RECHTBANK ‘s-HERTOGENBOSCH
Sector Kanton, locatie ‘s-Hertogenbosch
Zaaknummer : 752498
EJ VERZ : 11-15 36
Uitspraak : 30 juni 2011
[verzoekster]
wonende te [adres]
verzoekster
gemachtigde Mr. E. J. H. Reitsma
de besloten vennootschap VSL Projects BV
gevestigd te Oss
verweerster
gemachtigde Mr. R. van den Brink
Partijen zullen “[verzoekster]” en “VSL” worden genoemd.
Het op 5 april 2011 ter griffie van de sector kanton binnengekomen verzoekschrift strekt tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen partijen.
VSL heeft een verweerschrift ingediend.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 16 mei 2011, bij gelegenheid waarvan de gemachtigden van partijen hun standpunten hebben toegelicht, de gemachtigde van [verzoekster] aan de hand van pleitnotities, die hij heeft overgelegd.
De uitspraak is bepaald op vandaag.
[verzoekster] is geboren op 13 juli 1952. Zij is op 21 maart 1988 als administratief medewerker in dienst getreden bij de rechtsvoorgangster van VSL, Vos Silo Logistics BV, onderdeel van Vos Logistsics. Vos Silo Logistics kende 16 dochterbedrijven verspreid over Europa en een aantal internationale projecten.
[verzoekster] heeft, in ieder geval in de jaren 2005 tot en met 2007 bij Vos Silo Logistics de functie van hoofd financiële administratie vervuld. Zij heeft in deze functie goed gefunctioneerd. Dit blijkt uit de overgelegde beoordelingen over deze jaren.
Op 18 januari 2008 heeft een (private equity) investeringsmaatschappij de meerderheid van de aandelen van Vos Silo Logistics overgenomen. VSL kreeg daarna een holdingstructuur. VSL heeft Hubbeling Consultancy, een bureau voor loopbaanadvies en psychologisch onderzoek, opdracht gegeven de kerncompetenties van [verzoekster] te onderzoeken, in het bijzonder haar managementstijl, persoonlijkheidskenmerken, kostenbewustzijn en normen en waarden in relatie tot de financiële functie. De eindconclusie van dit onderzoek luidde:
"op grond van bovenstaand en alle plussen en minnen tegen elkaar afwegend komen wij tot de conclusie, dat mevrouw [verzoekster] over voldoende potentieel beschikt om de functie van Controller bij Vos Silo adequaat uitoefenen".
Zij is daarna tot holdingcontroller bij VSL aangesteld.
Gedurende de periode van begin 2008 tot juni 2010 is [verzoekster] nimmer beoordeeld op haar functioneren.
Haar salaris bedroeg € 5.100,32 bruto per maand, te vermeerderen met 8 % vakantiegeld. Zij had daarnaast de beschikking over een bedrijfsauto, een Volkswagen Passat.
Medio april 2010 heeft VSL een nieuwe financieel directeur aangesteld, de heer [X].
Hij heeft [verzoekster] begin juni geconfronteerd met zijn oordeel dat zij tekort schoot in de invulling van haar functie van holdingcontroller. Hij heeft haar aangezegd, dat zij voortaan tewerkgesteld zou worden als administrateur bij een vestiging van VSL te Born. Haar werd voorts aangezegd, dat zij haar bedrijfsauto diende in te leveren. Deze zou worden vervangen door een kleinere auto. Haar nieuwe functie was een interne functie en daarvoor had zij geen bedrijfsauto nodig.
[verzoekster] heeft zich noch met het oordeel van de heer [X], noch met de functiewijziging kunnen verenigen, evenmin als met de maatregel met betrekking tot haar bedrijfsauto. Zij is op 15 juni 2010 met burn-out verschijnselen ziek uitgevallen.
