ECLI:NL:RBSHE:2011:BQ5072

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
18 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
220572 - HA ZA 10-2508
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van verzet wegens niet tijdig indienen van verzetdagvaarding

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 18 mei 2011 uitspraak gedaan in een verzetprocedure tussen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid WFL en [B]. WFL had in een eerdere verstekprocedure een vordering ingesteld tegen [B] en was bij verstek veroordeeld tot betaling van een bedrag van EUR 6.979,50, alsook buitengerechtelijke kosten en wettelijke handelsrente. [B] heeft verzet aangetekend tegen dit verstekvonnis, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat de verzetdagvaarding niet tijdig ter griffie is ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzetdagvaarding op 3 september 2010 is ingesteld, maar dat deze niet tijdig is ingediend voorafgaand aan de in de dagvaarding vermelde roldatum van 15 september 2010. WFL heeft aangevoerd dat de verzetdagvaarding niet tijdig is ingediend, en dit is door de rechtbank bevestigd. De rechtbank heeft ook gekeken naar de herstelexploten die door [B] zijn ingediend, maar deze werden niet als geldig beschouwd omdat de dagvaarding niet op de juiste wijze was ingediend. De rechtbank heeft geconcludeerd dat [B] niet-ontvankelijk is in het verzet, wat betekent dat de inhoudelijke beoordeling van de zaak niet aan de orde komt. [B] is als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van de verzetprocedure, die zijn begroot op EUR 384,00. De uitspraak is openbaar gedaan door mr. N.W.A. Stegeman-Kragting.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 220572 / HA ZA 10-2508
Vonnis in verzet van 18 mei 2011
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[WFL].,
gevestigd te [adres]
eiseres,
gedaagde in het verzet,
advocaat mr. E. Wilke te Rotterdam,
tegen
[B]
h.o.d.n. [XX]
wonende te [adres]
gedaagde,
eiseres in het verzet,
advocaat mr. H.W.M. Vos te ‘s-Hertogenbosch.
Partijen zullen hierna WFL en [B] worden genoemd.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure is als volgt:
- het exploot van dagvaarding van 22 juni 2010
- het – bij verstek gewezen – vonnis van 28 juli 2010 onder zaak- en rolnummer 214562 / HA ZA 10-1563
- het exploot van verzetdagvaarding van 3 september 2010
- het herstelexploot van de zijde van [B] van 13 oktober 2010
- de incidentele conclusie inzake niet-ontvankelijkheid van opposante dan wel nietigheid van de verzetdagvaarding van de zijde van WFL van 8 december 2010
- het tussenvonnis in verzet van 5 januari 2011
- het proces-verbaal van comparitie van 26 april 2011
- de akte vermeerdering van eis van de zijde van WFL van 26 april 2011.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. In april 2008 heeft WFL in opdracht van [B] een auto vanuit de Verenigde Staten van Amerika naar Rotterdam vervoerd en ingeklaard.
2.2. Sindsdien bewaart WFL de auto voor [B] en brengt zij bewaarloon bij [B] in rekening.
3. Het geschil
3.1. WFL heeft in de verstekprocedure gevorderd dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis [B] zal veroordelen:
- tot betaling van een bedrag van EUR 6.979,50,
- tot betaling van een bedrag van EUR 768,00 aan buitengerechtelijke kosten,
- in de wettelijke handelsrente primair te rekenen vanaf de dag der opeisbaarheid van de vorderingen,
- in de kosten van de procedure,
- in de nakosten volgens het liquidatietarief, indien en voor zover gedaagde niet binnen 10 dagen na uitspraak vrijwillig aan de in het vonnis vermelde veroordeling voldoet.
3.2. Bij het verstekvonnis zijn vermelde vorderingen van WFL toegewezen, met dien verstande dat de gevorderde veroordeling tot betaling van nakosten is beperkt. De proceskosten aan de zijde van WFL tot de dag van de uitspraak zijn begroot op in totaal EUR 771,89.
3.3. [B] vordert in het verzet dat het verstekvonnis wordt vernietigd en dat de vorderingen van WFL alsnog worden afgewezen.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Tussen partijen is niet in geschil dat het verzet – op 3 september 2010 – tijdig en op de juiste wijze is ingesteld. Wel is in geschil of de verzetdagvaarding tijdig ter griffie is ingediend, gelet op het bepaalde in artikel 125 lid 4 Rv.
