ECLI:NL:RBSHE:2011:BQ4148

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
27 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
712384
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen administratieve sanctie voor parkeren in een park

In deze zaak heeft appellante, geboren in 1988 en woonachtig te [woonplaats], beroep aangetekend tegen een beslissing van de officier van justitie, die op 4 april 2010 een administratieve sanctie had opgelegd. Deze sanctie was opgelegd omdat appellante haar voertuig had geparkeerd in een park, wat in strijd is met de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De zitting vond plaats op 13 april 2011, waar zowel de vertegenwoordiger van de officier van justitie als appellante gehoord zijn.

Appellante voerde aan dat er onvoldoende parkeerruimte was bij het kantoor van het UWV, waar zij zich moest melden na het verlies van haar baan. De kantonrechter overwoog dat, hoewel de appellante de gedraging niet betwistte, het de verantwoordelijkheid van de bestuurder is om een geschikte parkeerplaats te vinden. De kantonrechter concludeerde dat, indien er niet voldoende parkeerruimte is, de bestuurder moet accepteren dat er niet voor de deur kan worden geparkeerd en dat er een alternatieve parkeerplaats moet worden gezocht.

De kantonrechter stelde vast dat appellante geen feiten of omstandigheden had aangevoerd die aanleiding gaven om de beschikking van de officier van justitie te vernietigen. Ook de verzoeken om de sanctie te verlagen werden afgewezen, aangezien de sanctie landelijk was vastgesteld en appellante geen relevante argumenten had aangedragen. Uiteindelijk werd het beroep ongegrond verklaard.

De beslissing werd op 27 april 2011 openbaar uitgesproken door mr. W.P.C.G. Derksen, kantonrechter, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK 's-HERTOGENBOSCH
Sector Kanton, locatie 's-Hertogenbosch
Zaaknummer : 712384.
MU nummer : 475/10.
CJIB nummer : [nummer].
WET ADMINISTRATIEF RECHTELIJKE HANDHAVING VERKEERSVOORSCHRIFTEN (WAHV).
Op 17 mei 2010 is een beroepschrift ingekomen van [appellant], geboren [geboortedatum] 1988, wonende te [woonplaats] aan [adres].
Het beroepschrift is gericht tegen de beschikking van de officier van justitie d.d. 4 april 2010.
De vertegenwoordiger van de officier van justitie en appellante zijn gehoord ter openbare terechtzitting van de kantonrechter te 's-Hertogenbosch d.d. 13 april 2011.
Gelet op de op de zaak betrekking hebbende stukken.
OVERWEGENDE:
Appellante is in beroep gekomen tegen een beslissing van de officier van justitie.
Voor de betaling van de sanctie en de administratiekosten is zekerheid gesteld.
Het beroep is ontvankelijk.
Aan appellante is een administratieve sanctie opgelegd terzake een voertuig laten staan in een park, plantsoen, openbare beplantingen of groenstroken. Appellante voert aan dat er weinig parkeerruimte is bij de plaats waar zij moest zijn. Dat was het kantoor van het UWV waar zij zich moest melden omdat zij haar baan was kwijtgeraakt.
De kantonrechter overweegt als volgt:
Vast staat dat de gedraging is gepleegd. Dat blijkt uit de aangeleverde gedragsgegevens. Appellante heeft de gedraging niet betwist. Degene die de auto wil parkeren zal dat moeten doen op een plaats waar dat mag. Indien er niet voldoende plaats is zal de bestuurder moeten aanvaarden dat er niet voor de deur kan worden geparkeerd en zal er dus een andere plaats moeten worden gezocht.
Appellante heeft geen feiten en of omstandigheden aangevoerd die reden geven de beschikking te vernietigen.
Appellante heeft aangevoerd dat de sanctie dient te worden verlaagd. De sanctie is echter landelijk vastgesteld voor deze gedraging en appellante heeft geen feiten aangevoerd die reden geven om een lager bedrag aan sanctie op te leggen.
Het beroep wordt ongegrond verklaard.
BESLISSING:
De kantonrechter,
verklaart het beroep ongegrond.
Gegeven door mr. W.P.C.G. Derksen, kantonrechter en op 27 april 2011 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.