Bij e-mail van 9 september 2010 zond de heer [X] [verzoekster] een beschrijving van de door hem aan haar aangeboden functie. Blijkens deze beschrijving zou de nieuwe functie neerkomen op uitvoerende taken als het ingeven van bestellingen in het inkoopsysteem, het controleren en vergelijken van facturen, orders, afleverbonnen en het archiveren hiervan, het invoeren van vakantiedagen in een rooster, administratieve werkzaamheden ten behoeve van het management en verantwoordelijkheid voor receptiewerkzaamheden.
Op advies van de Arbo-arts heeft [verzoekster] het initiatief genomen tot mediation. VSL heeft daarmee ingestemd om, zoals zij het in het verweerschrift formuleert, [verzoekster] onder leiding van een mediator te laten inzien en voor zichzelf te accepteren, dat zij zich veel beter op haar plaats zal voelen op werkmaatschappijniveau dan in de te zware functie van holdingcontroller.
De mediation is mislukt. De bedrijfsarts zag geen medische redenen meer om tot arbeidsongeschiktheid van [verzoekster] te concluderen.
Bij brief van 13 oktober 2010 heeft VSL [verzoekster] opgeroepen om op maandag 18 oktober 2010 te 8.30 uur haar werkzaamheden aan te vangen op de vestiging Born. Dit was voor [verzoekster] niet acceptabel. Bij e-mail van 13 november 2010 heeft VSL [verzoekster] aangezegd, dat ingeval zij op 15 november 2010 niet met haar werkzaamheden te Born zou beginnen opschorten van het loon tot de mogelijkheden kon gaan behoren.
Met ingang van 22 november 2010 heeft VSL de loonbetaling aan [verzoekster] stopgezet.
[verzoekster] heeft vervolgens in kort geding doorbetaling van haar loon gevorderd alsmede een bevel aan VSL haar in de gelegenheid te stellen de overeengekomen werkzaamheden als holdingcontroller op de gebruikelijke condities te hervatten.
De kantonrechter heeft op 15 februari 2011 vonnis gewezen en voorlopig geoordeeld, dat van [verzoekster] redelijkerwijs niet kon worden verwacht met de functiewijziging akkoord te gaan. De kantonrechter heeft de vorderingen van [verzoekster] toegewezen. VSL werd veroordeeld het achterstallige salaris vanaf 22 november 2010 door te betalen, vermeerderd met wettelijke rente en de wettelijke verhoging van 50 %. VSL werd ook veroordeeld om [verzoekster] binnen twee werkdagen na betekening van het vonnis in de gelegenheid te stellen de overeengekomen werkzaamheden als holdingcontroller op de gebruikelijke wijze en onder de gebruikelijke condities te hervatten en te blijven verrichten totdat de dienstbetrekking op rechtsgeldige wijze werd beëindigd, dit op straffe van een dwangsom.
Op 28 februari 2011 heeft [verzoekster] zich vervoegd op de vestiging van VSL te Moerdijk om haar werkzaamheden als holdingcontroller te hervatten. De heer [X] heeft haar werkzaamheden opgedragen ten behoeve van een tweetal projecten.
Bij brief van 4 maart 2011 aan de heer [X] en aan de heer [Y] heeft [verzoekster] gemotiveerd aangegeven, dat zij heeft moeten constateren, dat VSL geen invulling aan het vonnis van de kantonrechter heeft gegeven. De heer [X] heeft hierop bij e-mail van 4 maart 2011 gereageerd met de toezegging dat VSL "uiterlijk voor woensdag 13.00 uur" zal reageren. Deze reactie volgt op 16 maart 2011, nadat [verzoekster] zich op 10 maart 2011 ziek heeft gemeld.
[verzoekster] stelt, dat de arbeidsverhouding thans definitief is verstoord. VSL is haars inziens mordicus tegen haar terugkeer als holdingcontroller en zal dat ook blijven.
Zij stelt, dat het kortgeding vonnis van de kantonrechter geen verandering in de situatie heeft gebracht en dat VSL zich aan dit vonnis niets gelegen heeft laten liggen. Zij wordt niet meer tot haar werkzaamheden toegelaten en ontvangt allerhande niet verdiende verwijten.
