ECLI:NL:RBSHE:2011:BQ6531

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
1 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/820827-10
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor sociaal psychiatrisch verpleegkundige wegens ontucht met patiënt

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 1 juni 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een man die als sociaal psychiatrisch verpleegkundige werkzaam was. De verdachte is beschuldigd van meermalen ontucht met een patiënt, die zich aan zijn zorg had toevertrouwd, gedurende de periode van 31 maart 2008 tot en met 1 oktober 2009. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, terwijl hij in de gezondheidszorg werkte, verschillende seksuele handelingen heeft verricht met de aangeefster, die zich in een kwetsbare positie bevond. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, en het feit dat hij al enige tijd in behandeling is voor een burn-out. De verdachte heeft zijn spijt betuigd en heeft de schadevergoeding van 7800 euro aan de benadeelde partij betaald. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 10 maanden met een proeftijd van 2 jaar. De vordering van de benadeelde partij is afgewezen, omdat het gevorderde bedrag reeds was betaald. De rechtbank heeft de zaak behandeld op tegenspraak en heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd, waarbij de verdachte niet-ontvankelijk werd verklaard in de vordering van de benadeelde partij.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/820827-10
Datum uitspraak: 01 juni 2011
Vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[Verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats], [adres].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 19 mei 2011.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 11 november 2010.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij meermalen, althans eenmaal in of omstreeks de periode van 31 maart 2008
tot en met 1 oktober 2009 te Eindhoven, terwijl hij toen (telkens) werkzaam
was in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke zorg als sociaal
psychiatrisch verpleegkundige, (telkens) ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer1], die zich als patient en/of als client aan verdachte's hulp en/of
zorg had toevertrouwd, immers heeft hij verdachte
- zijn penis in de vagina en/of in de mond van voornoemde [slachtoffer1] gebracht
en/of
- aan de vagina van voornoemde [slachtoffer1] gelikt en/of
- zijn vinger(s) in de vagina van voornoemde [slachtoffer1] gebracht en/of
- voornoemde [slachtoffer1] hardhandig bij de borsten gegrepen en/of
- het lichaam van voornoemde [slachtoffer1] betast;
(artikel 249 van het Wetboek van Strafrecht)
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht het tenlastegelegde feit bewezen, met dien verstande dat de pleegperiode zou kunnen worden ingekort tot en met 1 augustus 2009.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging wenst geen verweer te voeren omdat verdachte het tenlastegelegde integraal heeft erkend. Eventueel zou de pleegperiode ingekort kunnen worden tot 1 juli 2009.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank acht, op grond van de bewijsmiddelen, bestaande in:
- de bekennende verklaring van verdachte als bedoeld in artikel 359, lid 3 van het Wetboek van Strafvordering ;
- de aangifte van [slachtoffer1] ;
- de verklaring van [persoon1] ;
- E-mails
wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
meermalen, in de periode van 31 maart 2008 tot 1 augustus 2009 te Eindhoven,
terwijl hij toen werkzaam was in de gezondheidszorg als sociaal
psychiatrisch verpleegkundige, telkens ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer1], die zich als patient en/of als client aan verdachte's hulp had toevertrouwd, immers heeft hij verdachte
- zijn penis in de vagina en in de mond van voornoemde [slachtoffer1] gebracht en
- aan de vagina van voornoemde [slachtoffer1] gelikt en
- zijn vinger(s) in de vagina van voornoemde [slachtoffer1] gebracht en
- voornoemde [slachtoffer1] hardhandig bij de borsten gegrepen en
- het lichaam van voornoemde [slachtoffer1] betast.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
Een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [slachtoffer1] in haar vordering.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging sluit zich aan bij het standpunt van de officier van justitie voor wat betreft de op te leggen straf.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De rechtbank is van oordeel dat sprake is van ernstige feiten.
Verdachte heeft als sociaal psychiatrisch verpleegkundige ernstig misbruik gemaakt van de situatie waarin hij aangeefster als patiënt/cliënt moest begeleiden in het kader van haar behandeling bij de GGzE. Hij kende de psychische kwetsbaarheid van aangeefster maar hij is toch een relatie met haar aangegaan. Daarbij kwam het gedurende een periode van 16 maanden veelvuldig tot seksuele contacten tijdens zijn wekelijkse huisbezoeken aan aangeefster.