4.2. WFL stelt dat dit niet het geval is en voert daartoe het volgende aan. In de verzetdagvaarding is WFL aangezegd op 15 september 2010 te verschijnen voor de rechtbank ’s-Hertogenbosch. [B] heeft de verzetdagvaarding echter niet tijdig voorafgaand aan de rolzitting van 15 september 2010 aangebracht. Dit verzuim heeft [B] hersteld met een herstelexploot van 24 september 2010 (hierna: het 1e herstelexploot), waarin WFL is opgeroepen om op 6 oktober 2010 te verschijnen. Ook voorafgaand aan die datum is de verzetdagvaarding niet tijdig door [B] aangebracht. Op 13 oktober 2010 heeft [B] door middel van een herstelexploot (hierna: het 2e herstelexploot) WFL opnieuw opgeroepen te verschijnen, nu op 8 december 2010. Voorafgaand aan die datum is de verzetdagvaarding wel ter griffie ingediend. WFL stelt zich op het standpunt dat [B] het tweede verzuim (het niet tijdig ter griffie indienen van de verzetdagvaarding voorafgaand aan de in het 1e herstelexploot genoemde roldatum) niet kan herstellen en dat dit leidt tot niet-ontvankelijkheid van [B] in het verzet dan wel tot nietigheid van de verzetdagvaarding.
4.3. [B] erkent dat zij de verzetdagvaarding niet voorafgaand aan de in de verzetdagvaarding en de in het 1e herstelexploot aangezegde data ter griffie heeft ingediend. Dit is pas gebeurd voorafgaand aan de in het 2e herstelexploot aangezegde rechtsdag. [B] stelt zich op het standpunt dat WFL hierdoor niet in haar belangen is geschaad en refereert zich op dit punt voor het overige aan het oordeel van de rechtbank.
4.4. De rechtbank overweegt als volgt. In artikel 125 lid 2 Rv is bepaald dat het exploot van dagvaarding uiterlijk op de laatste dag voorafgaande aan de in de dagvaarding vermelde roldatum ter griffie moet worden ingediend. Indien dit niet gebeurt, is sprake van een verzuim dat niet leidt tot nietigheid van de dagvaarding, maar in beginsel tot niet-ontvankelijkheid van het verzet (o.a. HR 22 april 2005, NJ 2006/502).
Artikel 125 lid 4 Rv bepaalt dat de aanhangigheid van het geding vervalt indien het exploot van dagvaarding niet uiterlijk op de in art. 125 lid 2 Rv genoemde dag ter griffie is ingediend, tenzij binnen twee weken na de in de dagvaarding vermelde roldatum een geldig herstelexploot is uitgebracht.
De in deze bepaling genoemde termijn van twee weken vangt aan op de oorspronkelijk aangezegde rechtsdag (in dit geval 15 september 2010), zoals ook blijkt uit HR 5 december 1997, NJ 1998/193. Voor het verstrijken van die termijn – op 24 september 2010 – heeft [B] weliswaar een 1e herstelexploot uitgebracht, maar dit is geen geldig herstelexploot omdat de dagvaarding niet voor de in het herstelexploot vermelde rechtsdag ter griffie is ingediend. Het 2e herstelexploot is niet binnen de in artikel 125 lid 4 genoemde termijn uitgebracht. Dit betekent dat [B] niet-ontvankelijk is in zijn verzet.
4.5. De consequentie hiervan is dat de rechtbank niet toekomt aan een inhoudelijke bespreking van de stellingen en weren van partijen (ook niet ten aanzien van de vermeerdering van eis door WFL).
4.6. [B] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het verzet worden verwezen. De kosten worden aan de zijde van WFL begroot op EUR 384,00 voor salaris advocaat (1 punt x tarief EUR 384,00).
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. verklaart [B] niet-ontvankelijk in het verzet,
5.2. veroordeelt [B] in de kosten van de verzetprocedure, aan de zijde van WFL tot op heden begroot op EUR 384,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.W.A. Stegeman-Kragting en in het openbaar uitgesproken op 18 mei 2011.