[verzoekster] verzoekt de kantonrechter het dienstverband tussen partijen per 1 augustus 2011 te ontbinden met de toekenning van een vergoeding van € 352.534,00 bruto, gebaseerd op een C-factor van 2.
VSL bestrijdt het verzoek van [verzoekster].
Zij stelt, dat [verzoekster] niet in staat bleek haar functie van holdingcontroller te vervullen. Deze functie was te hoog gegrepen. [verzoekster] had als goed werkneemster moeten ingaan op de aangeboden functie in Born.
VSL stelt dat zij zich volledig bij de uitspraak van de kantonrechter in kort geding heeft neergelegd en [verzoekster] weer heeft toegelaten in haar functie van holdingcontroller in welk kader zij direct een aantal belangrijke projecten kreeg toebedeeld.
VSL beroept zich erop, dat de feiten die zich voorafgaand aan het kort geding hebben voorgedaan door [verzoekster] kennelijk niet zijn beschouwd als gewijzigde omstandigheden, die een ontbinding van de arbeidsovereenkomst rechtvaardigen. De nu verzochte ontbinding kan ook niet op deze feiten worden gebaseerd.
VSL verzet zich kennelijk niet tegen de gevraagde ontbinding maar is van oordeel, dat haar geen verwijt treft en dat het [verzoekster] er vanaf medio 2010 alleen maar om te doen is geweest om met een vergoeding bij VSL te vertrekken. VSL is van oordeel dat geen vergoeding past en dat ook geen rekening gehouden mag worden met de (fictieve) opzegtermijn.
Op hetgeen partijen verder ter onderbouwing van hun standpunten hebben gesteld zal de kantonrechter voor zoveel nodig onder de beoordeling ingaan.
Feiten voorafgaand aan het kort geding
Aan haar verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst heeft [verzoekster] alle feiten, die zich sinds juni 2010 in de verhouding tussen partijen hebben voorgedaan ten grondslag gelegd.
VSL heeft gesteld, dat bij de beoordeling van dit verzoek geen rekening mag worden gehouden met de feiten die zich voorafgaand aan het kortgeding hebben voorgedaan. Deze werden door [verzoekster] kennelijk op het moment van het instellen van de vordering in kort geding niet als gewichtige redenen voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst beschouwd.
De kantonrechter verwerpt dit verweer.
[verzoekster] heeft de bedoelde feiten en omstandigheden aangevoerd in verband met de feiten en omstandigheden die zich, naar zij stelt, na het kortgeding hebben voorgedaan. De kantonrechter is van oordeel dat alle aangevoerde feiten, in hun onderling verband bezien moeten worden betrokken bij de beoordeling van de vraag of thans sprake is van zodanige veranderingen in omstandigheden, dat de ontbinding van de arbeidsovereenkomst gerechtvaardigd is.
Niet is gesteld of gebleken dat tussen partijen een eenzijdig wijzigingsbeding als bedoeld in artikel 7: 613 BW is overeengekomen.
Nu dit zo is moet eerst worden beoordeeld of VSL als goed werkgever aanleiding heeft kunnen vinden tot de door haar eenzijdig doorgevoerde functiewijziging.
In dit verband heeft te gelden, dat [verzoekster] ten tijde van haar aanstelling - na de overname - in 2008 in de functie van holdingcontroller reeds 20 jaar in dienst was, in deze periode steeds goed heeft gefunctioneerd en vooruitgang heeft gemaakt in haar carrière. In 2008 is [verzoekster] in de functie van holdingcontroller aangesteld in de wetenschap bij VSL dat zij al lange tijd goed functioneerde en in de wetenschap van een positief advies van het bureau Hubbeling Consultancy.
Daarna, tot juni 2010, heeft geen beoordeling of evaluatie van het functioneren van [verzoekster] plaatsgevonden. VSL heeft zich beroepen op een schriftelijke verklaring van de heer [Z], de formeel leidinggevende van [verzoekster] in de periode van oktober 2009 tot en met mei 2010. Deze verklaring is achteraf en kennelijk ten behoeve van de onderhavige discussie op 16 november 2010 opgesteld. Niet echter is gebleken dat de in deze verklaring opgenomen kritiekpunten door de heer [Z] met [verzoekster] zijn besproken, hetgeen toch op z'n minst had behoren te geschieden.
