ECLI:NL:RBSHE:2011:BQ9814
Rechtbank 's-Hertogenbosch
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak voor schending van het ambtsgeheim door een officier van justitie
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 30 juni 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een officier van justitie, die werd beschuldigd van het schenden van het ambtsgeheim. De verdachte, geboren in 1963 en werkzaam als officier van justitie bij het arrondissementsparket Zwolle, werd ervan beschuldigd vertrouwelijke informatie over een persoon, aangeduid als [aangever], te hebben verstrekt aan [medeverdachte], een rechter-commissaris. De tenlastelegging betrof het opzettelijk schenden van geheimhoudingsplicht, zoals vastgelegd in artikel 272 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 20 januari 2011 informatie over [aangever] heeft gedeeld met [medeverdachte] via e-mail. De informatie betrof het strafrechtelijk verleden van [aangever] en was verkregen uit het Justitiële Documentatieregister en andere bronnen. De verdachte heeft verklaard dat hij niet op de hoogte was van de privé-invalshoek van [medeverdachte] en dat hij de informatie opvroeg in het kader van zijn werkzaamheden als officier van justitie.
De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet opzettelijk heeft gehandeld en dat er geen bewijs was dat hij zich bewust was van de mogelijkheid dat hij zijn ambtelijke geheimhoudingsplicht zou schenden. De rechtbank concludeerde dat de verdachte wel onachtzaamheid kon worden verweten, maar dat dit niet voldeed aan de vereisten voor een veroordeling op basis van artikel 272 Sr. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten.
De uitspraak benadrukt het belang van de context waarin ambtelijke informatie wordt gedeeld en de noodzaak voor een duidelijke scheiding tussen privé- en beroepsmatige contacten tussen functionarissen in het rechtssysteem. De rechtbank heeft de zaak beoordeeld op basis van de feiten en omstandigheden en kwam tot de conclusie dat er onvoldoende bewijs was voor opzet, wat leidde tot de vrijspraak.