Verdachte wist dat hij daarmee handelde in strijd met de Nationale Beroepscode van
Verpleegkundigen en Verzorgenden en ook in strijd met het protocol betreffende
grensoverschrijdend gedrag van zijn werkgever, de GGzE. Desondanks is hij met de relatie en het veelvuldig seksueel contact doorgegaan en heeft hij daarover geen van zijn leidinggevenden en collega ‘s en evenmin de behandelend psychiater geraadpleegd, terwijl dat gezien de ontstane situatie op zijn weg had gelegen. Verdachte had ook stappen kunnen ondernemen om te zorgen voor toewijzing van een andere begeleider aan aangeefster maar dat heeft hij evenmin gedaan.
Aangeefster liep vanwege haar kwetsbaarheid extra risico’s op schade als gevolg van de relatie en de emotionele gevolgen daarvan. Bovendien was er, zoals aangeefster verklaart, geen sprake meer van enige therapeutische begeleiding door verdachte, maar draaide bij zijn huisbezoeken alles om het seksuele contact. Aangeefster kreeg dus ook niet de therapeutische begeleiding die zij nodig had.
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank in beginsel een onvoorwaardelijke
gevangenisstraf op zijn plaats.
Anderzijds echter weegt de rechtbank de volgende omstandigheden mee, die leiden tot matiging van de straf.
Na de klacht van aangeefster bij de GGzE en een gesprek met zijn werkgever waarin
verdachte het misbruik direct heeft toegegeven, is verdachte op staande voet ontslagen.
Verdachte heeft vervolgens uit eigen beweging een psychiater geraadpleegd en ondergaat al enige tijd een behandeling die nog enige tijd in beslag zal nemen. Hij lijdt aan een burn-out en is nog niet in staat om op zoek te gaan naar een nieuwe baan.
Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Eindhoven heeft naar aanleiding van een klacht van aangeefster op 3 november 2010 aan verdachte de bevoegdheid ontzegd om werkzaam te zijn in de individuele (een op een) patiëntenzorg, welke uitspraak ook is gepubliceerd.
Verdachte is meer dan 30 jaren in de gezondheidszorg werkzaam geweest en er zijn geen aanwijzingen dat hij zich eerder heeft schuldig gemaakt aan een vergelijkbaar incident.
Verdachte heeft zijn spijt betuigd en heeft - kort voor de zitting - aan aangeefster het door haar gevorderde bedrag van 7800 euro aan schadevergoeding betaald.
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat na te melden voorwaardelijke gevangenisstraf passend is. De op te leggen gevangenisstraf zal niet worden tenuitvoergelegd mits verdachte zich tot het einde van de hierna vast te stellen proeftijd aan de voorwaarde houdt dat hij zich niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken. De rechtbank wil met een en ander enerzijds de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten tot uitdrukking brengen en anderzijds door invloed uit te oefenen op het gedrag van de verdachte het door verdachte opnieuw plegen van een strafbaar feit tegengaan.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer1]
De rechtbank zal de vordering afwijzen, omdat veroordeelde -nadat de vordering tot schadevergoeding was ingediend- het gevorderde bedrag aan benadeelde van 7800 euro heeft betaald. Een en ander blijkt uit een door de verdediging ter terechtzitting overgelegde afdruk van een digitale betalingsopdracht en de verklaring ter terechtzitting van [gemachtigde benadeelde partij], gemachtigde van de benadeelde partij, dat het gevorderde bedrag vóór de terechtzitting door benadeelde is ontvangen.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 57, 249.
DE UITSPRAAK
Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
werkzaam in de gezondheidszorg ontucht plegen met iemand die zich als patiënt
of cliënt aan zijn hulp heeft toevertrouwd, meermalen gepleegd
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf:
Gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van
2 jaren.
Afwijzing van de civiele vordering van de benadeelde partij [slachtoffer1].
Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt tot op
heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M. Lammers, voorzitter,
mr. E.W. van den Heuvel en mr. P.J. Appelhof, leden,
in tegenwoordigheid van L.D. Wittenberg, griffier,
en is uitgesproken op 1 juni 2011.
Mr. P.J. Appelhof voornoemd is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.