijd moet worden gezien. Geclassificeerd moet worden als obsessief-compulsieve stoornis.
Betrokkens verslavingsproblematiek is duidelijk in remissie. Geclassificeerd moet worden als polydrugsmisbruik in remissie.
Betrokkene is voor bovengenoemde stoornissen niet alleen medicamenteus op een zeer goed bij hem passende manier behandeld, maar de kliniek heeft in een steunend, structurerend en begeleidend, zeer langzaam en geleidelijk verlopend verpleegkundig systeem, hem op een heel goede en verantwoorde manier met telkens afstemmen op zijn beperkingen, al een heel stuk geresocialiseerd.
Risicotaxatie
Wanneer een gestructureerd risicotaxatie-instrument wordt gebruikt (HCR 20), wordt eerder geweld gevonden, relationele instabiliteit, problemen met alcohol en drugsgebruik, meerdere psychiatrische ziekten, problemen met aanpassing in de vroege jeugd en betrokkene heeft in eerste instantie niet goed op behandeling gereageerd.
In klinische zin is een gebrek aan inzicht en zijn er actieve symptomen van een psychiatrische stoornis. Beschermend is dat betrokkene niet impulsief is en goed, zelfs zeer goed, op de huidige behandeling heeft gereageerd.
Betrokkenes plannen zijn niet onrealistisch, maar elke nieuwe situatie is destabiliserend. Hoewel er zeker sprake is van een steunend netwerk en ook van steun vanuit de verpleging, is betrokkene door zijn pervasieve stoornis gehandicapt hiervan gebruik te maken. Zoals boven al aangegeven, is betrokkene heel erg gevoelig voor stress. Daar staat tegenover dat hij in een voortreffelijk evenwicht met een steunende hulpfunctie van de verpleging lijkt te verkeren.
Risicoprognose
Wanneer men de boven vastgestelde structurele risico's beschouwt, kan niet gezegd worden dat hier een hoog risico op herhaling van delicten bestaat. Echter, wanneer men klinisch naar de belangrijkste risicofactoren kijkt, dan heeft men allereerst betrokkenes grote multiple kwetsbaarheid, vooral ten gevolge van de pervasieve stoornis en obsessief-compulsieve elementen, maar ook bij een terugval in de vorm van verslavingsgevoeligheid. Wanneer de druk op betrokkene toeneemt, er stress ontstaat en zeker wanneer betrokkene daarbij opnieuw alcohol en/of speed neemt, zal het risico dat nu dankzij het goede behandelevenwicht en alle steun nog zeer beperkt is, ineens in heel andere proporties komen te staan. Dan is niet uit te sluiten, zelfs waarschijnlijk, dat betrokkene weer terug zou vallen in obsessief-compulsieve seksuele preoccupaties en van daaruit in voor anderen schadelijke activiteiten, in veelvoud uitgevoerd.
Conclusie
Onder de huidige goed begeleide en gecoördineerde resocialisatie met alle steun, het effect van bij betrokkene passende medicatie en op zijn kwetsbaarheden inspelende verpleging, is het risico laag. Dit alles is wel juist bepaald door de setting en het kader van de TBS. Dit betekent dat het kader en ook de verpleging nu nog verlengd moeten worden. Gezien het voorzichtige, niet teveel belastende tempo van de resocialisatie, mag men verwachten dat een lang proefverlof en daarmee een langer voortzetten van de verpleging hier nodig zijn bij het verder resocialiseren. Een advies om de TBS met twee jaar en de verpleging ook met twee jaar te verlengen, zou dan in de rede liggen. Echter, betrokkene zelf wordt duidelijk angstig en lijkt het overzicht te verliezen bij dit idee. Omdat het helpen houden van overzicht en weghouden van angst verdere resocialisatie bevordert en risico's minimaliseert, wordt door ondergetekende uiteindelijk gekozen te adviseren de TBS en de verpleging met een jaar te verlengen."
De deskundige R.J. van Montfoort, optredend namens voormelde inrichting, heeft bij de behandeling ter terechtzitting van 15 juli 2011 gepersisteerd bij voornoemd advies. Hij heeft voorts het navolgende, zakelijk weergegeven, verklaard:
Betrokkene heeft veel bereikt in de behandeling en de begeleiding. Hij kan elk moment een zelfstandige woning krijgen. Goed toezicht op bijvoorbeeld het niet gebruiken van alcohol en drugs blijft echter belangrijk om het risicomanagement te kunnen uitvoeren. Het risico op ontsporing is op de korte termijn niet zo groot. Het risico op de langere termijn is moeilijk te voorspellen, omdat betrokkene op dit moment in een nieuwe fase in zijn leven zit. Hij heeft voor het eerst in zijn leven een vriendin. Dit maakt zijn leven complexer en dat kan spanningen veroorzaken. Betrokkene is juist gebaat bij voorspelbaarheid in zijn leven. Het is in het belang van betrokkene dat hij hulp en steun krijgt bij de komende ingewikkelde levensproblemen en een vorm van toezicht en begeleiding daarbij lijkt op de korte termijn in zijn belang. Bij een eventuele terugval is het regime van voorwaardelijke beëindiging vervelender voor betrokkene, omdat dan detentie en dergelijke volgt. Het verdient de voorkeur dat bij een eventuele terugval daarop gereageerd kan worden vanuit het mildere regime van de kliniek, waarbij betrokkene tijdens proefverlof een time-out gegeven kan worden. Ik adviseer de terbeschikkingstelling te verlengen voor de duur van één jaar.
