ECLI:NL:RBSHE:2011:BQ4148
Rechtbank 's-Hertogenbosch
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen administratieve sanctie voor parkeren in een park
In deze zaak heeft appellante, geboren in 1988 en woonachtig te [woonplaats], beroep aangetekend tegen een beslissing van de officier van justitie, die op 4 april 2010 een administratieve sanctie had opgelegd. Deze sanctie was opgelegd omdat appellante haar voertuig had geparkeerd in een park, wat in strijd is met de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De zitting vond plaats op 13 april 2011, waar zowel de vertegenwoordiger van de officier van justitie als appellante gehoord zijn.
Appellante voerde aan dat er onvoldoende parkeerruimte was bij het kantoor van het UWV, waar zij zich moest melden na het verlies van haar baan. De kantonrechter overwoog dat, hoewel de appellante de gedraging niet betwistte, het de verantwoordelijkheid van de bestuurder is om een geschikte parkeerplaats te vinden. De kantonrechter concludeerde dat, indien er niet voldoende parkeerruimte is, de bestuurder moet accepteren dat er niet voor de deur kan worden geparkeerd en dat er een alternatieve parkeerplaats moet worden gezocht.
De kantonrechter stelde vast dat appellante geen feiten of omstandigheden had aangevoerd die aanleiding gaven om de beschikking van de officier van justitie te vernietigen. Ook de verzoeken om de sanctie te verlagen werden afgewezen, aangezien de sanctie landelijk was vastgesteld en appellante geen relevante argumenten had aangedragen. Uiteindelijk werd het beroep ongegrond verklaard.
De beslissing werd op 27 april 2011 openbaar uitgesproken door mr. W.P.C.G. Derksen, kantonrechter, in aanwezigheid van de griffier.