In juni 2010 heeft de heer [X], die toen pas enkele weken bij VSL werkzaam was, [verzoekster] rauwelijks geconfronteerd met zijn visie, dat zij niet naar behoren functioneerde. In dit geding is dit standpunt van de heer [X] met enkele voorbeelden toegelicht. De juistheid van deze klachten, die door [verzoekster] wordt bestreden, kan in het midden blijven nu vaststaat dat ook de heer [X] [verzoekster] in het geheel geen gelegenheid heeft gegeven de wijze waarop zij haar functie uitoefende aan te passen aan de klachten en wensen van de heer [X].
Naar het oordeel van de kantonrechter is ook voldoende duidelijk geworden, dat de heer [X] zijn oordeel nimmer onderwerp van bespreking heeft willen maken. VSL heeft gesteld, dat ook de mediation door haar is gebruikt om [verzoekster] van de juistheid van het standpunt van de heer [X] te overtuigen.
Dat het standpunt van de heer [X] over het functioneren van [verzoekster] juist was is onvoldoende aan de hand van concrete en objectieve gegevens onderbouwd. Dat [verzoekster] onder de maat functioneerde is geenszins komen vast te staan.
Zou de heer [X] met zijn standpunt gelijk hebben, dan nog had VSL niet onmiddellijk tot functiewijziging mogen besluiten. Dit heeft zij wel gedaan, zonder [verzoekster] vóór of na juni 2010 een verbeter- of coachingstraject aan te bieden.
De kantonrechter is van oordeel dat tot zover VSL in strijd heeft gehandeld met elementaire verplichtingen van goed werkgeverschap en zonder redelijke grond en, in ieder geval, te vroeg [verzoekster] feitelijk uit haar functie heeft ontheven en haar, tegen haar zin, een andere functie heeft toebedeeld, die zonder enige twijfel als een aanzienlijke degradatie kan worden gezien.
Van [verzoekster] hoefde niet te worden verwacht met deze functiewijziging in te stemmen.
Ontwikkelingen na het kortgeding
[verzoekster] heeft gesteld, dat zij na het in het kort geding gewezen vonnis weliswaar is toegelaten tot de vestiging in Moerdijk maar niet tot haar werkzaamheden als holdingcontroller. Zij heeft ter toelichting onder meer gesteld, dat het haar niet was toegestaan om zich met de financiële administratie bezig te houden en dat haar werkzaamheden beperkt waren tot een tweetal projecten, die zij als "eenvoudige klusjes" heeft gekwalificeerd. Zij heeft aangevoerd, dat zij geen toegang kreeg tot de volledige financiële administratie, maar slechts tot het bedrijf waarop de "klus" betrekking had. Verder heeft zij gesteld, dat zij de hele dag alleen op een kamer zat en niemand eens kwam informeren hoe het ervoor stond. Na afronding van de eerste opdracht, zo stelt [verzoekster], zou de heer [X] gezegd hebben, dat hij nu even niets voor haar had en dat zij maar de spullen, waarmee ze bezig was geweest, moest gaan opruimen.
VSL heeft aangevoerd, dat [verzoekster] is verzocht enkele belangrijke projecten op te pakken. Het ging om de financiële afwikkeling van een liquidatieproces van een dochteronderneming in Duitsland en voorts om een investeringsproject voor de vestiging van VSL te Terneuzen.
Van deze projecten heeft [verzoekster] gesteld, dat haar werkzaamheden in het kader van de liquidatie van de dochteronderneming slechts bestonden uit het vergaren van documenten, die naar de externe adviseurs moesten worden gestuurd. Voor geen van beide projecten is haar een dossier ter beschikking gesteld en de vestigingsmanager van Terneuzen wist niet eens van haar terugkeer.