De terbeschikkinggestelde heeft ter terechtzitting verklaard, kort en zakelijk weergegeven:
Ik heb thans nog begeleiding. Ik heb nu een goed en normaal leven.
De raadsman van terbeschikkinggestelde heeft namens zijn cliënt een brief overgelegd [deze is aan deze beschikking gehecht]. De inhoud daarvan dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd. Terbeschikkinggestelde heeft kortgezegd verzocht de terbeschikkingstelling voorwaardelijk te beëindigen.
De officier van justitie heeft gepersisteerd bij zijn vordering. De officier van justitie heeft voorts het woord gevoerd overeenkomstig de door hem overgelegde notitie [deze is aan deze beschikking gehecht]. De inhoud daarvan dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd. Kortgezegd heeft de officier van justitie aangevoerd dat, gelet op het arrest van het Gerechtshof Arnhem d.d. 30 mei 2011 geen sprake is van een gemaximeerde terbeschikkingstelling en dat de maatregel voor één jaar verlengd dient te worden.
De raadsman van de terbeschikkinggestelde heeft ondermeer betoogd, kort en zakelijk weergegeven:
De verdediging interpreteert het arrest van het Hof Arnhem anders dan de officier van justitie. We zijn van mening dat in casu sprake is van schriftelijke bedreiging die niet is aan te merken als een misdrijf zoals bedoeld in 38e eerste lid van het Wetboek van Strafrecht en dat dus sprake is van een gemaximeerde terbeschikkingstelling. Het Hof stelt twee criteria. Het aannemelijkheidscriterium laten we varen omdat je niet kunt vaststellen dat aannemelijk was dat de bedreiging daadwerkelijk tenuitvoergelegd zou kunnen worden. Het Hof heeft daarbij ook overwogen dat de rechter die de maatregel oplegt daarover iets moet zeggen en daar heeft de rechtbank zich niet over uit gelaten. Ik wijs op het rapport van psychiater Panhuis d.d. 12 maart 1999, uitgebracht in de strafzaak van betrokkene, waarin wordt opgemerkt dat de rapporteur de kans niet zo groot acht dat cliënt de bedreiging daadwerkelijk gaat uitvoeren. De vraag is dus of sprake is van een bedreiging die op de een of andere wijze wordt onderbouwd. De officier van justitie wijst daarvoor op de destijds door cliënt meegezonden pornografische plaatjes. Ik houd u pagina 5 van het arrest van het Hof voor. Het meesturen van pornografische plaatjes wordt niet door het Hof bedoeld als een uiting van niet verbaal handelen dat naar zijn aard agressief is. Het was misschien anders geweest als het plaatjes waren geweest van bijvoorbeeld verminkte mensen, maar dat is niet het geval. Er is daarom in casu sprake van een gemaximeerde terbeschikkingstelling, omdat geen sprake is van een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Cliënt heeft, anders dan in het arrest van het Hof, nooit gezegd zijn belofte waar te zullen maken.
Ik ben van mening dat de maatregel niet verlengd kan worden en ik verzoek u de vordering van de officier van justitie af te wijzen.
Cliënt heeft al de personen jegens wie hij de bedreiging heeft geuit maar één keer aangeschreven en uit zijn verklaring in het strafdossier blijkt dat hij deze niet heeft geschreven met de bedoeling om iemand bang te maken.
Mocht de rechtbank oordelen dat geen sprake is van een gemaximeerde terbeschikkingstelling dan wijs ik erop dat het de laatste jaren goed gaat met cliënt. Gelet op de rapportages van de deskundigen zie ik wel in dat het thans wellicht te vroeg is om de terbeschikkingstelling voorwaardelijk te beëindigen. Er ligt thans geen plan van aanpak en derhalve verzoek ik om aanhouding om een dergelijk plan op te laten stellen.
De rechtbank overweegt als volgt.
De rechtbank verenigt zich met het advies van voornoemde inrichting, met de daarop ter terechtzitting gegeven toelichting door de deskundige en met de adviezen van voornoemde gedragsdeskundigen.
In 1999 heeft de meervoudige kamer van de rechtbank aan terbeschikkinggestelde de maatregel terbeschikkingstelling opgelegd, waarbij werd bewezen dat hij meermalen heeft bedreigd met verkrachting, met feitelijke aanranding van de eerbaarheid en met enig misdrijf tegen het leven gericht. Deze bedreigingen bestonden uit het per post toezenden van een brief met - kort gezegd - perverse seksuele fantasieën met veel agressie. Zo stuurde terbeschikkinggestelde bij de onderscheiden brieven een pornografische afbeelding mee met op de lichamen geschreven wie die personen zouden moeten zijn. Terbeschikkinggestelde had de brieven verzonden naar vrouwen wier personalia hij uit familieberichten van een krant had gezocht.
