ECLI:NL:RBSHE:2011:BR2160

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
2 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 08/4227
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eigendom van opstallen door natrekking in het bestuursrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 2 mei 2011 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een B.V. gevestigd te [plaats], en de heffingsambtenaar van de gemeente 's-Hertogenbosch. Eiseres is eigenaar van een perceel grond waarop een dieseltank en een verkooppunt voor dieselbrandstoffen zijn gevestigd. De rechtbank moest beoordelen of eiseres ook eigenaar was van deze opstallen, die door natrekking eigendom van de grond zouden zijn geworden, zoals bedoeld in artikel 5:20 van het Burgerlijk Wetboek. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak vastgesteld voor de belastingjaren 2007 en 2008, maar eiseres betwistte deze waardebepalingen en stelde dat de opstallen niet door haar waren geplaatst, maar door een Handelsmaatschappij. De rechtbank oordeelde dat eiseres, als eigenaar van de grond, ook eigenaar was van de opstallen door natrekking. De rechtbank concludeerde dat de heffingsambtenaar eiseres terecht als belastingplichtige had aangemerkt en dat de WOZ-beschikkingen en OZB-aanslagen correct waren vastgesteld. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 08/4227
Uitspraakdatum: 2 mei 2011
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[eiseres] B.V., voorheen h.o.d.n. [bedrijfsnaam] B.V.,
gevestigd te [plaats], eiseres,
gemachtigde mr. J.G.M. van Mierlo,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente 's-Hertogenbosch, verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
Verweerder heeft bij beschikking van 29 februari 2008 krachtens artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [onroerende zaak] (Benzinepomp) (hierna: de onroerende zaak), per waardepeildatum 1 januari 2007, voor het tijdvak 1 januari 2008 tot 1 januari 2009 vastgesteld op € 152.000. In het desbetreffende geschrift is voor dit object ook de aanslag onroerende-zaakbelastingen (OZB) voor het belastingjaar 2008 bekendgemaakt.
Verweerder heeft bij beschikking van 30 juni 2008 krachtens voornoemd artikel de waarde van de onroerende zaak per waardepeildatum 1 januari 2005 voor het tijdvak 1 januari 2007 tot 1 januari 2008 vastgesteld op € 155.000. In het desbetreffende geschrift is ook de aanslag OZB voor het belastingjaar 2007 bekendgemaakt.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 21 november 2008 de waarde van de onroerende zaak voor de belastingjaren 2007 en 2008, alsmede de daarop betrekking hebbende aanslagen OZB gehandhaafd.
Eiseres heeft tegen die uitspraak bij brief van 3 december 2008, ter griffie ontvangen op 4 december 2008, beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 april 2011. Eiseres en haar gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen. Namens verweerder zijn [A] en [B] verschenen.
2. Feiten
De onroerende zaak betreft een bedrijfsobject, gelegen aan de [adres] te [plaats] en bestaat uit een dieseltank/verkooppunt voor dieselbrandstoffen, gelegen in, respectievelijk op, een aan eiseres in eigendom toebehorend perceel grond. Het perceel omvat naast de dieseltank en het verkooppunt tevens het bedrijf van eiseres en een woning. De oppervlakte van de grond waarop de onroerende zaak is gelegen bedraagt ongeveer 170 m2.
3. Geschil
In geschil is of verweerder eiseres terecht heeft aangemerkt als genothebbende van de opstallen, en, indien deze vraag bevestigend wordt beantwoord of verweerder het object op juiste wijze heeft afgebakend.
Eiseres heeft aangevoerd – zakelijk weergegeven – dat zij alleen de eigenaar is van de grond onder het verkooppunt en dat de op de grond aanwezige opstallen, te weten een dieseltank en een verkooppunt voor haar eigen vrachtauto’s (hierna samen aan te duiden als benzinepomp), niet door haar, maar door Handelsmaatschappij [Handelsmaatschappij] B.V. (hierna: de Handelsmaatschappij) te [plaats] zijn geplaatst. Eiseres heeft in dit verband gewezen op de samenwerkingsovereenkomst “kreditank”, zoals deze op 17 april 1992 tussen de rechtsvoorgangster [bedrijfsnaam] B.V en voornoemde Handelsmaatschappij is gesloten, alsmede op een afschrift van de akte van kwalitatieve verbintenis voor Expeditie- en Transportbedrijf Dollevoet B.V. van 21 juni 1993. Gelet hierop is eiseres van mening dat enkel de WOZ-beschikkingen die betrekking hebben op de grond die is gelegen onder het verkooppunt aan haar bekend kunnen worden gemaakt. Verweerder heeft bij de in geschil zijnde waardebeschikkingen ten onrechte de opstallen inbegrepen, aldus eiseres. Ten slotte heeft eiseres aangegeven dat verweerder tot het belastingjaar 2007 het object nooit als zelfstandig object heeft afgebakend.