Uit hetgeen partijen over en weer hebben gesteld volgt, dat VSL na en ondanks het vonnis van de kortgedingrechter [verzoekster] niet heeft toegelaten tot haar functie van holdingcontroller, in ieder geval niet tot de overeengekomen werkzaamheden in deze functie op de gebruikelijke wijze en onder de gebruikelijke condities. VSL heeft immers niet de stelling van [verzoekster] bestreden, dat zij geen toegang kreeg tot de volledige financiële administratie en dat haar werkzaamheden werden beperkt tot een tweetal projecten. Ter zitting heeft VSL ook de stellingen van [verzoekster] met betrekking tot de inhoud van haar werkzaamheden in het kader van deze projecten onvoldoende bestreden. [verzoekster] had slechts de beschikking over een tweetal afgedrukte e-mails. Dat het project met betrekking tot de liquidatie meer omvatte dan het aanreiken van stukken aan de externe adviseurs heeft VSL evenmin kunnen toelichten. Het gebrek aan informatie en de verbaasde reactie van de vestigingsmanager Terneuzen heeft VSL ter zitting afgedaan met de opmerking dat zij als holdingcontroller haar gezag had moeten laten gelden en de gegevens desnoods moest gaan halen.
Op grond van deze feiten en omstandigheden komt de kantonrechter tot het oordeel, dat VSL [verzoekster] ook na het kort geding niet een faire kans heeft gegeven haar functie weer te gaan vervullen.
Dat [verzoekster] na alles wat sinds juni 2010 is gepasseerd tot de conclusie is gekomen, dat de arbeidsverhouding tussen partijen zodanig is verstoord dat ieder uitzicht op een verdere vruchtbare samenwerking is komen te ontbreken, acht de kantonrechter alleszins aannemelijk.
Het verzoek is dus toewijsbaar.
De arbeidsovereenkomst tussen partijen zal worden ontbonden per 1 juli 2011. Voor de verzochte ontbinding per 1 augustus ziet de kantonrechter geen grond.
[verzoekster] vraagt toekenning van een vergoeding rekening houdend met haar salaris, haar dienstverband en de C- factor 2.
VSL stelt in haar verweerschrift, dat het [verzoekster] van het begin van het meningsverschil af aan te doen is geweest om met een zak geld bij VSL te kunnen vertrekken. VSL stelt ook, dat [verzoekster] helemaal niet wilde wat zij in kort geding had gevorderd, namelijk de hervatting van werk.
Met deze stelling gaat VSL voorbij aan het feit, dat [verzoekster] de door VSL voorgestane functiewijziging niet behoefde te accepteren. Dat zij in eerste instantie herstel in haar oude functie heeft nagestreefd valt haar niet te verwijten. Zij is steeds op een vasthoudende maar correcte wijze voor haar standpunt en haar belang opgekomen. Dat zij, gezien de feiten en omstandigheden, die zich na het kortgeding hebben voorgedaan, de handdoek in de ring heeft gegooid, is begrijpelijk.
In het licht van alle feiten en omstandigheden is de kantonrechter van oordeel, dat de arbeidsverhouding tussen partijen onherstelbaar verstoord is geraakt door de handelwijze van VSL. Zij heeft in aanzienlijke mate gehandeld in strijd met haar verplichtingen van goed werkgeverschap. De kantonrechter is van oordeel, dat de gevraagde vergoeding redelijk en billijk is. VSL zal worden veroordeeld tot betaling van de gevraagde vergoeding.
Omdat VSL ongelijk krijgt zal zij in de kosten van het geding worden veroordeeld.
ontbindt de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst per 1 juli 2011;
kent aan [verzoekster] een vergoeding toe van € 352.534,00, tot betaling waarvan VSL wordt veroordeeld;
veroordeelt VSL in de kosten van het geding tot vandaag begroot op € 71,00 vastrecht en
€ 600,00 als bijdrage in de kosten van haar gemachtigde;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door Mr. J.P.M. van der Ham en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 30 mei 2011 in aanwezigheid van de griffier.