Terbeschikkinggestelde kende de vrouwen niet en heeft nimmer fysiek contact met hen gehad. Hij verklaart dat hij de brieven heeft geschreven ter eigen bevrediging, niet om daadwerkelijk iets te doen.
Evenwel, terbeschikkinggestelde heeft destijds bij de politie ook verklaard dat hij in het verleden een meisje had misbruikt en dat hij een keer een klein meisje seksueel wilde misbruiken en dit meisje ook wilde doden met een mes. Daartoe had hij ook een mes gekocht. Terbeschikkinggestelde verklaarde verder dat hij zijn voornemen zeker zou hebben uitgevoerd als hij niet was opgepakt.
Het betreffende mes is bij terbeschikkinggestelde ook aangetroffen, maar hij heeft dit mes niet getoond aan de vrouwen die hij een brief had verzonden.
De rechtbank overweegt dat de meervoudige kamer gelet op het bovenstaande destijds op goede gronden het aannemelijk heeft kunnen achten dat terbeschikkinggestelde de bedreiging als vermeld in zijn brieven, ook daadwerkelijk zou kunnen tenuitvoerleggen en dat er sprake was van een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen en dat derhalve geen sprake was van een gemaximeerde terbeschikkingstelling.
Bij de latere uitspraken van de rechtbank die betrekking hebben op de verlenging van de terbeschikkingstelling, zijn geen (expliciete) overwegingen meer gewijd aan het bepaalde in artikel 359, zevende lid van het Wetboek van Strafvordering; deze uitspraken zijn echter thans onherroepelijk.
In de beslissing van het Gerechtshof Arnhem van 30 mei 2011 heeft het hof opgemerkt dat aan de verlengingsrechter de bevoegdheid toekomt zich opnieuw en al dan niet in afwijking van de rechter die de maatregel heeft opgelegd, uit te laten over de vraag of er sprake is van een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen en of er sprake is van een al dan niet gemaximeerde terbeschikkingstelling.
De rechtbank overweegt hiertoe dat in casu sprake is geweest van meerdere schriftelijke bedreigingen met agressie zoals eerder beschreven. Zoals hiervoor reeds aangegeven is de rechtbank van oordeel dat op goede gronden destijds is aangenomen dat er sprake was van een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen; de rechtbank onderschrijft dit oordeel ook thans nog.
In de rapportages van de inrichting en de deskundigen komt het beeld naar voren dat de terbeschikkinggestelde door het gebruik van medicatie en de professionele begeleiding van de kliniek geen last meer heeft van agressieve gedachten en dat hij geen agressief seksueel grensoverschrijdend gedrag laat zien. Hij wordt niet meer beheerst door seksuele fantasieën.
De verwachting is dat betrokkene zich ook op termijn kan handhaven binnen de huidige vorm van begeleid zelfstandig wonen onder de paraplu van proefverlof, dat in de komende periode voor hem aangevraagd zal worden. Het is in het belang van terbeschikkinggestelde dat sprake is van voldoende structuur en voorspelbaarheid, zinvolle dagbesteding, medicatietrouw, alcohol- en drugsonthouding, open communicatie, zich gehoord en gewaardeerd weten, het onderhouden van de opgebouwde sociale contacten en een ondersteunend professioneel netwerk met aandacht voor dagelijkse realiteitstoetsing. Tevens blijkt uit het rapport van de inrichting dat terbeschikkinggestelde in de komende periode aangemeld zal worden voor een casemanager bij Centrum Autisme van GGzE, zodat hij ook vanuit daar langdurig toegespitste begeleiding krijgt met betrekking tot zijn problematiek.
In de komende periode zal de aandacht van de kliniek gericht zijn op het volgen van de ontwikkeling van de dynamische risicofactoren in een situatie waarin betrokkene meer autonomie heeft en zich, ook letterlijk, op grotere afstand van hulpverlening bevindt. Hierbij is vooral van belang te volgen of betrokkene gedurende langere tijd stabiel blijft functioneren en of hij op adequate wijze hulp kan vragen in voor hem moeilijke situaties. De verwachting is dat dit proces nog zeker een jaar zal gaan duren. Anders dan de raadsman heeft betoogd acht de rechtbank geen noodzaak aanwezig om de behandeling van de zaak aan te houden om een plan van aanpak over te leggen. Uit het rapport van de instelling en de toelichting daarop ter terechtzitting van de deskundige Van Montfoort blijkt voldoende wat de behandeling van terbeschikkinggestelde omvat.
Gelet op het vorenstaande, gezien artikel 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen de verlenging van de terbeschikkingstelling eist, en wel met één jaar.
Verlengt de termijn gedurende welke [ter beschikking gestelde] ter beschikking is gesteld met
één jaar.
Deze beslissing is gegeven door
mr. C.B.M. Bruens, voorzitter,
mr. P.J. Appelhof en mr. W. Overbosch, leden,
in tegenwoordigheid van mr. I.J.A.M. Balemans-Jongeneelen, griffier,
en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 juli 2011.
mr. W. Overbosch is buiten staat deze beschikking mede te ondertekenen.