Verweerder heeft zich, kort gezegd, op het standpunt gesteld dat eiseres, als genothebbende krachtens eigendom, terecht als belanghebbende voor de onderhavige waardebeschikkingen is aangemerkt. Verder heeft verweerder aangeven dat de benzinepomp voor de belastingjaren 2007 en 2008 is afgesplitst, omdat eiseres sinds 1 januari 2007 geen gebruiker meer is van de benzinepomp. De waardebeschikkingen van de onroerende zaak zijn om die reden terecht aan eiseres opgelegd, aldus verweerder.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.
4. Beoordeling van het geschil
Ingevolge de Wet WOZ wordt de waarde van een onroerende zaak bepaald op de waarde die daar aan dient te worden toegekend indien de volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger de zaak in de staat waarin die zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in gebruik zou kunnen nemen. Daarbij heeft als waarde te gelden de waarde in het economische verkeer, ofwel de prijs, die bij aanbieding ten verkoop op de voor die onroerende zaak meest geschikte wijze na de beste voorbereiding door de meest biedende gegadigde voor de onroerende zaak zou zijn betaald.
Daarbij gelden als waardepeildata 1 januari 2005 en 1 januari 2007 en dient de waarde van de onroerende zaak op grond van artikel 18, eerste lid, van de Wet WOZ te worden bepaald naar de staat waarin het object op de waardepeildatum verkeerde.
Partijen zijn allereerst verdeeld over de vraag of verweerder eiseres terecht heeft aangemerkt als genothebbende krachtens eigendom van de benzinepomp.
De rechtbank stelt voorop dat niet ter discussie staat dat eiseres eigenaar is van de grond onder de benzinepomp. Nu vaststaat dat eiseres de eigenaar van de grond is en op grond van de door eiseres overgelegde stukken niet aannemelijk is geworden dat ten aanzien van de op deze grond gebouwde opstallen, te weten de dieseltank en het verkooppunt, een recht van opstal is gevestigd, betekent dit dat eiseres, als eigenaar van de grond, door natrekking als bedoeld in 5:20 van het Burgerlijk Wetboek, tevens eigenaar is geworden van de daarop gebouwde opstallen. Uit het voorgaande volgt, naar het oordeel van de rechtbank, dat verweerder met juistheid tot de conclusie is gekomen dat eiseres, zijnde de genothebbende krachtens eigendom, als belastingplichtige is aan te merken. Hetgeen in de samenwerkingsovereenkomst in onderdeel 2.2 is vastgelegd omtrent de eigendom van de benzinepomp doet hieraan niet af omdat deze bepaling geen goederrechtelijke werking heeft. In dit verband heeft verweerder tevens op goede gronden verwezen naar ter zake van belang zijnde jurisprudentie (vergelijk de uitspraken van 3 oktober 2001 (BB 2002/275) en van 29 augustus 2003 (gepubliceerd op www.rechtspraak.nl onder LJN: AL8318) van het Gerechtshof ’s-Gravenhage en de uitspraak van 16 oktober 2006 van de rechtbank Haarlem ( LNN: AZ2182). Eiseres, die niet ter zitting is verschenen, heeft het tegendeel niet aannemelijk gemaakt..
Resteert de vraag of verweerder de onroerende zaak na 1 januari 2007 terecht heeft afgesplitst als zelfstandig object van het object [onroerende zaak] (bedrijf) waartoe het eerst behoorde.
Door eiseres wordt niet betwist dat zij sinds 1 januari 2007 geen gebruiker meer is van de benzinepomp. Na 1 januari 2007 is derhalve het gebruik en het eigendom van de benzinepomp niet langer in dezelfde handen zodat verweerder op goede gronden overeenkomstig artikel 16, aanhef en onder c, van de Wet WOZ het object [onroerende zaak] (benzinepomp) afgesplitst heeft van het object [onroerende zaak] (bedrijf).
De rechtbank stelt ten slotte vast dat de aan de onroerende zaak voor de belastingjaren 2007 en 2008 toegekende waarden niet in geding zijn. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat het beroep ongegrond dient te worden verklaard. De onderwerpelijke WOZ-beschikkingen en OZB-aanslagen zijn derhalve terecht en tot de juiste waarden/bedragen vastgesteld.
5. Proceskosten en griffierecht
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De rechtbank acht evenmin termen aanwezig om te bepalen dat verweerder eiseres griffierecht moet vergoeden.
6. Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan door mr. D.J. de Lange, voorzitter, en mr. A.J. Kromhout en mr. M.M.L. Wijnen , leden van de meervoudige kamer, in tegenwoordigheid van drs. H.A.J.A. van de Laar, griffier, en uitgesproken in het openbaar op 2 mei 2011.
Afschrift aangetekend
verzonden aan partijen op:
<small><i>Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ te 's-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Partijen kunnen ook beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Dit is echter alleen mogelijk indien de wederpartij daarmee schriftelijk instemt.</i></small>